ECLI:NL:RBAMS:2025:226

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
13/169830-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel wegens schending van grondrechten in detentie in Polen

Op 14 januari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Warszawa, Polen. De rechtbank heeft besloten geen gevolg te geven aan het EAB en heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot behandeling van het EAB. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon, geboren in Polen, een reëel gevaar loopt op schending van zijn grondrechten in detentie in Polen, met name door de omstandigheden waaronder hij zou worden vastgehouden. De rechtbank heeft de termijn om dit gevaar weg te nemen als verstreken beschouwd.

De zaak heeft een lange procesgang gekend, met meerdere zittingen en tussenuitspaken. Tijdens de zittingen zijn vragen gesteld aan de Poolse autoriteiten over de detentieomstandigheden, maar de rechtbank ontving geen bevredigende antwoorden. De rechtbank heeft herhaaldelijk de beslistermijn verlengd, maar concludeerde uiteindelijk dat er geen nieuwe informatie was die het gevaar voor de opgeëiste persoon kon wegnemen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de redelijke termijn voor het verkrijgen van informatie was verstreken en dat er geen reden was om de zaak nogmaals aan te houden.

De rechtbank heeft in haar oordeel de relevante artikelen van de Overleveringswet (OLW) betrokken, met name artikel 11, dat betrekking heeft op de detentieomstandigheden en de bescherming van grondrechten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opgeëiste persoon niet in overleveringsdetentie zit en dat er geen reële mogelijkheid is dat het gevaar voor schending van zijn grondrechten kan worden uitgesloten. Daarom is besloten om geen gevolg te geven aan het EAB en is de overleveringsprocedure beëindigd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/169830-24
Datum uitspraak: 14 januari 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 23 mei 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 december 2023 door
the Regional Court in Warszawa, VIII Criminal Department, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1989,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De zitting van 18 juli 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 18 juli 2024, in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. Jonk, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2] Daarnaast is de gevangenhouding bevolen en tegelijkertijd geschorst onder de al eerder opgelegde voorwaarden.
De tussenuitspraak van 1 augustus 2024
De rechtbank heeft op 1 augustus 2024 [3] een tussenuitspraak gewezen, waarbij het onderzoek is heropend en voor onbepaalde tijd geschorst om de officier van justitie aan de uitvaardigende justitiële autoriteit vragen te laten stellen over de detentieomstandigheden in Polen. Bij tussenuitspraak is de beslistermijn met 30 dagen verlengd op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW en de gevangenhouding is ook met 30 dagen verlengd op grond van artikel 27, derde lid, OLW, met voortduring van de schorsing.
De zitting van 11 september 2024
De raadkamer heeft op 11 september 2024 de beslistermijn verlengd met 30 dagen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW en heeft de gevangenhouding eveneens met 30 dagen verlengd op grond van artikel 27, derde lid, OLW, met voortduring van de schorsing.
De zitting van 16 oktober 2024
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 16 oktober 2024, in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is, in strijd met de voorwaarden waaronder de overleveringsdetentie is geschorst, niet verschenen en is vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. M. Jonk, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft de zaak voor bepaalde tijd aangehouden, omdat er nog geen antwoord van de uitvaardigende justitiële autoriteit is gekomen op de vragen die in de tussenuitspraak zijn gesteld.
De rechtbank heeft de beslistermijn met 30 dagen verlengd op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW en heeft de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW eveneens verlengd. De rechtbank heeft het bevel tot schorsing van de overleveringsdetentie opgeheven.
De zitting van 12 november 2024
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 12 november 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde raadsman, mr. M. Jonk, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft de beslistermijn met 30 dagen verlengd op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
De tussenuitspraak van 26 november 2024
De rechtbank heeft op 26 november 2024 een tussenuitspraak gewezen, waarbij het onderzoek is heropend en is geschorst, waarbij is bepaald dat de zaak opnieuw moet worden ingepland op een zitting op 26 december 2024 of uiterlijk tien dagen daarna. De rechtbank heeft de beslissing over de overlevering aangehouden op grond van artikel 11, tweede lid, OLW in verband met het vastgestelde gevaar voor de opgeëiste persoon op schending van zijn grondrechten in detentie in Polen.
Bij de tussenuitspraak is de beslistermijn op grond van artikel 22, vierde lid, sub c, OLW met 60 dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
De zitting van 31 december 2024
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 31 december 2024, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde raadsman, mr. M. Jonk, advocaat in Amsterdam.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraken van 1 augustus 2024 en 26 november 2024

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 1 augustus 2024. Hierin heeft de rechtbank de grondslag van het EAB, de inhoud van het EAB, de strafbaarheid van de feiten en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU (dat ziet op de Poolse rechtstaat) al beoordeeld. De rechtbank heeft deze overwegingen in de tussenuitspraak van
26 november 2026 als herhaald en ingelast beschouwd. Ook in deze uitspraak dienen deze overwegingen als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

4.1
Inleiding
De rechtbank verwijst in dit kader allereerst naar haar overwegingen onder 5. van de tussenuitspraak van 1 augustus 2024 en haar overwegingen onder 4. van de tussenuitspraak van 26 november 2024. Deze overwegingen dienen hier eveneens als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De rechtbank heeft in de tussenuitspraak van 26 november 2024 geoordeeld dat het algemene gevaar op schending van grondrechten in detentie in Polen voor voorlopig gedetineerden (
remand regime) niet is weggenomen voor de opgeëiste persoon door de informatie in de brief van 21 oktober 2024 van
the Regional Prosecutor’s Office in Warszawa.De rechtbank heeft dan ook aangenomen dat sprake is van een gevaar voor de opgeëiste persoon van schending van de grondrechten wegens de detentieomstandigheden in het Poolse
remand regime(in
the Warszawa-Białołęka Arrest Centre). De rechtbank heeft de zaak vervolgens aangehouden op grond van artikel 11, tweede lid, OLW, omdat er een mogelijkheid bestaat dat bij wijziging van de omstandigheden het reële gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling alsnog – en binnen afzienbare tijd – kan worden uitgesloten. Die redelijke termijn is bepaald op 30 dagen (tot 26 december 2024). Ook is overwogen dat als er niet binnen die redelijke termijn informatie zou worden ontvangen waaruit een wijziging van omstandigheden blijkt, er geen gevolg zou worden gegeven aan het EAB op grond van artikel 11, eerste lid, OLW.
De parketsecretaris heeft bij e-mail van 28 november 2024 aanvullende vragen gesteld aan de Poolse autoriteit over – samengevat – het aantal uren dat de opgeëiste persoon gegarandeerd buiten zijn cel kan verblijven en het gegarandeerde aantal vierkante meters persoonlijke leefruimte voor de opgeëiste persoon. Uit deze e-mail blijkt dat de parketsecretaris eerder ook aanvullende vragen had gesteld aan de Poolse autoriteit en dat daarover in meerdere e-mails is gecorrespondeerd. Kort voorafgaand aan de zitting van 31 december 2024 is die correspondentie in het dossier gevoegd. Hieronder een weergave van die correspondentie:
  • Parketsecretaris vraagt op 8 november 2024:
    If [de opgeëiste persoon] chooses to participates in all activities offered to him in the remand prison Warszawa-Białołęka Arrest Centre, how many hours per day would he at least spend outside his cell?Poolse autoriteit antwoordt op 8 november 2024:
    In response to your inquiry, I would like to kindly inform you that the applicable regulations do not regulate the issue of the number of hours of cultural and educational activities in which an inmate can participate in one day.
  • Parketsecretaris vraagt op 8 november 2024:
    In the additional information you provided on 21 October 2024 the following is written: ‘an inmate on one day may participate in cultural and educational activities, enjoy a walk, participate in procedural activities, and see his/her relatives.’- Could you please inform me of the average duration of an activity mentioned?- Could you please inform me of the duration of the walk mentioned?Poolse autoriteit antwoordt op 12 november 2024:
    In response to your further questions, I would like to kindly ask you to extend the time to respond. On Friday, November 8, 2024, after receiving additional questions, we asked the Remand Center in Warsaw Białołęka to send relevant information. Despite this, no information has been received to date. Taking into account the fact that yesterday was a day off from work due to the National Independence Day, celebrated in Poland on November 11, so there was little time to obtain information, I kindly ask you to extend the deadline for responding.
  • Poolse autoriteit verstrekt op 14 november 2024 de volgende informatie:
    With reference to previous correspondence, I would like to inform you that the information obtained from the Director of the Remand Center in Warsaw Białołęka shows that, in accordance with Article 112 of the Executive Penal Code, a pre-trial detainee has at least an hour's walk a day. Other activities depend on the needs and interests of each inmate as well as the requirements and consents of the managing authorities. There is no specific number of hours an inmate can spend outside their cell each day.
Op de zitting van 31 december 2024 bleken de bij e-mail van 28 november 2024 gestelde vragen nog niet te zijn beantwoord. In het dossier is wel de volgende e-mail van 30 december 2024 van de Poolse autoriteit gevoegd:
“In response to your further questions, I would like to kindly ask you for extension of time to respond.
I would like to point out that your correspondence of November 28, 2024 was sent not to us, but to the District Court in Warsaw.
The District Court in Warsaw forwarded the letter of November 28, 2024 to us only on December 23, 2024, together with your next letter of December 23, 2024. For this reason, we were unable to respond within the original deadline of December 20, 2024.
I would also like to point out that due to Christmas Eve and Christmas Days on December 24-26, 2024, in fact we received your letter on Friday, December 27, 2024 in the afternoon. Today we asked the Director of the Remand Center in Warsaw Białołęka to answer the questions you sent. Therefore it is not possible to send the answer to you before December 31, 2024.
At the same time, I kindly ask you to send further correspondence not to the District Court in Warsaw, but to the District Prosecutor's Office in Warsaw at the e-mail address
[mailadres]”
4.2
Standpunt van de raadsman
De raadsman vindt dat op basis van de huidige informatie moet worden geoordeeld dat (nog steeds) sprake is van een individueel gevaar van schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon in detentie in Polen. Gelet op de inmiddels lange duur van de overleveringsprocedure moet de zaak worden beëindigd en - overeenkomstig de overweging van de rechtbank in de tussenuitspraak van 26 november 2024 – er geen gevolg worden gegeven aan het EAB op grond van artikel 11, eerste lid, OLW.
4.3
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de zaak nog één keer aan te houden om de antwoorden van de Poolse autoriteit af te wachten. Daartoe heeft zij aangevoerd dat het deels aan keuzes van het Openbaar Ministerie heeft gelegen dat de procedure zo lang duurt, dat de Poolse autoriteit wel steeds tijdig heeft gereageerd op vragen van het Openbaar Ministerie en dat de laatste vragen door het Openbaar Ministerie naar een verkeerd e-mailadres zijn gestuurd. Verder heeft zij opgemerkt dat de opgeëiste persoon niet, althans nauwelijks in zijn belangen zou worden geschaad door aanhouding van de zaak, omdat hij niet in overleveringsdetentie zit.
4.4
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat voor de opgeëiste persoon nog altijd een individueel gevaar van schending van zijn grondrechten bestaat als de overlevering zou worden toegestaan nu er geen nieuwe informatie is verkregen en de rechtbank ook ambtshalve niet is gebleken van gewijzigde omstandigheden. Dit terwijl de gegeven redelijke termijn in de zin van artikel 11, vierde lid, OLW inmiddels is verstreken. De rechtbank ziet geen ruimte noch reden om de zaak nogmaals aan te houden. De rechtbank betrekt hierbij ook de nu bekende correspondentie, in het bijzonder het bericht van de Poolse autoriteit van 14 november 2024, op grond waarvan zij concludeert dat er geen reële mogelijkheid is dat het vastgestelde individuele gevaar alsnog – en binnen afzienbare tijd – kan worden uitgesloten. De rechtbank constateert bovendien, dat eerder wel binnen redelijke termijn op correspondentie die aan het bedoelde e-mailadres was gericht is gereageerd. Aan het EAB zal dan ook ingevolge artikel 11, eerste lid, OLW, in samenhang met artikel 28, derde lid OLW geen gevolg worden gegeven en de officier van justitie zal niet-ontvankelijk worden verklaard; hiermee wordt de overleveringsprocedure beëindigd.

5.Toepasselijke wetsartikelen

Artikel 11 OLW.

6.Beslissing

De rechtbank
geeft geen gevolg aan het EAB, uitgevaardigd op 8 december 2023 door
the Regional Court in Warszawa, VIII Criminal Department, Polen.
De rechtbank
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijkin de vordering van
23 mei 2024 tot het in behandeling nemen van het EAB
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 14 januari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.