Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De beoordeling
- vervallen rente tot 20 januari 2025
€
80,34
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 april 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Stichting Waternet en een gedaagde partij. De vordering van Waternet, die betrekking had op een betalingsverplichting voor geleverd drinkwater, werd erkend door de gedaagde. De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst aan het consumentenrecht, maar oordeelde dat de overeenkomst tot levering van drinkwater niet aan de precontractuele informatieplichten hoefde te worden getoetst. De toetsing vond plaats aan de Richtlijn 93/13 EG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De kantonrechter concludeerde dat het prijsbeding niet oneerlijk was, omdat de tarieven kostendekkend, transparant en niet-discriminerend zijn volgens de Drinkwaterwet. Het rentebeding werd eveneens niet oneerlijk bevonden, waardoor de vordering integraal werd toegewezen. De gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 685,72, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten van € 662,71. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.