ECLI:NL:RBAMS:2025:2210

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
24/5285
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep WIA-uitkering

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Amsterdam het verzoek van verzoeker, een inwoner van Badhoevedorp, om verweerder, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, te veroordelen in de proceskosten. Verzoeker had op 12 september 2024 een beroepschrift ingediend tegen het uitblijven van een besluit op zijn herbeoordeling van een WIA-uitkering. Op 5 februari 2025 trok verzoeker het beroep in en vroeg om een proceskostenveroordeling. Verweerder was het niet eens met de hoogte van de proceskosten en stelde dat de wegingsfactor 0,25 (zeer licht gewicht) redelijk was, omdat de zaak enkel over de overschrijding van de beslistermijn ging.

De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelt dat verzoeker recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, omdat verweerder door het nemen van een besluit aan verzoeker is tegemoetgekomen. De rechtbank wijst erop dat de vergoeding voor de rechtsbijstand door de gemachtigde van verzoeker, die een beroepschrift heeft ingediend, wordt berekend op basis van een vast bedrag per proceshandeling. De rechtbank houdt vast aan de vaste lijn van de rechtbank en hoger beroepsinstanties, waarbij de wegingsfactor op 0,5 (licht) wordt gesteld. Dit resulteert in een totale vergoeding van € 453,50, inclusief de verplichting voor verweerder om het griffierecht van € 51,- te vergoeden.

De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gedaan en partijen geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending. De uitspraak is gedaan op 9 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/5285

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , uit Badhoevedorp, verzoeker

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Op 12 september 2024 heeft de rechtbank een beroepschrift van verzoeker ontvangen gericht tegen het uitblijven van een besluit op zijn herbeoordeling van een WIA-uitkering. [1]
2. Verzoeker heeft op 5 februari 2025 het beroep ingetrokken en verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
2.1.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat zij het niet eens is met de hoogte van de proceskosten, omdat deze zaak gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat een veroordeling van de proceskosten tot een bedrag met een wegingsfactor van 0,25 (zeer licht gewicht) overeenkomstig het Bpb, in dit verband redelijk wordt geacht. [2] Verweerder stelt zich op het standpunt dat het beroep alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Partijen zijn het niet eens over de hoogte van de proceskosten.
2.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [3]

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
4. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [4]
Is verweerder aan verzoeker tegemoetgekomen?
5. De rechtbank moet dus beoordelen of verweerder geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat verzoeker een beroepschrift heeft ingediend tegen het uitblijven van een beslissing op zijn aanvraag om herbeoordeling van een WIA-uitkering. Bij besluit van 10 oktober 2024 heeft verweerder op de aanvraag beslist. De rechtbank stelt ook vast dat verzoeker het beroep heeft ingetrokken, omdat verweerder door alsnog een besluit te nemen aan het beroep van verzoeker is tegemoetgekomen. Verweerder heeft de in verband met de intrekking van het beroep gemaakte aanspraak op proceskosten erkend en aangeboden deze te vergoeden. Verweerder heeft ook een dwangsom toegekend in verband met de te laat genomen beslissing. [5] De rechtbank ziet dan ook aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die verzoeker in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
Welk bedrag aan proceskosten moet verweerder aan verzoeker vergoeden?
6. Partijen zijn verdeeld van mening over de hoogte van de vergoeding. De rechtbank ziet onder verwijzing naar vaste jurisprudentie geen aanleiding om, zoals door verweerder is verzocht, de wegingsfactor 0,25 (zeer licht) te hanteren en houdt vast aan de vaste lijn van de rechtbank en van de hoger beroepsinstanties door in zaken als deze de wegingsfactor op 0,5 (licht) te stellen. [6]
7. De vergoeding is met toepassing van het Bpb dan ook als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. Omdat de zaak van licht gewicht is, is op de waarde een factor van 0,5 toegepast. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 453,50.
Krijgt verzoeker een vergoeding van het griffierecht?
8. De rechtbank wijst erop dat verweerder verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. [7] Verzoeker moet zich hiervoor tot verweerder wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D. Arnold, rechter, in aanwezigheid van E.V.V.C. Raap, griffier. Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
2.Besluit proceskosten bestuursrecht
3.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
5.Als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb.
7.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.