ECLI:NL:RBAMS:2025:2210
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep WIA-uitkering
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Amsterdam het verzoek van verzoeker, een inwoner van Badhoevedorp, om verweerder, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, te veroordelen in de proceskosten. Verzoeker had op 12 september 2024 een beroepschrift ingediend tegen het uitblijven van een besluit op zijn herbeoordeling van een WIA-uitkering. Op 5 februari 2025 trok verzoeker het beroep in en vroeg om een proceskostenveroordeling. Verweerder was het niet eens met de hoogte van de proceskosten en stelde dat de wegingsfactor 0,25 (zeer licht gewicht) redelijk was, omdat de zaak enkel over de overschrijding van de beslistermijn ging.
De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelt dat verzoeker recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, omdat verweerder door het nemen van een besluit aan verzoeker is tegemoetgekomen. De rechtbank wijst erop dat de vergoeding voor de rechtsbijstand door de gemachtigde van verzoeker, die een beroepschrift heeft ingediend, wordt berekend op basis van een vast bedrag per proceshandeling. De rechtbank houdt vast aan de vaste lijn van de rechtbank en hoger beroepsinstanties, waarbij de wegingsfactor op 0,5 (licht) wordt gesteld. Dit resulteert in een totale vergoeding van € 453,50, inclusief de verplichting voor verweerder om het griffierecht van € 51,- te vergoeden.
De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gedaan en partijen geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending. De uitspraak is gedaan op 9 april 2025.