ECLI:NL:RBAMS:2025:2189

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
10464844 \ CV EXPL 23-5775
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de eerlijkheid van algemene voorwaarden in een civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 1 april 2025 een tussenuitspraak gedaan in een zaak waarin de eisende partij, een B.V., een vordering heeft ingesteld tegen een gedaagde die niet is verschenen. De procedure is gestart met een tussenvonnis van 18 juli 2023, waarin de eisende partij de gelegenheid kreeg om de algemene voorwaarden die op de overeenkomst van toepassing zijn, in het geding te brengen. De eisende partij heeft in een akte gesteld dat artikel 7.8 van de algemene voorwaarden, dat betrekking heeft op de mogelijkheid om wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten in rekening te brengen, niet oneerlijk is. De kantonrechter is het hiermee eens en oordeelt dat dit artikel niet als oneerlijk kan worden aangemerkt, waardoor de eisende partij zich op de wet kan beroepen voor rente en incassokosten.

Echter, artikel 7.9 van de algemene voorwaarden, dat de proceskosten betreft, wordt als oneerlijk aangemerkt. Dit artikel wijkt ten nadele van de consument af van de wettelijke regeling over proceskosten, omdat het de eisende partij in staat stelt om alle gemaakte kosten, inclusief advocaatkosten, bij de consument in rekening te brengen. Dit leidt tot een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen partijen, wat in strijd is met de Richtlijn 93/13 EG. De kantonrechter heeft daarom het voornemen om dit beding ambtshalve te vernietigen, maar geeft de eisende partij de gelegenheid om zich hierover uit te laten. De beslissing over de proceskosten wordt aangehouden in afwachting van prejudiciële vragen die aan de Hoge Raad zijn gesteld, waarvan de uitkomst nog niet bekend is. De zaak wordt verwezen naar de rol voor akte uitlating van de eisende partij.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10464844 \ CV EXPL 23-5775
Vonnis van 1 april 2025
in de zaak van
[eiser] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: Flanderijn & Van Eck Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 juli 2023,
- de akte van eisende partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Eisende partij is bij voornoemd tussenvonnis in de gelegenheid gesteld de op de overeenkomst van toepassing verklaarde algemene voorwaarden in het geding te brengen en zich uit te laten over de (on)eerlijkheid van de bedingen die aan de vordering ten grondslag zijn of kunnen worden gelegd.
2.2.
Eisende partij stelt bij akte dat uitsluitend artikel 7.8 van de algemene voorwaarden van belang is. Dat artikel is volgens eisende partij niet oneerlijk.
2.3.
De kantonrechter is het met eisende partij eens dat artikel 7.8 van de algemene voorwaarden, dat gaat over de mogelijkheid tot het in rekening kunnen brengen van wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, voor de vordering van belang is en niet als oneerlijk is aan te merken. Dat maakt dat eisende partij zich voor de rente en incassokosten op de wet kan beroepen.
2.4.
Naast artikel 7.8 van de algemene voorwaarden, is echter ook artikel 7.9 van belang, omdat ook proceskosten (gerechtelijke kosten) worden gevorderd. Dat artikel luidt:
Indien de gebruiker de wederpartij in rechte moet betrekken om nakoming van de overeenkomst af te dwingen, is de wederpartij gehouden alle in verband met de gerechtelijke procedure gemaakte kosten, zoals de kosten voor rechtsbijstand en raadslieden, te betalen indien gebruiker geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld. Onder voornoemde kosten worden mede begrepen de kosten van de vrijwaring.
2.5.
Het hiervoor geciteerde artikel wordt als oneerlijk aangemerkt, omdat het ten nadele van de consument afwijkt van de wettelijke regeling over proceskosten. Op grond van het beding kan eisende partij immers haar volledige proceskosten bij de consument in rekening brengen, waaronder bijvoorbeeld de kosten van een advocaat, terwijl een vergoeding van de daadwerkelijk gemaakte kosten in rechte slechts mogelijk is bij zeer bijzondere omstandigheden, zoals misbruik van recht. Dat maakt dat de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen niet meer in een redelijke verhouding tot elkaar staan. Dit beding zorgt voor een aanzienlijke verstoring van het evenwicht ten nadele van de consument. Het beding wordt daarom als oneerlijk aangemerkt en moet om die reden ambtshalve worden vernietigd.
2.6.
Op grond van Richtlijn 93/13 EG en vaste Europeesrechtelijke jurisprudentie is het gevolg van een oneerlijk beding dat de consument niet aan het beding is gebonden. Ook kan niet worden teruggevallen op het nationale recht dat van toepassing zou zijn als het beding niet in de algemene voorwaarden zou staan. Dat volgt uit de arresten van het Europese Hof van Justitie van 27 januari 2021, C-229/19, ECLI:EU:C:2021:68 (Dexia) en 8 december 2022, C-625/21, ECLI:EU:C:2022:971 (Gupfinger).
2.7.
Of een oneerlijk proceskostenbeding hierop een uitzondering vormt is op dit moment nog niet duidelijk. Hierover zijn prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad (ECLI:NL:RBAMS:2024:2214), maar die zijn nog niet beantwoord. Weliswaar heeft de PG in de zaak een conclusie geschreven, maar omdat onzeker is of de Hoge Raad die zal volgen, wordt tot het moment waarop de prejudiciële vragen door de Hoge Raad zijn beantwoord geen aanleiding gezien om op de uitkomst vooruit te lopen. De beslissing over de proceskosten wordt daarom aangehouden, tenzij eisende partij laat weten dat zij dat niet wenst.
2.8.
Voordat tot vernietiging wordt overgegaan, wordt eisende partij in de gelegenheid gesteld zich daarover uit te laten. Daarnaast mag eisende partij zich uitlaten over de beslissing tot aanhouding.
2.9.
De zaak wordt voor akte uitlating eisende partij naar de rol verwezen.
2.10.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 29 april 2025 om 10.00 uurvoor akte uitlating eisende partij over het bepaalde in overweging 2.8,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2025.
991