Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de akte van eisende partij.
2.De verdere beoordeling
3.De beslissing
dinsdag 29 april 2025 om 10.00 uurvoor akte uitlating eisende partij over het bepaalde in overweging 2.8,
Rechtbank Amsterdam
In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 1 april 2025 een tussenuitspraak gedaan in een zaak waarin de eisende partij, een B.V., een vordering heeft ingesteld tegen een gedaagde die niet is verschenen. De procedure is gestart met een tussenvonnis van 18 juli 2023, waarin de eisende partij de gelegenheid kreeg om de algemene voorwaarden die op de overeenkomst van toepassing zijn, in het geding te brengen. De eisende partij heeft in een akte gesteld dat artikel 7.8 van de algemene voorwaarden, dat betrekking heeft op de mogelijkheid om wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten in rekening te brengen, niet oneerlijk is. De kantonrechter is het hiermee eens en oordeelt dat dit artikel niet als oneerlijk kan worden aangemerkt, waardoor de eisende partij zich op de wet kan beroepen voor rente en incassokosten.
Echter, artikel 7.9 van de algemene voorwaarden, dat de proceskosten betreft, wordt als oneerlijk aangemerkt. Dit artikel wijkt ten nadele van de consument af van de wettelijke regeling over proceskosten, omdat het de eisende partij in staat stelt om alle gemaakte kosten, inclusief advocaatkosten, bij de consument in rekening te brengen. Dit leidt tot een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen partijen, wat in strijd is met de Richtlijn 93/13 EG. De kantonrechter heeft daarom het voornemen om dit beding ambtshalve te vernietigen, maar geeft de eisende partij de gelegenheid om zich hierover uit te laten. De beslissing over de proceskosten wordt aangehouden in afwachting van prejudiciële vragen die aan de Hoge Raad zijn gesteld, waarvan de uitkomst nog niet bekend is. De zaak wordt verwezen naar de rol voor akte uitlating van de eisende partij.