Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
IMSR voldoet bij de genoemde indicatie daarmee niet aan de stand van de wetenschap en praktijk[onderstreping vzr.]. In de bijgesloten marginale toets treft u een toelichting aan op bovengenoemde recente ontwikkelingen, een beschrijving van de update van de literatuursearch en ook een bespreking van de nieuwe richtlijn Chronische pijnrevalidatie uit 2024.
3.Het geschil
"een mono- of multidisciplinaire zorg in de eerste lijn of anderhalve lijn door
4.De beoordeling
‘4.2.4 (…) Met het nieuwe criterium is blijkens de daarop bij het Besluit zorgverzekeringen gegeven toelichting bedoeld een ‘geactualiseerde vertaling’ van het verzekerde pakket te maken, die de betrokken beroepsgroep rekent tot het aanvaarde arsenaal van medische onderzoeks- en behandelmogelijkheden. Daarbij zijn volgens de toelichting zowel de stand van de medische wetenschap als de mate van acceptatie van de medische praktijk belangrijke graadmeters. (…)
“3.1.4 (…) Bepalend is in welke mate beroepsbeoefenaren dergelijke hulp als een professioneel juiste handelwijze beschouwen.”
i) alle relevante gegevens worden in aanmerking genomen waaronder literatuur, wetenschappelijke onderzoeken en gezaghebbende meningen van specialisten. Het leidende principe daarbij is ‘evidence based medicine’. Om de waarde van een nieuwe behandeling te toetsen dient die vergeleken te worden met de bestaande goudenstandaardbehandeling. Als uit ten minste twee kwalitatief verantwoorde studies (gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch onderzoek van voldoende kwaliteit en omvang, hierna RCT) blijkt dat de behandeling een (meer)waarde heeft ten opzichte van de goudenstandaardbehandeling wordt die als effectief beschouwd;
ii) als er geen studies van voldoende niveau zijn gepubliceerd, kan het oordeel worden gebaseerd op
evidencevan lagere orde, publicaties van gezaghebbende meningen van medisch specialisten of richtlijnen die door wetenschappelijke verenigingen namens de beroepsgroep zijn opgesteld. De mate van consistentie van de onderzoeken of publicaties bepaalt of er voldoende onderbouwing van de effectiviteit is.
“De formulering van het criterium SWP geeft aan dat het een geïntegreerde wettelijke maatstaf betreft, waarin beide elementen, wetenschap en praktijk, verenigd zijn. Zoals het criterium SWP al suggereert, gaat het bij de beoordeling SWP niet alleen om de wetenschappelijke onderbouwing maar speelt de praktijk ook een belangrijke rol. Het betekent dat expertise en ervaring van zorgverleners en zorggebruikers worden meegenomen bij verschillende onderdelen van de beoordeling, waaronder het formuleren van de vraagstelling en het inzichtelijk maken van de contextuele factoren die een rol kunnen spelen bij de eindafweging. (…)Hoe gekomen wordt tot een conclusie over SWP is een afweging waarbij de grootte van de geschatte effecten op de gunstige en ongunstige cruciale uitkomsten en de kwaliteit van bewijs op deze uitkomsten (effectiviteitsargumenten) tezamen met contextuele factoren worden gewogen. De contextuele factoren kunnen bijvoorbeeld gaan over medische argumenten en/of voortkomen uit de inschatting of aanvullend onderzoek haalbaar en noodzakelijk is (passend onderzoek).(…)
Medische argumentenEr kunnen medische argumenten bestaan waardoor we met lagere kwaliteit van bewijs genoegen kunnen nemen. Het gaat dan bijvoorbeeld om zeer ernstige aandoeningen of een gebrek aan alternatieven voor de patiënt.
Weging van de argumentenBij evidence naar de conclusie worden altijd alle relevante argumenten in ogenschouw genomen. De afweging is sterk contextafhankelijk en wordt daarom per casus gedaan. Argumenten kunnen elkaar daarbij versterken of verzwakken. Dit betekent ook dat argumenten die in de ene casus wel (zwaarwegend) van invloed kunnen zijn in een conclusie over SWP, dat in een andere casus niet noodzakelijkerwijs ook zijn.
Het vertrekpunt is de grootte van de geschatte effecten op de gunstige en ongunstige uitkomsten en de kwaliteit van bewijs (de effectiviteitsargumenten). Hoe lager de kwaliteit van bewijs, hoe overtuigender de overige argumenten – over passend onderzoek en de medische context – moeten zijn om toch nog tot een positieve conclusie over SWP te kunnen komen.”
comparator) in de PICO, waarin IMSR wordt vergeleken met kort gezegd (uitsluitend) eerstelijnszorg. Dat vinden zij niet terecht. Ten eerste omdat een patiënt in verreweg de meeste gevallen pas in aanmerking komt voor MSR nadat hij eerst uitvoerig zonder succes in de eerste lijn is behandeld. Ten tweede omdat volgens hen uit de Richtlijn 2024 juist voortvloeit dat een eerstelijnsbehandeling niet als de meest voor de hand liggende