ECLI:NL:RBAMS:2025:2139

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
C/13/752646 / HA ZA 24-680
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van non-concurrentiebeding en bewijslevering in civiele rechtszaak

In deze zaak, die op 2 april 2025 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen XAMAX B.V. en MOMI HOLDING B.V. over de schending van een non-concurrentiebeding. XAMAX, de eisende partij, stelt dat MOMI, als verkopende partij, inbreuk heeft gemaakt op het non-concurrentiebeding dat was opgenomen in de koopovereenkomst van 10 juni 2020. XAMAX vordert onder andere een schadevergoeding van € 2 miljoen en de verbeurde boetes, die oplopen tot € 8,065 miljoen, als gevolg van de inbreuken. MOMI betwist de vorderingen en stelt dat XAMAX niet ontvankelijk is omdat er geen goedkeuringsbesluit van de aandeelhoudersvergadering is. Daarnaast voert MOMI aan dat XAMAX misbruik van recht pleegt en dat de gestelde inbreuken niet zijn gepleegd door [gedaagde]. De rechtbank oordeelt dat XAMAX ontvankelijk is en dat het non-concurrentiebeding rechtsgeldig is. De rechtbank wijst de vorderingen van XAMAX grotendeels toe, inclusief de vordering tot inzage in bepaalde bescheiden op grond van artikel 843a Rv. De rechtbank legt een dwangsom op aan [gedaagde] voor het geval hij niet voldoet aan de veroordelingen. De zaak wordt verwezen naar de rol voor verdere behandeling van de schadevergoeding en de omvang van de inbreuken.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Vonnis van 2 april 2025
in de zaak C/13/752646 / HA ZA 24-680 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
XAMAX B.V.,
gevestigd te Oud-Beijerland,
eisende partij,
advocaat: mr. L.M. Goeree,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
MOMI HOLDING B.V.,
gevestigd te Bloemendaal,
gedaagde partij (hierna:
Momi),
advocaat: mr. M. Teekens,
en in de zaak C/13/756246 / HA ZA 24-990 van
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid,
1.
MITREX B.V.,
2.
XAMAX B.V.,
beide gevestigd te Oud-Beijerland,
eisende partijen (hierna:
Mitrexen
Xamax),
advocaat: mr. L.M. Goeree,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij (hierna:
[gedaagde]),
advocaat: mr. R.A.G. de Vaan.
Hierna wordt de zaak C/13/752646 / HA ZA 24-680 de ‘
bedrijfszaak’ en de zaak C/13/756246 / HA ZA 24-990 de ‘
persoonszaak’ genoemd.

1.De procedures

1.1.
Het verloop van procedure in de bedrijfszaak blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 maart 2024 met producties,
  • de conclusie van antwoord met producties,
  • het tussenvonnis van 2 oktober 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 20 januari 2025 en de daarin genoemde stukken,
  • het e-mailbericht van mr. Teekens van 17 februari 2025 in reactie op het proces-verbaal.
1.2.
Het verdere verloop van de procedure in de persoonszaak blijkt uit:
  • het incidentele vonnis van 2 oktober 2024 tot voeging met de bedrijfszaak,
  • het tussenvonnis van 27 november 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald gelijktijdig met de mondelinge behandeling in de bedrijfszaak,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 20 januari 2025 en de daarin genoemde stukken,
  • de brief van mr. De Vaan in reactie op het proces-verbaal.
1.3.
Na de mondelinge behandeling hebben partijen gesproken over een mediation-traject. Dit is niet gelukt, waarna in beide zaken vonnis is bepaald op vandaag.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Mitrex en Moerman & Robbers B.V. (hierna:
M&R) zijn actief in de markt van explosieveilige systemen voor intern transportmaterieel, zoals heftrucks. Zij zorgen onder andere voor onderhoudsdiensten, modificatie van transportmaterieel naar explosieveilige systemen en voor de daarbij horende keuringen aan Europese ATEX-normen voor explosieveiligheid.
2.2.
Alle aandelen in Mitrex en M&R werden gehouden door Momi. De aandelen van Momi werden gehouden door:
  • [gedaagde] , die tevens bestuurder van Momi was,
  • zijn zoon [naam 1] (hierna:
  • Forter Participaties B.V. (hierna:
2.3.
[gedaagde] was 74 jaar toen het plan ontstond voor een overname van Mitrex en M&R door Xamax, die hiervoor was opgericht door Forter Participaties en [bedrijf 2] B.V. (hierna:
[bedrijf 2]), de holding van de heer [naam 3] (hierna:
[naam 3]). [naam 3] is middellijk enig bestuurder van Xamax.
2.4.
Op 10 juni 2020 zijn partijen overeengekomen dat Momi alle aandelen in Mitrex en M&R verkocht aan Xamax (hierna: de
koopovereenkomst). De koopsom bedroeg een vast deel van € 2 miljoen en een variabele earn-out, afhankelijk van de destijds nog vast te stellen EBITDA van 2020 en 2021. Dezelfde dag vond de aandelenlevering plaats, maar zonder betaling omdat het vaste deel van de koopsom werd omgezet in twee leningen van Momi aan Xamax zodat werkelijke betaling was uitgesteld. Dit leidde tot de volgende aandelenstructuur:

2.5.
[gedaagde] trad op 10 juni 2020 af als bestuurder van Momi en [naam 2] kwam daarvoor in de plaats, eerst onmiddellijk en per 30 juni 2020 middellijk. [naam 3] werd vanaf dit moment via Xamax (middellijk, via [bedrijf 2] ) bestuurder van Mitrex en M&R.
2.6.
De koopovereenkomst is ondertekend door [gedaagde] als (toen nog) bestuurder van Momi en als (indirect) bestuurder van de vennootschappen Mitrex en M&R. In de koopovereenkomst is het volgende non-concurrentiebeding met boeteclausule opgenomen:
Artikel 10 – Non-concurrentie
10.1
In verband met de in deze Overeenkomst beschreven koop en verkoop van de Aandelen verbinden Verkoper, de heer [naam 2] en de heer [gedaagde] zich jegens Koper en de Vennootschappen, behoudens schriftelijke toestemming van Koper, om niet (direct of indirect):
a.
gedurende drie (3) jaar na de Leveringsdatum binnen Nederland voor eigen rekening of voor rekening van derden, in welke vorm of hoedanigheid dan ook betrokken te zijn en/of belang te hebben bij activiteiten of producten die gelijk zijn aan de activiteiten of producten per Leveringsdatum van de Vennootschappen. Onder “de activiteiten en producten van de Vennootschappen” wordt op enig moment verstaan: het ontwikkelen en exploiteren van een explosieveilige systemen voor intern transport materieel en service en onderhoud aan heftrucks; en/of
b.
gedurende drie (3) jaar na de Leveringsdatum (te pogen) een tussenpersoon, agent, opdrachtgever, klant, leverancier of andere onderneming of persoon die een zakelijke relatie onderhoudt met de Vennootschappen te benaderen of anderszins contact met hen te hebben met betrekking tot activiteiten en/of producten die concurrerend zijn met de activiteiten en/of producten van de Vennootschappen dan wel hen over te halen of te trachten over te halen de relatie met de Vennootschappen te beëindigen of dit anderszins te bewerkstelligen, of iets te doen waardoor die relatie nadelig beïnvloed zou kunnen worden, dan wel een concurrent van de Vennootschappen bij te staan, bij te doen staan of te trachten bij te staan bij de onder a. genoemde activiteiten; en/of
c.
gedurende drie (3) jaar na de Leveringsdatum (te pogen) werknemers van de Vennootschappen in dienst te nemen dan wel anderszins werkzaamheden te laten verrichten dan wel betrokken te zijn bij een onderneming die werknemers van de Vennootschappen in dienst zal nemen of houden of anderszins werkzaamheden zal laten verrichten, voor zover deze werknemers op de datum van deze Overeenkomst of minder dan 3 maanden daarvoor, werkzaamheden verricht bij de Vennootschappen;
met uitzondering van de activiteiten die door de keer [naam 2] en de heer [gedaagde] worden verricht op verzoek en ten gunste van de Vennootschappen alsmede het indirect gehouden aandelenbelang van de heer [naam 2] en de heer [gedaagde] in Koper.
10.2
In geval van een schending van de verplichtingen als opgenomen in de Artikelen 10.1 verbeurt Verkoper aan Koper:
a.
een direct opeisbare boete van EUR 50.000,-- (…) voor iedere inbreuk; alsmede
b.
een direct opeisbare boete van EUR 1.000,-- (…) voor iedere dag dat de schending voortduurt nadat Koper de overtreder schriftelijk heeft gesommeerd de schending te staken en de schending niet is gestaakt binnen een termijn van 5 (vijf) Werkdagen, onverminderd het recht om volledige schadevergoeding te vorderen voor zover de schade het bedrag van de verbeurde boete(s) overstijgt.
10.3
Ter voorkoming van misverstanden geldt dat in het geval Verkoper en de heer [naam 2] en/of de heer [gedaagde] in strijd handelt met dit Artikel 10.1, Verkoper de boete en/of schade zoals vermeld in Artikel 10.2 voor één en dezelfde schending slechts één keer is verschuldigd.’
2.7.
[naam 2] en [gedaagde] hebben de overeenkomst aanvullend ondertekend ‘In verband met het bepaalde in Artikel 10 (non-concurrentie)’.
2.8.
Op 21 maart 2022 is op naam van [gedaagde] een eenmanszaak genaamd [bedrijf 1] (hierna:
[bedrijf 1]) in het handelsregister ingeschreven voor de activiteiten ‘groothandel in intern transportmaterieel’ en ‘verhuur en lease van overige machines en werktuigen en van overige goederen (geen automaten)’. De werkzaamheden van [bedrijf 1] zijn gericht op het gebied van explosieveilig transportmaterieel.
2.9.
Op 30 maart 2023 heeft Xamax, vertegenwoordigd door [naam 3] , per brief aan Momi en [gedaagde] geschreven dat de activiteiten van [bedrijf 1] in strijd zijn met het non-concurrentiebeding, op grond waarvan een boete werd opgeëist, opgave van eventuele andere concurrerende activiteiten werd verzocht en tot staking van concurrerende activiteiten werd gesommeerd.
2.10.
Per 5 april 2023 is [bedrijf 1] uitgeschreven bij het handelsregister. De website is actief gebleven. Nadien is nog een offerte namens [bedrijf 1] verschenen voor intern transportmaterieel met een ATEX-conformiteitsverklaring van 29 december 2023.
2.11.
Het dienstverband van [naam 1] bij Mitrex is na ontdekking van concurrerende activiteiten met een vaststellingsovereenkomst van 9 juni 2023 beëindigd.
2.12.
Op 6 maart 2024 heeft Xamax conservatoir beslag gelegd op onroerend goed van Momi, te weten het bedrijfspand dat zij verhuurt aan Mitrex.
2.13.
Partijen en hun aandeelhouders hebben, los van deze procedure, over aanverwante geschillen geprocedeerd bij de rechtbank Rotterdam (over een arbeidsgeschil met [naam 1] ), bij het Nederlands Arbitrage Instituut (NAI) (over verschillende aandeelhoudersgeschillen) en bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank.
Tekst

3.Het geschil in de bedrijfszaak

3.1.
Xamax vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat in strijd is gehandeld met het non-concurrentiebeding,
II. voor recht verklaart dat Momi (als verkopende partij) bij schending van artikel 10.1 koopovereenkomst een boete uit artikel 10.2 koopovereenkomst verbeurt aan Xamax (als kopende partij),
III. Momi veroordeelt tot betaling van in ieder geval € 2 miljoen aan schadevergoeding (de rechtbank begrijpt: verbeurde boetes), te vermeerderen met wettelijke rente vanaf veertien dagen na de dag van dit vonnis,
IV. Momi veroordeelt in de beslagkosten,
V. Momi veroordeelt in de buitengerechtelijke kosten van € 6.775,
VI /VII. Momi veroordeelt in de proceskosten, inclusief nakosten,
VIII. Momi veroordeelt in de wettelijke rente over IV, V en VI/VII vanaf veertien dagen na de dag van dit vonnis.
3.2.
Aan haar vorderingen legt Xamax ten grondslag dat [gedaagde] op minstens negen punten (a tot en met i onder 4.3 van de dagvaarding) inbreuken heeft gemaakt op het non-concurrentiebeding en dat dit voor Momi tot een boete leidt van minstens 160 x € 50.000 en 65 x € 1.000, dus in totaal € 8,065 miljoen. Xamax acht zelf deze boete aanzienlijk en gerechtvaardigd tot € 2 miljoen, zodat zij haar vordering daarnaar heeft gematigd.
3.3.
Volgens Momi is Xamax niet ontvankelijk, omdat zij in weerwil van afspraken in de aandeelhoudersovereenkomst niet beschikt over een goedkeuringsbesluit van de vergadering van aandeelhouders van Xamax voor het voeren van deze procedure.
Daarnaast voert Momi aan dat Xamax systematisch onwaarheden verkondigt en dat het Xamax helemaal niet te doen is om de ratio van het non-concurrentiebeding. De vermeende schendingen zouden enkel worden aangevoerd in een poging de positie van [naam 3] ten opzichte van [naam 2] en Momi te verstevigen, wat misbruik van recht oplevert. Verder betoogt Momi dat bij Xamax eerder alarmbellen moesten rinkelen en dat Xamax met ‘wilfull blindness’ de boete buitensporig hoog heeft laten oplopen voor een verrassingsvordering. Had [naam 3] eerder gehandeld, dan waren de activiteiten van [bedrijf 1] tijdig in de kiem gesmoord. In dit verband biedt Momi getuigenbewijs aan van haar stelling dat [naam 3] omstreeks eind juli 2022 of augustus 2022 al wist van de activiteiten van [bedrijf 1] , doordat [naam 1] namens [bedrijf 1] op 29 juli 2022 had gebeld met Aldonk Plaatwerk B.V. (hierna:
Aldonk), een handelsrelatie van Mitrex, wat in de dagen daarna is doorgespeeld naar [naam 3] .
Verder betwist Momi de gestelde inbreuken en daarmee ook de boete, hoofdzakelijk omdat feitelijk gezien niet [gedaagde] maar [naam 1] de activiteiten van [bedrijf 1] zou verrichten.
Momi sluit zich verder aan bij het betoog van [gedaagde] over de nietigheid van het non-concurrentiebeding wegens strijd met het mededingingsrecht.
Tot slot beroept Momi zich subsidiair op matiging van de boete en de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid. Dit leidt volgens Momi tot afwijzing van de vorderingen met een veroordeling van Xamax in de proceskosten.

4.Het geschil in de persoonszaak

4.1.
Mitrex en Xamax vorderen – na eisvermeerdering – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
in het artikel 843a (oud) Rv-incident
I. [gedaagde] beveelt om binnen zeven dagen na de dag van dit vonnis aan Mitrex en Xamax inzage in, afgifte van, dan wel een afschrift van de in randnummers 1 tot en met 9 bij akte wijziging eis opgesomde bescheiden te verstrekken,
II. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 1.500 per dag(deel) dat hij niet voldoet aan het bevel onder I tot een maximum van € 150.000 is bereikt,
III. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten, inclusief nakosten van dit incident,
in de hoofdzaak
IV. voor recht verklaart dat [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met het concurrentie- en relatiebeding uit de koopovereenkomst,
V. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding nader op te maken bij staat,
VI. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten, inclusief nakosten.
4.2.
Mitrex en Xamax leggen aan het artikel 843a (oud) Rv-incident ten grondslag dat zij de gevorderde bescheiden nodig hebben om vast te stellen wat het aantal inbreuken op het non-concurrentiebeding en daarmee de hoogte van de boete in de bedrijfszaak en schade in de persoonszaak is.
4.3.
Aan de hoofdzaak leggen Mitrex en Xamax ten grondslag dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de naleving van het non-concurrentiebeding en daarom aansprakelijk is voor de daardoor ontstane schade. Ook stellen zij dat sprake is van onrechtmatig handelen.
4.4.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen in zowel het incident als de hoofdzaak. Daarbij verlangt [gedaagde] een hoofdelijke veroordeling van Xamax en Mitrex in de proceskosten met rente vanaf zeven dagen na de dag van dit vonnis. [gedaagde] beroept zich in de hoofdzaak op de nietigheid van het non-concurrentiebeding wegens strijd met het mededingingsrecht, dan wel op grond van het ontbreken van zijn wil bij de totstandkoming van het non-concurrentiebeding. Verder betwist [gedaagde] dat de gestelde handelingen inbreuken opleveren en dat er nog schade resteert na het schadefixerende effect van de boete op Momi. Tot slot voert [gedaagde] aan dat onvoldoende onderscheid is gemaakt tussen schade van Xamax enerzijds en Mitrex anderzijds en doet hij een beroep op rechtsverwerking, omdat een eerste inbreuk al in juli of augustus 2022 door Xamax zou zijn geconstateerd. Hiermee ontvalt volgens [gedaagde] ook het belang bij de incidentele vordering van Mitrex en Xamax.

5.De beoordeling in beide zaken

5.1.
De bedrijfszaak en de persoonszaak zijn zodanig onderling verweven dat zij zich lenen voor een gezamenlijke beoordeling. Kern van beide hoofdzaken betreft de vraag in hoeverre het non-concurrentiebeding geldt en is geschonden.
Xamax is ontvankelijk
5.2.
Momi trekt ten onrechte de ontvankelijkheid van Xamax om deze procedures te voeren in twijfel. [naam 3] Beheer is tot op heden bestuurder van Xamax, ondanks het aandeelhoudersgeschil waarin [naam 3] Beheer en Forter Participaties over en weer de
bad leaver-bepaling uit de koopovereenkomst hebben ingeroepen. Artikel 2:240 BW bepaalt dat bestuurders van een BV, zoals Xamax, in beginsel onbeperkt en onvoorwaardelijk tot vertegenwoordiging bevoegd zijn. Uitzonderingen zijn er slechts voor zover de wet het toelaat of voorschrijft en de vennootschap zich daarop beroept. Het in rechte optreden namens de vennootschap valt onder deze vertegenwoordigingsbevoegdheid. Het is dan ook niet uitgesloten dat een Nederlandse BV zich rechtsgeldig in rechte tegen een aandeelhouder keert, ook al hebben partijen in hun onderlinge verhouding bepaalde afspraken gemaakt die dat verbieden. Schending daarvan kan verbintenisrechtelijke consequenties hebben. Dat Forter Participaties geen toestemming heeft gegeven voor het voeren van de onderhavige procedures staat daarom niet aan ontvankelijkheid van Xamax in de weg.
Xamax heeft geen waarheidsplicht geschonden, recht misbruikt of recht verwerkt
5.3.
De verweren van Momi en [gedaagde] die zijn gestoeld op stellingen over schending van de waarheidsplicht, misbruik van recht en rechtsverwerking, worden niet gevolgd. Een deel van de aangevoerde argumenten ziet op het verschil van inzicht tussen de aandeelhouders en Momi over de wijze waarop [bedrijf 2] haar taak als bestuurder van Xamax en Xamax haar taak als bestuurder van Mitrex volgens Momi en/of Forter Participaties hoort in te vullen. Artikel 2:239 lid 5 BW bepaalt dat bestuurders zich bij de vervulling van hun taak richten naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming, ook als dat botst met de belangen van (mede)aandeelhouders of contractuele relaties. [bedrijf 2] handelt hiernaar door het inroepen van een schending van het non-concurrentiebeding en is bovendien tegenover Xamax en Mitrex verplicht deze taak behoorlijk te vervullen als bedoeld in artikel 2:9 BW. Hoe de bij een rechtspersoon betrokken actoren zich jegens elkaar behoren te gedragen, wordt verder beheerst door de maatstaven van redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 2:8 lid 1 BW. Dit is geen onderdeel van deze procedure, waarin het gaat over een mogelijke schending van het non-concurrentiebeding. Dat geldt ook voor de verwijten van Momi over de wijze waarop Mitrex zich heeft opgesteld jegens [naam 1] , die geen partij is in deze procedure.
5.4.
[naam 3] (Holding), Xamax en Mitrex hebben geen verklaring gegeven of gedraging verricht waaruit Momi en [gedaagde] konden en mochten afleiden dat het non-concurrentiebeding door Xamax niet zou worden gehandhaafd. Enkel tijdsverloop levert geen rechtsverwerking of misbruik van recht op. Voor zover het juist is dat Xamax en Mitrex vanaf juli of augustus 2022 op de hoogte waren van de concurrerende werkzaamheden van [bedrijf 1] en het vervolgens tot maart 2023 heeft geduurd voordat stappen werden geïnitieerd, gaf dat Momi en [gedaagde] geen vrijbrief voor inbreuken. Dit tijdsverloop ontsloeg Momi en [gedaagde] uiteraard niet van hun verplichting tot naleving van het non-concurrentiebeding. Dat Xamax door ‘opzettelijk stilzitten een situatie heeft gecreëerd waarin schendingen van het non-concurrentiebeding konden plaatsvinden’, zoals Momi stelt, is de wereld op z’n kop.
5.5.
Er is bovendien geen aanwijzing dat Xamax en Mitrex het non-concurrentiebeding hebben ingeroepen voor het oneigenlijke doel de positie van [bedrijf 2] ten opzichte van Forter Participaties en Momi te verstevigen. Het non-concurrentiebeding is opgesteld ter bescherming van de belangen van Xamax, zodat zij als koper van Mitrex en M&R er zeker van zou zijn dat zij de volledige waarde van de verworven bedrijfsactiviteiten zou verkrijgen. Wanneer dat non-concurrentiebeding wordt geschonden is het juist in het belang van Xamax en de met haar verbonden onderneming dat zij daartegen opkomt, hetgeen zij in deze procedure doet.
5.6.
Dat Xamax in de dagvaarding niet heeft uitgeweid over de andere geschillen tussen partijen en hun aandeelhouders betekent niet dat zij onwaarheden heeft verkondigd, maar slechts dat zij een voor de vorderingen naar relevantie getrechterd feitencomplex heeft gedeeld. Dat is in het belang van een goede procesorde en ordentelijk verloop van de procedures.
Het non-concurrentiebeding is rechtsgeldig
5.7.
De rechtbank volgt niet het verweer over het ontbreken van de wil van [gedaagde] bij het aangaan van het non-concurrentiebeding. Hiermee miskent [gedaagde] dat hij persoonlijk zijn wil heeft geuit met de ondertekening van de koopovereenkomst namens Momi en bovendien afzonderlijk nog een keer specifiek in persoon ten aanzien van het non-concurrentiebeding. Dit levert tegenover Xamax in beginsel dwingend bewijs op van de aanvaarding van het non-concurrentiebeding. Dat volgt uit artikel 157 lid 2 Rv. [gedaagde] heeft hier onvoldoende tegenover gezet en had bij ondertekening ter zake van de overdracht van de onderneming ook minst genomen bedacht moeten zijn op de mogelijkheid van concurrentieafspraken nu deze daarbij niet vreemd zijn.
5.8.
Wat betreft het argument dat sprake is van strijd met het mededingingsrecht wordt overwogen dat op [gedaagde] de stelplicht en de bewijslast rust van de stelling dat sprake is van een merkbare verstoring van de mededinging op de betreffende markt. [1] Hij stelt zich immers op het standpunt dat het beding in strijd is met het mededingingsrecht en beroept zich op het rechtsgevolg daarvan (nietigheid). [gedaagde] heeft ter onderbouwing van dit standpunt geen ter zake relevante en verifieerbare stukken met economische gegevens overgelegd. Er is geen informatie over afbakening van de geografische markt of productmarkt overgelegd, laat staan over marktaandelen op die relevante markten. [gedaagde] doet in dat verband wel enige aannames, maar onderbouwt die niet. De enkele verwijzing naar de tekst uit de Mededeling van de Europese Commissie op dit onderwerp in Europees verband dat een non-concurrentiebeding een duur van maximaal twee jaar mag hebben indien (uitsluitend) goodwill wordt overgedragen is op zichzelf onvoldoende. [2] Immers heeft Xamax aangegeven dat naast goodwill ook knowhow is overgedragen, in welk geval de Mededeling een toegestane duur van drie jaar noemt. [gedaagde] heeft dat wel weersproken, maar onvoldoende met concrete gegevens onderbouwd. Van [gedaagde] mag in dit kader meer worden verwacht, zeker nu hij jarenlang als ondernemer in deze markt werkzaam is geweest. [gedaagde] heeft de rechtbank op grond van artikel 22 Rv verzocht om Xamax, Mitrex en Momi te instrueren omzetcijfers in het geding te brengen, voor het geval zij zich (zo begrijpt de rechtbank) beroepen op de bagatelbepaling van artikel 7 Mededingingswet. Dit verzoek honoreert de rechtbank niet. Niet alleen ligt het, zoals overwogen, primair op de weg van [gedaagde] de gestelde inbreuk op het mededingingsrecht te onderbouwen, ook is geen beroep gedaan op de bagatelbepaling. Xamax heeft bovendien gemotiveerd betwist dat sprake is van een merkbare verstoring van de mededinging op de betreffende markt. Onder meer heeft Xamax aangevoerd dat de kenbare bedoeling van [gedaagde] was dat hij zou pensioneren zonder de betreffende markt nog te betreden en dat Mitrex internationaal opereert terwijl het non-concurrentiebeding zich beperkt tot de Nederlandse markt.
Het non-concurrentiebeding is geschonden
5.9.
De rechtbank gaat niet mee in het betoog van Momi en [gedaagde] dat feitelijk [naam 1] de activiteiten van [bedrijf 1] heeft verricht en het non-concurrentiebeding daarom niet zou zijn geschonden. Juridisch gezien zijn [gedaagde] en zijn eenmanszaak [bedrijf 1] één en dezelfde partij, zodat verbintenissen die [bedrijf 1] in het handelsverkeer aanging op [gedaagde] kwamen te rusten, zelfs al zou hij daarbij (een enkele keer of structureel) vertegenwoordigd zijn door [naam 1] . Alle activiteiten van [bedrijf 1] moeten dan ook verbintenisrechtelijk en vermogensrechtelijk worden toegeschreven aan [gedaagde] .
5.10.
Op basis van de door Xamax overgelegde producties kan worden vastgesteld dat het non-concurrentiebeding is geschonden. Alleen al het feit dat [gedaagde] middels [bedrijf 1] binnen drie jaar na de koopovereenkomst met klanten en leveranciers van Mitrex en M&R zaken heeft gedaan met betrekking tot service en onderhoud van heftrucks en ander transportmaterieel, met speciale aandacht voor gebruik in explosiegevaarlijke omgevingen, betekent dat het non-concurrentiebeding is geschonden. Niet of onvoldoende betwist is voorts dat [bedrijf 1] (dus [gedaagde] ) keuringscertificaten met betrekking tot explosiebeveiliging heeft verstrekt voor transportmaterieel van klanten van Mitrex. Xamax heeft hier diverse bewijzen van overgelegd zoals correspondentie met Aldonk, foto’s met keuringsstickers met het logo van [bedrijf 1] , facturen en de offerte van [bedrijf 1] voor intern transportmaterieel met een ATEX-conformiteitsverklaring van 29 december 2023. De beoordeling van de exacte omvang van het aantal inbreuken en de daarmee corresponderende boete of schadevergoeding, alsmede het matigingsverweer, zal in de bedrijfszaak worden aangehouden, omdat de bij incident in de persoonszaak gevorderde bescheiden daarvoor relevant zijn.
5.11.
Dat het non-concurrentiebeding en de boeteclausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid buiten toepassing zouden moeten blijven zoals Momi aanvoert, wordt verworpen. Deze afspraken zijn het resultaat van onderhandelingen bij een zakelijke transactie, waarbij geen bijzondere omstandigheden zijn gesteld of gebleken die maken dat de toepassing van deze afspraken in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
5.12.
Momi is op grond van artikel 10.2 van de koopovereenkomst boetes en/of schadevergoeding verschuldigd aan Xamax. De aansprakelijkheid van [gedaagde] berust op schending van het non-concurrentiebeding en/of onrechtmatig handelen (artikel 6:162 BW).
De gevorderde bescheiden worden deels toegewezen
5.13.
Artikel 843a (oud) Rv is van toepassing op zaken die voor 1 januari 2025 aanhangig zijn gemaakt, zoals de onderhavige. Dit artikel regelt dat een partij inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van i) bepaalde bescheiden, ii) aangaande een rechtsbetrekking van hem of zijn rechtsvoorgangers indien hij daarbij een iii) rechtmatig belang heeft. Met de hiervoor vastgestelde schending van het non-concurrentiebeding is gegeven dat Xamax een rechtmatige belang heeft bij inzage in of afgifte van (een afschrift van) bepaalde gegevens. Bovendien is sprake van een rechtsbetrekking, die bestaat uit de verbintenis tot betaling van een boete door Momi en/of schadevergoeding door [gedaagde] . Hierna wordt beoordeeld welke bescheiden onder dit rechtmatige belang vallen en voldoende zijn bepaald.
5.14.
Xamax en Mitrex vorderen inzage in of afgifte van de volgende bescheiden van [gedaagde] :
  • een overzicht van het gehele klant- en leveranciersbestand van [bedrijf 1] over de periode van 10 juni 2020 tot en met 10 juni 2023,
  • alle in- en verkoop facturen en offertes die zijn verzonden aan of door [bedrijf 1] over de periode van 10 juni 2020 tot en met 10 juni 2023, met e-mailadressen [e-mailadres 1] , [e-mailadres 2] , [e-mailadres 3] , [e-mailadres 4] en/of fysiek per post,
  • alle communicatie over het (mogelijk) plegen van onderhoud aan, verkoop en/of keuring van intern transportmaterieel en service en onderhoud aan heftrucks over de periode van 10 juni 2020 tot en met 10 juni 2023 vanaf [e-mailadres 1] , [e-mailadres 2] , [e-mailadres 3] , [e-mailadres 4] en per Whatsapp vanaf [telefoonnummer] ,
  • de urenregistratie van [gedaagde] en [naam 1] binnen [bedrijf 1] over de periode van 10 juni 2020 tot en met 10 juni 2023,
  • de gewaarmerkte afschriften van bankrekening [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 1] over de periode van 10 juni 2020 tot en met 10 juli 2023.
5.15.
Geoordeeld wordt dat Xamax en Mitrex een rechtmatig belang hebben bij de gevorderde inzage in of afschrift van het klant- en leveranciersbestand. Daaruit zal immers kunnen worden opgemaakt wat de aard en omvang is van de inbreuken op het non-concurrentiebeding, aan de hand waarvan de omvang van de boete en schadevergoeding vastgesteld kan worden. Bovendien is het aldus gevorderde voldoende bepaald. Dit zal dan ook worden toegewezen zoals onder de beslissing vermeld, waarbij als einddatum zal gelden de datum waarop [gedaagde] de onderneming uit het handelsregister heeft uitgeschreven (5 april 2023). In het licht van de betwisting door [gedaagde] hebben Xamax en Mitrex onvoldoende onderbouwd dat door [gedaagde] na die datum handelingen zijn verricht die inbreuk maken op het non-concurrentiebeding. Anders dan verzocht zal de rechtbank voor het verstrekken van de gegevens een termijn bepalen van 21 dagen. Voor zover de gegevens zich bevinden bij [naam 1] geeft die termijn [gedaagde] voldoende ruimte om de vereiste stukken te vergaren. Xamax en Mitrex hebben aangeboden dat, wanneer sprake is van bedrijfsgevoelige informatie, het klantenbestand aan een onafhankelijke derde (ICT-specialist) zou kunnen worden verstrekt die, op hun kosten, filtert welke gegevens relevant zijn voor de vaststelling van de inbreuk op het non-concurrentiebeding. Namens [gedaagde] is op de mondelinge behandeling aangegeven dat hij daar niets voor voelt, zodat dit niet zal worden toegewezen.
5.16.
De gevraagde inzage in of afschrift van in- en verkoopfacturen en offertes die zijn verzonden aan en door [bedrijf 1] via de hiervoor vermelde e-mailadressen wordt eveneens toegewezen omdat Xamax mede aan de hand van deze gegevens de hoogte van de schade en de omvang van de boete kan vaststellen. Ook hier geldt als einddatum 5 april 2023 en een termijn van 21 dagen om daaraan te voldoen. De gevraagde inzage in correspondentie en rekeningafschriften zijn te omvangrijk en te algemeen geformuleerd, waardoor het niet toewijsbaar is. De vordering stuit af op het bepaalbaarheidsvereiste, dat mede tot doel heeft
fishing expeditionste voorkomen. Bij de urenregistratie van [gedaagde] en [naam 1] is geen sprake van een rechtmatig belang, gelet op het gegeven dat, zoals in 5.9 is toegelicht, het voor de toerekening aan [gedaagde] niet uitmaakt of bepaalde werkzaamheden door [naam 1] namens [bedrijf 1] zijn verricht (in de periode dat het bedrijf op naam van [gedaagde] in het handelsregister stond ingeschreven).
5.17.
De gevorderde dwangsom zal als prikkel tot nakoming worden verbonden aan de veroordeling, zoals vermeld onder de beslissing. Het verzoek van [gedaagde] om de veroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en tussentijds hoger beroep open te stellen wordt afgewezen. Bij de beoordeling van dit verzoek dienen de belangen van partijen te worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Tot die omstandigheden behoort dat, zoals [gedaagde] aanvoert, de gevolgen van voldoening aan de veroordeling niet ongedaan gemaakt kunnen worden. Deze omstandigheid is evenwel op zichzelf onvoldoende reden om de beslissing niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Naar het oordeel van de rechtbank weegt het belang van Xamax en Mitrex dat op korte termijn aan de veroordeling wordt voldaan in dit geval zwaarder dan het belang van [gedaagde] bij behoud van de bestaande toestand. Redengevend is dat het belang van Xamax en Mitrex duidelijk is: onderbouwing van hun vordering wegens schending van het non-concurrentiebeding, terwijl gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] enig nadeel zal ondervinden van het verstrekken van de bescheiden.
Hoe nu verder?
5.18.
In de bedrijfszaak zal Xamax in de gelegenheid worden gesteld om bij akte haar vordering nader te onderbouwen, vier weken nadat zij in de persoonszaak de beschikking heeft gekregen over de te verstrekken bescheiden. De zaak wordt daartoe verwezen naar de rol van 21 mei 2025. Vervolgens krijgt Momi vier weken de gelegenheid om daarop bij akte te reageren.
5.19.
In de persoonszaak zal de incidentele vordering deels worden toegewezen en de hoofdzaak integraal worden toegewezen. Omdat [gedaagde] in de persoonszaak in het ongelijk wordt gesteld, zal hij worden veroordeeld in de proceskosten van Xamax en Mitrex in de hoofdzaak, tot op heden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,99
- griffierecht
558,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.076,99
5.20.
Er zijn hiernaast geen afzonderlijke proceshandelingen verricht voor het incident, zodat de kosten in incident worden begroot op nihil.

6.De beslissing

De rechtbank
in de bedrijfszaak (C/13/752646 / HA ZA 24-680)
6.1.
verwijst de zaak naar de rol van
21 mei 2025, voor het nemen van een akte als bedoeld in 5.18, waarna de zaak zal worden verwezen naar de rol van
vier weken latervoor antwoordakte aan de zijde van Momi,
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in de persoonszaak (C/13/756246 / HA ZA 24-990)
in het incident
6.3.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 21 dagen na dagtekening van dit vonnis aan Xamax en Mitrex te overleggen een afschrift van:
  • het klant- en leveranciersbestand van [bedrijf 1] , over de periode van 10 juni 2020 tot 5 april 2023,
  • alle inkoop- en verkoopfacturen en offertes die zijn verzonden aan en door [bedrijf 1] over de periode 10 juni 2020 tot 5 april 2023 via de e-mailadressen [e-mailadres 1] , [e-mailadres 2] , [e-mailadres 3] en [e-mailadres 4] en/of fysiek per post,
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een dwangsom van € 1.500,00 per dag(deel) dat hij niet tijdig aan de veroordeling onder 6.3 voldoet, tot een maximum is bereikt van € 150.000,00,
6.5.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de hoofdzaak
6.7.
verklaart voor recht dat [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met het non-concurrentiebeding uit de koopovereenkomst,
6.8.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een schadevergoeding nader op te maken bij staat,
6.9.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.076,99, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.10.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Singeling, rechter, bijgestaan door mr. M.A.A. van Achterberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2025.

Voetnoten

1.Hoge Raad 18 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ9439 (
2.Mededeling van de Commissie betreffende beperkingen die rechtstreeks verband houden met en noodzakelijk zijn voor de totstandbrenging van concentraties,