ECLI:NL:RBAMS:2025:2104

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
13/338145-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor uitlokking van zware mishandeling van een minderjarige vrouw

Op 2 april 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 24-jarige man, die werd beschuldigd van het uitlokken van een zware mishandeling. De verdachte had via Snapchat twee minderjarigen benaderd met de opdracht om een onbekende vrouw te mishandelen in ruil voor geld. Op 2 september 2024 werd de vrouw in Amsterdam door de minderjarigen hard geslagen en geschopt, wat leidde tot ernstige verwondingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan uitlokking van medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachte rade. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de zwaardere aanklachten van poging tot doodslag, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzet had op de dood van het slachtoffer. De verdachte werd veroordeeld tot 20 maanden gevangenisstraf, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en moest een schadevergoeding van ruim 5800 euro betalen aan het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die eerder niet met justitie in aanraking was gekomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/338145-24
Datum uitspraak: 2 april 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de [naam PI]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J. Ang, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A.J. Admiraal, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
medeplegen van poging tot doodslag (primair), uitlokking van medeplegen van poging tot doodslag (subsidiair), medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachte rade (meer subsidiair), uitlokking van medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachte rade (meest subsidiair), dan wel uitlokking van medeplegen van mishandeling met voorbedachte rade (uiterst subsidiair) van [slachtoffer] op 2 september 2024 te Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feit(en) en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich – onder verwijzing naar haar schriftelijke requisitoir – op het standpunt gesteld dat op grond van de inhoud van het dossier de aan verdachte meest subsidiair tenlastegelegde uitlokking van medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachte rade van [slachtoffer] kan worden bewezen. Dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] kan worden afgeleid uit de uiterlijke verschijningsvorm, de verklaringen van verdachte en de uitvoerders en de snapchatberichten. Verdachte heeft deze kans bewust aanvaard. Verdachte dient van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – onder verwijzing naar zijn pleitnotitie – verzocht verdachte vrij te spreken van het primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde. De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van de uiterst subsidiair tenlastegelegde uitlokking van medeplegen van mishandeling (met voorbedachten rade) van [slachtoffer] . Vastgesteld kan worden dat verdachte opzet heeft gehad op de uitlokking van mishandeling van [slachtoffer] .
De raadsman heeft aangevoerd dat geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet op de dood dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel nu niet vastgesteld kan worden dat er een aanmerkelijke kans is geweest dat [slachtoffer] zou komen te overlijden dan wel dat zij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen door de gedragingen van de medeverdachten. Uit de verklaring van [slachtoffer] , de bewegende beelden en de getuigenverklaringen blijkt dat [slachtoffer] een aantal keer tegen de achterzijde van haar hoofd is geslagen en tegen haar lichaam is geschopt. Niet kan worden vastgesteld dat tegen haar hoofd is geschopt. Uit de beelden blijkt dat de medeverdachte met geringe kracht heeft geslagen en geschopt. Naar algemene ervaringsregels komt een normaal persoon door genoemde geweldshandelingen niet te overlijden en ontstaat hierdoor ook geen zwaar lichamelijk letsel.
Als de rechtbank van oordeel is dat voornoemde aanmerkelijke kans wel heeft bestaan, heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte die kans niet bewust heeft aanvaard. Verdachte had geen aanleiding om aan te nemen dat de aan medeverdachten doorgegeven opdracht, namelijk ‘het geven van een paar tikken’ / ‘het uitdelen van een pak klappen’, zou kunnen leiden tot de dood dan wel tot zwaar lichamelijk letsel. Verdachte was niet aanwezig ten tijde van het handelen van de medeverdachten.
Tot slot kan niet bewezen worden dat sprake is van medeplegen dan wel uitlokking van poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling. Voor medeplegen is van belang dat verdachte geen materiële of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht aan het delict heeft geleverd. Voor medeplegen en uitlokking is van belang dat verdachte, gelet op het voorgaande, geen (voorwaardelijk) opzet op de dood dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft gehad.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 2 september 2024 omstreeks 08:25 uur haar woning verliet en naar haar auto liep ter hoogte van [adres] . Nadat zij haar zoontje in de auto zette, voelde ze plotseling een ruk van achteren en viel ze op de grond. Zij voelde klappen op haar hoofd. [slachtoffer] denkt dat zij ongeveer twintig klappen heeft gehad. Het begon zwart te worden voor haar ogen en ze was bang dat ze haar bewustzijn zou verliezen. [2] [slachtoffer] heeft verklaard dat zij van achteren de klappen heeft opgevangen. Zij heeft zeker twintig trappen/klappen tegen haar hoofd gehad. [3]
Getuige [naam getuige 1] heeft verklaard dat hij op 2 september 2024 omstreeks 08:30 uur geschreeuw hoorde toen hij zich in zijn woning gelegen op de [adres] bevond. Toen hij uit het raam ging kijken, zag hij dat [slachtoffer] op de grond lag en dat zij tegen haar lichaam geschopt werd door twee jongens. [4]
Getuige [naam getuige 2] heeft op 2 september 2024 verklaard dat hij vanaf de Beethovenstraat
(de rechtbank begrijpt: te Amsterdam)kwam en over de brug ging, waarna hij zag dat twee jongens een vrouw die op de grond lag tegen haar lichaam aan het slaan en schoppen waren. [5]
Getuige [naam getuige 3] heeft verklaard dat zij op 2 september tussen 08:15 en 08:30 uur vanuit de Beethovenstraat naar de Stadionkade
(de rechtbank begrijpt: te Amsterdam)fietste. Ter hoogte van [adres] zag zij op straat een jongen een vrouw slaan. Zij zag dat deze jongen met zijn beide vuisten op de vrouw insloeg. Een andere jongen was het incident aan het filmen. Tijdens het filmen was deze jongen met beide benen om en om de vrouw aan het trappen tegen haar onderlichaam en benen. [6]
Verbalisanten zijn op 2 september 2024 omstreeks 08:25 uur na een melding van een vechtpartij op de Stadionkade
(de rechtbank begrijpt: te Amsterdam)ter plaatse gegaan. Daar zijn zij direct naar een persoon gegaan die op de grond zat. Dit bleek later te zijn medeverdachte: [medeverdachte 2] . Hij is op heterdaad aangehouden. [7] Medeverdachte [medeverdachte 2] is eveneens ter plaatse op heterdaad aangehouden. [8] De telefoon van [medeverdachte 1] is bij zijn aanhouding in beslag genomen. [9] De telefoon van [medeverdachte 2] is eveneens in beslag genomen. [10]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft op 2 september 2024 tegenover de politie verklaard dat een vriend en hij een vrouw hebben mishandeld. Die vriend is dezelfde persoon als die is aangehouden. [11] [medeverdachte 2] heeft op 4 september 2024 tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij voor de mishandeling ongeveer € 500,00 zou krijgen. Het verzoek kwam in de nacht van 2 september 2024 voorbij op Snapchat. [medeverdachte 2] heeft op dat verzoek gereageerd en de medeverdachte
(de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] )benaderd. Er is gefilmd, omdat er dan bewijs was dat de opdracht was uitgevoerd. Dan pas zouden zij het geld krijgen. [12]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft op 2 september 2024 tegenover de politie verklaard dat hij de vrouw op haar hoofd heeft getrapt. Hij was aan het filmen op het moment van de mishandeling. De prijs die op het hoofd van de vrouw stond, was niet meer dan € 1.000,00. Hij kreeg waarschijnlijk geld voor de mishandeling. [13] [medeverdachte 1] heeft op 4 september 2024 tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij tijdens het filmen tegen de rib van de vrouw heeft getrapt. [14]
In de inbeslaggenomen telefoon van [medeverdachte 1] is een filmpje aangetroffen. Verbalisanten hebben het filmpje bekeken. Op het filmpje is te zien dat er een vrouw op straat op de grond in foetushouding ligt. Zij ligt met haar handen over haar hoofd. Boven de vrouw staat een jongen voorovergebogen met gebalde vuisten. De jongen geeft met gebalde vuisten meerdere vuistslagen richting het gezicht en het bovenlichaam van de vrouw. De jongen geeft daarnaast twee harde schoppen met zijn voet tegen de ribben van de vrouw. De vrouw wordt meerdere malen in haar gezicht en op haar bovenlichaam geraakt. Er wordt bijna om de halve seconde een trap of stoot door de jongen gegeven. [15]
Op de inbeslaggenomen telefoon van [medeverdachte 2] zijn door verbalisanten de chatgesprekken op Snapchat bekeken. Gebruikersnamen van de gesprekken worden als volgt afgekort: [gebruikersnaam 1] : [gebruikersnaam 2] ; [gebruikersnaam 3] ; [gebruikersnaam 4] : [gebruikersnaam 5] ; [gebruikersnaam 6] : [gebruikersnaam 7] De gebruikersnaam van [medeverdachte 2] is [gebruikersnaam 1] . [16] De gebruikersnaam van [medeverdachte 1] is [gebruikersnaam 8] . [17] De gebruikersnaam van verdachte is [gebruikersnaam 4] . [18] De gebruikersnaam [gebruikersnaam 6] staat ook als contact onder de naam [contactnaam] in Telegram in de telefoon van [medeverdachte 2] met onder meer het telefoonnummer + [nummer] . [19] Van het telefoonnummer + [nummer] is [naam 1] , ingeschreven op de [adres] , abonneehouder. Op dit adres staat [naam 2] tevens ingeschreven. [20]
Op 1 september 2024 heeft ..
(de rechtbank begrijpt: [gebruikersnaam 6] )een groepsgesprek aangemaakt met [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 5]
(de rechtbank begrijpt: [gebruikersnaam 4] ).Op diezelfde dag vindt het volgende gesprek plaats:
  • [gebruikersnaam 5] . Wanneer heb je tijd soldier
  • [gebruikersnaam 2] : Puur heb morgen tijd.
  • [gebruikersnaam 5] : Okee staat
  • [gebruikersnaam 2] : dan baar ik die mannetje waarmee ik ga dat het morgen is.
  • [gebruikersnaam 5] : Ik ben zelf niet in dammie nu ik ga je een jongen van me laten meeten dan legt hij je alles uit
van A tot Z (…)
- [gebruikersnaam 5] : Mn jongen kan zo langs je rijden.
  • [gebruikersnaam 2] : weetje waar die hotel is bij ban daar
  • [gebruikersnaam 5] : Natuurlijk de enige echte
  • [gebruikersnaam 2] : ahahaha kom daar.
  • [gebruikersnaam 5] : Hahaha is goed ik meld em.
Op 2 september 2024 vindt in voornoemd groepsgesprek het volgende gesprek plaats:
  • [gebruikersnaam 5] : [gebruikersnaam 6] had je nog iemand die wijf? Of was het deze broeder.
  • .
  • [gebruikersnaam 5] : Oke, [gebruikersnaam 7] heb je fotos nog.
  • [gebruikersnaam 7] : Ja
  • [gebruikersnaam 5] : stuur em die picas, Aan de zijkant
  • [gebruikersnaam 7] : Oke
  • [gebruikersnaam 5] : Je gaat zeker opstaan toch niffp, zeg die jongen van je ook zeker ochtend, niet verslapen.
  • [gebruikersnaam 2] : ja voor geld staan we altijd heb m al gebaard .
Op 2 september 2024 heeft [gebruikersnaam 1] het volgende gesprek met [gebruikersnaam 4] :
  • [gebruikersnaam 5] : Je bent 2mans toch;
  • [gebruikersnaam 2] : ja bro;
  • [gebruikersnaam 5] : Stuurt afbeelding. Op de afbeelding is een tekst te lezen: Ze rijd 2 waggies een wit met kleurtjes biro en een witte range. Meestal pakt ze biro dus let erop.
Op 2 september 2024 heeft [gebruikersnaam 1] het volgende gesprek met [gebruikersnaam 6] :
  • [gebruikersnaam 2] : vraag die man of we deze niet samen komen. *kunnen pakken. (…)
  • ..(de rechtbank begrijpt: [gebruikersnaam 7] ): deelt vijf afbeeldingen. Op deze foto's is [slachtoffer] te zien. (…)
  • [gebruikersnaam 7] : pff nek, k leg je die koek zo wel uit, hoe jet moet doen. (…)
  • [gebruikersnaam 2] : Jo, stuurt afbeelding met daarop woning met het adres [adres] . Is dit nou die adres of is het [adres] .
  • [gebruikersnaam 7] : stadionkade man.
Op 2 september 2024 heeft [gebruikersnaam 1] het volgende gesprek met [gebruikersnaam 8] :
  • [gebruikersnaam 2] : die meid pakslaag djoenta is morgen. (…)
  • [gebruikersnaam 2] : zet je wekker om 7
  • W: si
  • [gebruikersnaam 2] : 8 uur zijn we daar, en belangrijk is goed filmen, punjo, je filmt via mijn telefoon.
  • W: no shit nugga
  • [gebruikersnaam 2] : ze je wekker kwart voor 7 dan loop je direct naar mij
  • W: sii (…)
  • [gebruikersnaam 2] : Stuurt vijf afbeeldingen. Het zijn 5 lnstagram posts met daarop het slachtoffer [slachtoffer] . Dit is die vrouw.
  • W: Dunne beentjes, gwn vegen en trappen.
  • [gebruikersnaam 2] : o zij gaat snel laag gaan mn.
  • W: daarom dus
  • [gebruikersnaam 2] : puur, krijg strak te horen hoe alles zit, dan baar ik, je.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op straat door iemand is aangesproken en aan hem is gevraagd om iemand een paar tikken te (laten) geven. Hij zou daarvoor betaald worden. Hij zou een gedeelte van een totaalbedrag van € 6.000,00 krijgen. Hij heeft de opdracht aangenomen, omdat hij geld nodig had. Hij heeft van degene die hem op straat heeft benaderd een telefoon gekregen. Via die telefoon kreeg hij informatie. Vervolgens heeft verdachte op Snapchat willekeurige mensen benaderd om de opdracht uit te voeren. Daar kreeg hij een reactie op. Diegene is akkoord gegaan. De informatie die verdachte heeft ontvangen, heeft hij doorgestuurd. Dit gaat om foto’s en het woonadres van het slachtoffer. Hij heeft doorgegeven dat zij een paar tikken moest krijgen van twee mensen. Het was de bedoeling dat dit gefilmd zou worden, omdat zij anders niet betaald zouden krijgen. [25] Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat de personen die de tikken zouden uitdelen hiervoor € 2.000,00 zouden krijgen. Verdachte moest dit verdelen van de € 6.000,00. [26]
4.3.2.
Vrijspraak van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat niet bewezen kan worden dat verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, heeft gehad op de dood van [slachtoffer] . Het kan namelijk niet vastgesteld worden dat de door medeverdachten gepleegde geweldshandelingen van dien aard waren dat daardoor de aanmerkelijke kans ontstond dat letsel zou worden veroorzaakt waardoor [slachtoffer] zou komen te overlijden.
Ten aanzien van het primair en meer subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat voor medeplegen van doodslag dan wel zware mishandeling sprake moet zijn van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen en een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht aan het delict. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan niet gebleken.
4.3.3.
Bewijsoverweging meest subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank vindt op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang en tegen de achtergrond van het dossier bezien, bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan uitlokking van medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachte rade van [slachtoffer] (meest subsidiair).
De rechtbank overweegt ten aanzien van het voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] – gelet op het door de raadsman gevoerde verweer – in het bijzonder het volgende.
Voorwaardelijk opzet (op het uitgelokte misdrijf)
Voor de bewezenverklaring van uitlokking is onder meer vereist dat bewezen wordt dat het opzet van de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] (het uitgelokte misdrijf). De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat verdachte het oogmerk (het volle opzet) had om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan echter ook worden aangenomen als sprake is van voorwaardelijk opzet. De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier zwaar lichamelijk letsel – aanwezig is als verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten of, anders gezegd, om een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is bovendien vereist dat de verdachte de wetenschap heeft gehad van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zou intreden (bewustheid) en dat hij die kans bewust heeft aanvaard (op de koop heeft toegenomen).
De rechtbank stelt – anders dan de raadsman – op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang en tegen de achtergrond van het dossier bezien, vast dat [slachtoffer] door de medeverdachten op de grond is te getrokken, meermalen met kracht tegen haar hoofd en lichaam is geschopt en meermalen met kracht met gebalde vuisten tegen haar hoofd en lichaam is geslagen.
Immers, medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij [slachtoffer] op het hoofd heeft getrapt. Op de camerabeelden is door de politie gezien dat [slachtoffer] twee harde schoppen tegen de ribben heeft gekregen. Getuige [naam getuige 3] verklaart dat er met beide vuisten op [slachtoffer] is ingeslagen. In de bewoordingen ‘op het hoofd trappen, harde schoppen en met vuisten inslaan’ leest de rechtbank dat het geweld met kracht is gebeurd. Er is door twee medeverdachten geweld gepleegd met de intensiteit van elke halve seconde een trap of stoot op een slachtoffer dat op de grond lag. De rechtbank overweegt dat dit geweld, en zeker het met een geschoeide voet trappen op een kwetsbaar lichaamsdeel als het hoofd, de niet onwaarschijnlijke mogelijkheid met zich brengt dat een persoon zwaar lichamelijk letsel oploopt.
Dat op de beschikbare camerabeelden, die slechts een fragment van het hele incident beslaan, het schoppen tegen het hoofd niet is te zien, maakt dit niet anders. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft het incident gefilmd. De geweldshandelingen van degene die heeft gefilmd, zijn niet op de camerabeelden te zien.
Bij de vraag of verdachte voornoemde aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard, betrekt de rechtbank dat uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte (de uitlokker) heeft verklaard dat [slachtoffer] tikken moest krijgen van twee personen en dat hij de instructies (‘van A tot Z’) aan een derde (‘mn jongen’) en uitvoering daarvan aan medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] heeft overgelaten. Niet is gebleken dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] iets anders hebben gedaan dan hen door de derde is opgedragen. Daar komt bij dat het opzet naar het oordeel van de rechtbank niet de precieze wijze omvat waarop het misdrijf wordt uitgevoerd. De rechtbank is – anders dan de raadsman – van oordeel dat het door de instructies en uitvoering van de gekregen opdracht aan (een) ander(en) over te laten en geen voorzorgsmaatregelen te nemen om het risico op meer dan een mishandeling te voorkomen, verdachte voor lief heeft genomen dat de uitvoering van het feit anders uitpakt dan hem voor ogen stond. Verdachte heeft hiermee bewust de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel aanvaard. [27]
De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer] . De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan uitlokking van medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachte rade van [slachtoffer] .

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 2] op 2 september 2024 te Amsterdam tezamen en in vereniging ter uitvoering van het door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachte rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [slachtoffer]
- op de grond hebben getrokken en
- vervolgens meermaals met kracht tegen het hoofd en lichaam hebben getrapt en
- meermaals met kracht met hun vuisten tegen het hoofd en lichaam hebben geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke bovenomschreven strafbare feit, hij, verdachte, in de periode van 1 september 2024 tot en met 2 september 2024 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen door het verschaffen van inlichtingen en beloften opzettelijk heeft uitgelokt door
- die [medeverdachte 2] op Snapchat te benaderen en hierop de opdracht tot het mishandelen van voornoemde [slachtoffer] uit te zetten en
- die [medeverdachte 2] geld te bieden om [slachtoffer] te mishandelen en
- die [medeverdachte 2] opdracht te geven om nog een mededader te regelen, te weten voornoemde [medeverdachte 1] en
- die [medeverdachte 2] te voorzien van identificerende informatie van [slachtoffer] (foto's, adresgegevens, auto's die zij rijdt) en
- die [medeverdachte 2] te voorzien van instructies met betrekking tot hoe en hoe laat hij en zijn mededader [slachtoffer] moeten mishandelen en
- die [medeverdachte 2] en die [medeverdachte 1] een hoeveelheid geld in het vooruitzicht te stellen.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel moeten de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij strafoplegging verzocht rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte een jonge vader is, er problemen in zijn familie waren, hij geen werk en geld had en kampte met een depressie. Verdachte heeft spijt betuigd ten overstaan van [slachtoffer] . Hij is niet eerder met politie en justitie in aanraking gekomen. De raadsman heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte wil meewerken aan reclasseringshulp.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan uitlokking van medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachte rade van [slachtoffer] . Verdachte heeft in opdracht van een onbekend gebleven persoon via Snapchat minderjarigen benaderd om voor geld geweld toe te passen op een voor hem volstrekt onbekende vrouw. Hij heeft de minderjarigen in ruil hiervoor een geldbedrag in het vooruitzicht gesteld. De aanval is op een professionele manier voorbereid, waarbij het huis van [slachtoffer] vooraf is geobserveerd en foto’s van [slachtoffer] zijn gedeeld. [slachtoffer] is op klaarlichte dag, voor haar eigen woning en in het bijzijn van haar minderjarige kind op de grond getrokken, meermalen met kracht tegen haar hoofd en lichaam geschopt en meermalen met kracht met gebalde vuisten tegen haar hoofd en lichaam geslagen. [slachtoffer] lag weerloos op de grond toen voorgaande geweldshandelingen door twee personen werden gepleegd. Van deze geweldshandelingen zijn veel omstanders getuige geweest. In eerste instantie werd bij [slachtoffer] na het bewezen verklaarde een ernstige neurologische stoornis geconstateerd, namelijk een hersenkneuzing. Ter terechtzitting is gebleken dat op dit moment niet wordt uitgegaan van een hersenkneuzing, maar van een hersenschudding, omdat de neurologische afwijkingen op dit moment beperkt zijn. De lichamelijke gevolgen voor [slachtoffer] hadden echter gelet op de door verdachte uitgelokte geweldsuitbarsting veel ernstiger kunnen zijn. Hoewel verdachte heeft verklaard over zijn eigen aandeel aan dit incident, heeft hij geen verklaring afgelegd over zijn opdrachtgever(s). Dit zorgt voor heel veel onrust bij [slachtoffer] , omdat zij nog steeds niet weet uit welke hoek de dreiging van geweld komt. Met zijn stilzwijgen houdt verdachte de dreiging aan het adres van [slachtoffer] in stand. Uit haar slachtofferverklaring blijkt op indringende wijze hoe beangstigend die voortdurende dreiging voor haar is en welke invloed die voortdurende angst op haar dagelijkse leven en haar bewegingsvrijheid heeft. De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk. De aanleiding van het bewezen verklaarde was dat verdachte, naar eigen zeggen, geldproblemen had. De rechtbank vindt het zeer zorgwekkend dat verdachte uit financiële motieven dergelijk zeer ernstig geweld heeft uitgelokt en de ingrijpende consequenties daarvan op de koop toe heeft genomen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 23 december 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 10 januari 2024, opgemaakt door M.D. Eijking, reclasseringswerker. De reclassering ziet het ontbreken van een dagbesteding, het ontbreken van inkomen en het sociale netwerk als voornaamste criminogene factoren. De reclassering ziet het ervaren van schuld- en schaamtegevoelens, de opvatting van verdachte dat hij dingen in de toekomst anders zal aanpakken, verdachtes familiaire netwerk en het ontbreken van middelenproblematiek en psychische problematiek als beschermende factoren. De reclassering acht het op basis van het voorgaande geïndiceerd dat verdachte ondersteuning en begeleiding met zijn dagbesteding en financiën krijgt om het recidiverisico te verminderen. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een contactverbod, dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wil meewerken aan de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
De op te leggen straf
De aard en de buitengewone ernst van het bewezenverklaarde feit, zoals hierboven uiteengezet, rechtvaardigt een gevangenisstraf met een onvoorwaardelijk strafdeel. De rechtbank acht voorts een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, passend en geboden. Het is van belang dat verdachte ondersteuning en begeleiding krijgt om de kans op recidive te verminderen. Het voorwaardelijke deel strekt er verder toe verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan het plegen van strafbare feiten schuldig te maken. De rechtbank is van oordeel dat de buitengewone ernst van het strafbare feit aanleiding is om naar boven af te wijken van de oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daaruit blijkt dat ingeval van het voltooide delict van opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door middel van bijvoorbeeld schoppen/trappen tegen het hoofd een gevangenisstraf van zes maanden het uitgangspunt vormt. Vanwege de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, ziet de rechtbank echter tevens aanleiding om bij de straftoemeting naar beneden af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd Alles overziend acht de rechtbank, vanwege voornoemde aard en buitengewone ernst van het strafbare feit, waarmee in strafverzwarende rekening wordt gehouden, een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden.

9.De vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 851,72 aan vergoeding van materiële schade en € 7.500,00 aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft verzocht om toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij.
Materiële schade (kosten psycholoog)
De verdediging heeft deze kostenposten niet betwist.
De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom, ter hoogte van € 851,72 worden toegewezen.
Immateriële schade
De verdediging heeft verzocht om het gevorderde bedrag te matigen tot maximaal € 2.500,00 en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het bewezen verklaarde lichamelijk en geestelijk letsel heeft opgelopen en er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar lichamelijke integriteit. De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 5.000,00, zoals door de benadeelde partij gevorderd.
Conclusie
De rechtbank vindt gelet op bovenstaande een schadevergoeding van € 5.851,72 toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 2 september 2024, tot aan de dag van de algehele voldoening.
De rechtbank zal de vordering hoofdelijk toewijzen, omdat verdachte het bewezenverklaarde feit samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] heeft gepleegd.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met deze vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank zal ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 302, 303 van het Wetboek van Strafrecht.

11. Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het
primair, subsidiair en meer subsidiairtenlastegelegde feit
niet bewezenen
spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart
bewezendat verdachte het
meest subsidiairtenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
uitlokking van medeplegen van poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
5 (vijf) maanden, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
1. veroordeelde zich meldt op afspraken met de reclassering (Reclassering Nederland, op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam), zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
2. veroordeelde op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met [naam 2] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en het slachtoffer ( [slachtoffer] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
3. veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
4. betrokkene meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt dat veroordeelde moet meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
gedeeltelijk toetot een bedrag van
€ 5.851,72 (vijfduizend achthonderdeenenvijftig euro en tweeënzeventig eurocent), bestaande uit € 851,72 (achthonderdeenenvijftig euro en tweeënzeventig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 2 september 2024, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd, behalve voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige gedeelte ter hoogte van
€ 2.500,00 (tweeduizendvijfhonderd euro) niet-ontvankelijkin haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 5.851,72 (vijfduizend achthonderdeenenvijftig euro en tweeënzeventig eurocent), bestaande uit € 851,72 (achthonderdeenenvijftig euro en tweeënzeventig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 2 september 2024, tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 64 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch voorzitter,
mrs. H.E. Hoogendijk en M.F.A.M. Smeets, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. F.L. Scheeren en M.J.D. Hartman, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 april 2025.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] met nummer PL1300-2024208171-14, p. 12.
3.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2024208171-28, p. 16.
4.Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 1] met nummer 240902-175-154, p. 22
5.Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 2] met nummer 240902-175-596, p. 24.
6.Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 3] met nummer 240902-175-260, p. 26.
7.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2024208171-16, p. 36.
8.Een proces-verbaal van aanhouding met nummer PL1300-2024208171-12, p. 56.
9.Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming met nummer 240902-175-150, p. 250.
10.Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming met nummer 240902-175-574, p. 251.
11.Een proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte PL1300-2024208171-24, p. 52-53.
12.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] (toetsing rechtmatigheid inverzekeringstelling en vordering tot bewaring).
13.Een proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte PL1300-2024208171-25, p. 72-75.
14.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] (toetsing rechtmatigheid inverzekeringstelling en vordering tot bewaring).
15.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2024208171-34, p. 41.
16.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 1, p. 108-109.
17.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2024208171-38, p. 100.
18.Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 25 november 2024 met documentcode 20152162, p. 240.
19.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 1, p. 113.
20.PV van verdenking met documentcode 19926198, p. 119.
21.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 1, p. 109-110.
22.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 1, p. 110.
23.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 1, p. 111.
24.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 1, p. 112.
25.Een verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 19 maart 2025.
26.Een proces-verbaal van verhoor verdachte op 25 november 2024 met documentcode 20152162, p. 240.