7.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling van een bromfiets en een camera van de politie. Daarmee heeft verdachte getoond geen respect te hebben voor het eigendom van een ander. Dit zijn hinderlijke feiten waarmee verdachte voor schade bij anderen heeft gezorgd. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan bedreiging van een ambtenaar, terwijl deze ambtenaar niets anders dan bezig was met zijn werk. Dit is een ernstig feit.
Advies van de reclassering
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van het Leger des Heils van 20 januari 2025, opgemaakt door [naam] . Hierin is gerapporteerd dat blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte er sinds 2022 sprake is van een toenemend delictpatroon van vermogens- en agressie/geweldsdelicten. Verdachte voldoet aan de zogenoemde harde ISDcriteria.
Er is sprake van een zorgelijke situatie met instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden. Het recidiverisico is hoog. De reclassering beschikt niet over recente diagnostiek, waardoor niet kan worden vastgesteld hoe het psychosociaal functioneren alsmede het middelengebruik in relatie staan tot onderhavige tenlastelegging. Wel zijn er aanwijzingen voor psychiatrische problematiek die het risico op recidive doen verhogen. In 2021 is verdachte namelijk gediagnosticeerd met een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Het psychiatrisch toestandsbeeld en de houding van verdachte zijn grotendeels afhankelijk van het al dan niet innemen van zijn medicatie (antipsychotica). Verdachte is bekend met onvoorspelbaar en wisselend gedrag naar de hulpverlening toe, (deels) te verklaren door het weigeren van medicatie. Hoewel verdachte, volgens de behandelcoördinator van het PPC, inmiddels op eigen verzoek medicatie inneemt (depot en tabletten), ontbreekt het verdachte aan ziekte- en probleembesef. Verdachte lijkt enkel te willen meewerken aan de praktische zaken en vindt behandeling gericht op zijn psychiatrische toestandsbeeld en mogelijke middelenproblematiek niet nodig. Het gegeven dat dit risicofactoren vormen voor delictgedrag, en verdachte op dit gebied geen hulp wenst, maakt dat hij ook voldoet aan de zogenoemde zachte ISDcriteria.
Bij een bewezenverklaring wordt oplegging van een onvoorwaardelijke ISDmaatregel geadviseerd. Binnen het kader van de ISDmaatregel kunnen interventies worden ingezet ter voorkoming van recidive en ter stabilisatie van zijn psychische gezondheid. De focus dient te liggen op stabilisatie, diagnostiek en het mogelijk opstarten van een klinisch behandeltraject.
Motivering van de maatregel
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISDmaatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 24 december 2024 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de bewezenverklaarde periode meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan.
Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie van 24 december 2024 is ook voldaan aan de eisen die de ‘Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers’ van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaar processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. Gelet op al het voorgaande, ziet de rechtbank geen reden om de ISDmaatregel niet of in voorwaardelijke vorm op te leggen. Zij zal de officier van justitie volgen in haar vordering.
Het belangrijkste doel van de ISD-maatregel is de beveiliging van de maatschappij. Verdachte veroorzaakt stelselmatig overlast. De rechtbank acht het daarom passend en noodzakelijk dat de ISD-maatregel aan verdachte wordt opgelegd. Gedurende de ISDmaatregel kan verdachte zich niet schuldig maken aan strafbare feiten. Hoewel verdachte heeft verklaard voornemens te zijn om terug te keren naar zijn geboorteland, en daardoor dus geen overlast in Nederland kan veroorzaken, vindt de rechtbank het van belang dat er eerst stabilisatie van de psychische gezondheid van verdachte plaatsvindt. Er is onvoldoende basis om aan te nemen dat verdachte zonder deze stabilisatie inderdaad zal vertrekken, ook al is de situatie in Syrië onlangs wezenlijk veranderd. Bovendien kan verdachte, vanuit de kliniek, worden geholpen om met een zogenaamde zachte landing terug te keren naar zijn geboorteland.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISDmaatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
Tussentijdse beoordeling
De rechtbank ziet, gelet op het voornemen van verdachte terug te keren naar zijn geboorteland, aanleiding om uiterlijk één jaar na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel, de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISDmaatregel te toetsen.