Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.De procedure
2.De feiten
4.De beoordeling
178,00
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een kort geding aangespannen tegen ING Bank N.V. omdat de bank hun bankrelatie heeft beëindigd op basis van verdenking van hypotheekfraude. De eisers hebben een hypothecaire lening aangevraagd voor de aankoop van een woning, maar de bank heeft ontdekt dat de ingediende jaarcijfers significant afwijken van de cijfers die bij de Belastingdienst zijn verstrekt. Tijdens de zitting op 20 maart 2025 hebben de eisers hun vorderingen toegelicht, terwijl ING verweer heeft gevoerd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er stevige aanwijzingen zijn voor fraude door de eisers, en dat de bank op grond van haar zorgplicht en de Algemene Bankvoorwaarden de relatie met hen kan beëindigen. De eisers hebben betoogd dat de fraude is gepleegd door de hypotheekadviseur in samenwerking met hun boekhouder, maar de rechter oordeelt dat het aan de eisers is om het vermoeden van hun betrokkenheid bij fraude te ontkrachten. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van de eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten.