Conclusie
Verdachte heeft op een kort stuk weg met een snelheid van bijna twee keer de toegestane snelheid, een auto ingehaald. Hoewel verdachte ter plaatse bekend was en dus moet hebben geweten dat hij een verdrijvingsvlak naderde was dit voor hem geen reden om snelheid te minderen en gebruik te maken van de mogelijkheid om in te voegen. In plaats daarvan heeft verdachte, terwijl de rijbaan in zijn rijrichting door het verdrijvingsvlak van twee naar één rijstrook werd teruggebracht, over een afstand van 50 meter met nagenoeg onverminderd hoge snelheid geprobeerd nog een auto in te halen. Daarbij is hij op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer terechtgekomen waar het ongeval heeft plaatsgevonden.
De rechtbank kwalificeert het verkeersgedrag van verdachte als zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam, en is derhalve van oordeel dat het ongeval aan zijn schuld te wijten is.
Letsel slachtoffers
Beide slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben door het ongeval, zoals hiervoor beschreven, meerdere breuken opgelopen. Daarbij dient opgemerkt dat in de contacten van [slachtoffer 2] met de politie ook nog wordt gesproken van een heupfractuur en een hersenkneuzing. Deze verwondingen volgen echter niet uit de medische stukken in het dossier.
Door [slachtoffer 1] zijn nog stukken ingebracht over chronische schouderklachten opgelopen na het ongeval, maar uit deze stukken blijkt niet waardoor dit letsel is ontstaan en wat de aard en omvang daarvan is.
Voor beide slachtoffers geldt dat zij vier dagen in het ziekenhuis hebben gelegen, maar dat operatief ingrijpen niet noodzakelijk was.
Wat betreft het herstel is over het revalidatietraject van [slachtoffer 2] bekend dat zij drie maanden met een nekkraag gelopen heeft, die haar veel problemen bezorgde en dat zij tot en met juli 2024 fysiotherapie behandelingen heeft gehad. Inmiddels is zij weer aan het werk. De fysiotherapeut heeft in februari 2025 gesteld dat het behandeldoel behaald is. Over een revalidatietraject van [slachtoffer 1] zitten geen stukken in het dossier.
Duidelijk is dat beide slachtoffers geruime tijd last hebben gehad van diverse klachten. Dat er geen uitzicht zou zijn op volledig herstel volgt niet uit de stukken.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat zowel het letsel van [slachtoffer 1] als het letsel van [slachtoffer 2] niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van de wet. Wel heeft het ongeval voor beide slachtoffers geleid tot tijdelijke ziekte en verhindering in de dagelijkse bezigheden gedurende meerdere maanden.