ECLI:NL:RBAMS:2025:2007

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
13/131069-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag

Op 13 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 november 2023 betrokken was bij een verkeersongeval te Amsterdam. De verdachte, die met een Audi RS3 reed, voerde een onveilige inhaalmanoeuvre uit op een weg waar de maximumsnelheid 50 km/u was. Tijdens het inhalen verloor hij de controle over het voertuig, wat resulteerde in een botsing met een tegemoetkomende auto, bestuurd door [slachtoffer 1], en een aanrijding met een lantaarnpaal. Beide slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], liepen zwaar lichamelijk letsel op, waaronder gebroken ribben en een gebroken nekwervel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een hoge mate van schuld had aan het ongeval door zijn onvoorzichtige rijgedrag en het negeren van verkeersregels. De officier van justitie eiste een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van roekeloosheid. De rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf van 200 uren op, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor één jaar, en wees de vorderingen van de benadeelde partijen af.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/131069-24
Datum uitspraak: 13 maart 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [woonadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
27 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.M. van der Veen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. N. Stegerhoek, naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat mr. J.R. Mekkes namens de slachtoffers naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is –kort gezegd– ten laste gelegd dat op 7 november 2023 te Amsterdam door zijn schuld een verkeersongeval heeft plaatsgevonden ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (zwaar) lichamelijk letsel werd toegebracht, dan wel (subsidiair) het zich zodanig gedragen dat daardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt.
De tenlastelegging is opgenomen in de
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Verdachte heeft een zeer hoge mate van schuld aan het veroorzaken van het verkeersongeval. Hij reed met een snelheid die twee keer zo hoog was als de ter plaatse toegestane snelheid en heeft daarbij inhaalmanoeuvres gemaakt die niet veilig waren. Hij deed dit terwijl het wegdek vochtig was, de weg van twee- naar éénbaans ging en er sprake was van tegemoetkomend verkeer. Beide slachtoffers hebben door het ongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat er geen sprake van is dat verdachte opzettelijk de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden , zodat hij van het onderdeel roekeloosheid dient te worden vrijgesproken. Met betrekking tot de impliciet ten laste gelegde subsidiaire varianten van schuld heeft de verdediging geen opmerkingen.
Het letsel van de beide slachtoffers kan niet worden gezien als zwaar lichamelijk letsel. Voor beiden geldt dat er geen noodzaak is geweest tot operatief ingrijpen. Voor beiden geldt ook dat de verwondingen niet zodanig ernstig zijn dat er geen uitzicht is op volledig herstel.
Ook van dit onderdeel van de tenlastelegging dient verdachte te worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Bij de beoordeling van de vraag of een verdachte schuld heeft aan een ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) komt het volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het gaat daarbij om aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam verkeersgedrag waardoor het ongeval en de gevolgen daarvan zijn ontstaan. Dit brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van deze bepaling. Voorts verdient het opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. [1]
Feitelijke toedracht
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [2]
Op 7 november 2023 rond 12:30 uur reed verdachte als bestuurder in een auto (Audi RS3) over de Ookmeerweg te Amsterdam. Hij was vanaf zijn werk in Lijnden met een collega op weg om te lunchen en reed komende uit de richting van de Etnastraat in de richting van de Osdorper Ban. De Ookmeerweg bestond ter plaatse uit één rijbaan, verdeeld in rijstoken voor verkeer in tegengestelde richtingen. De helft van de rijbaan waarop verdachte reed was gezien vanaf het kruispunt met de Etnastraat ingedeeld in twee rijstroken die na enige tijd versmalden tot één rijstrook. Dit werd aangegeven door een zogenaamd verdrijvingsvlak. Het wegdek was vochtig. De maximaal toegestane snelheid ter plaatse was 50 km/u. Verdachte reed op de linker van de twee rijstroken. Kort na het kruispunt had verdachte een bedrijfsauto ingehaald. Vervolgens is verdachte een daarvoor rijdende Mercedes-Benz (C180 met kenteken: [kenteken] [3] ) genaderd en is hij op enig moment de macht over het stuur verloren waarbij hij op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer terecht kwam. Daar is hij met zijn achterwielen in de berm terechtgekomen waarna hij tegen een langs de weg staande lantaarnpaal is gebotst. Vervolgens is verdachte in botsing gekomen met de hem tegemoetkomende door [slachtoffer 1] bestuurde auto (Fiat Panda). [4] , [5]
De door het airbagsysteem van de auto van verdachte opgeslagen data zijn uitgelezen en daaruit blijkt dat verdachte op drieënhalve seconde vóór het ongeval met een snelheid van ongeveer 97 km/u reed. [6]
Als gevolg van het ongeval hebben zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] , die als passagier bij hem in de auto zat, diverse verwondingen opgelopen. Voor [slachtoffer 1] bestonden deze verwondingen uit een gebroken borstbeen en twee gebroken ribben. [7] [slachtoffer 2] had een beknelde zenuw, een gebroken nekwervel en een scheur in de buikwand. [8]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij ter plaatse bekend is en dat hij, hoewel hij wist dat de maximum toegestane snelheid daar 50 km/u is, harder is gaan rijden dan 50 km/u, omdat hij iemand moest inhalen. Daarna wilde hij naar rechts invoegen. Verdachte reed niet in zijn eigen auto maar in de auto die hij van zijn ouders had geleend, een auto die veel sportiever is dan zijn eigen auto en die daarom ook veel meer kan versnellen dan zijn eigen auto. [9]
Verdachte heeft voorts verklaard dat het in zijn beleving voor hem niet mogelijk was om direct in te voegen op de rechter rijstrook nadat hij de bedrijfsauto had ingehaald omdat zijn weg werd geblokkeerd door een witte auto die voor hem reed en die plots begon te remmen.
Die beleving van verdachte wordt echter niet ondersteund door de bevindingen in het dossier. Van de verkeerssituatie kort voor het ongeval zijn camerabeelden beschikbaar. Op de screenshots van de camerabeelden is te zien dat verdachte na het passeren van het kruispunt met de Etnastraat een bedrijfsauto heeft ingehaald. Dit was vlak voordat de rijbaan voor het verkeer in zijn richting door middel van een verdrijvingsvlak van twee naar één rijstrook werd teruggebracht. Op enige afstand vóór de bedrijfsauto rijdt dan een witte auto (later blijkt een Mercedes-Benz C180 met kenteken [kenteken] ). Op de screenshots is te zien is dat er voor verdachte na het inhalen van de bedrijfsauto genoeg ruimte was om in te voegen tussen de witte Mercedes en de bedrijfsauto (afbeelding 14 en 15). [10] Van deze mogelijkheid heeft verdachte echter geen gebruik gemaakt. Hij is links blijven rijden en heeft geprobeerd om ook nog de witte Mercedes in te halen terwijl een auto op de tegengestelde rijrichting verdachte tegemoet reed (afbeelding 16 en 17). [11] Daarbij is verdachte naast de witte Mercedes over het verdrijvingsvlak gereden. Pas toen inhalen toch niet mogelijk bleek en verdachte op de rijstrook van het tegemoetkomende verkeer terecht dreigde te komen heeft hij geremd. Dit wordt bevestigd door de gegevens uit de airbag. Vervolgens heeft verdachte (net buiten het zicht van de camera) de macht over het stuur verloren, waarna het ongeval heeft plaatsgevonden. De auto van verdachte bevond zich op dat moment aan het einde van het verdrijvingsvlak. [12]
Conclusie
Verdachte heeft op een kort stuk weg met een snelheid van bijna twee keer de toegestane snelheid, een auto ingehaald. Hoewel verdachte ter plaatse bekend was en dus moet hebben geweten dat hij een verdrijvingsvlak naderde was dit voor hem geen reden om snelheid te minderen en gebruik te maken van de mogelijkheid om in te voegen. In plaats daarvan heeft verdachte, terwijl de rijbaan in zijn rijrichting door het verdrijvingsvlak van twee naar één rijstrook werd teruggebracht, over een afstand van 50 meter met nagenoeg onverminderd hoge snelheid geprobeerd nog een auto in te halen. Daarbij is hij op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer terechtgekomen waar het ongeval heeft plaatsgevonden.
De rechtbank kwalificeert het verkeersgedrag van verdachte als zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam, en is derhalve van oordeel dat het ongeval aan zijn schuld te wijten is.
Letsel slachtoffers
Beide slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben door het ongeval, zoals hiervoor beschreven, meerdere breuken opgelopen. Daarbij dient opgemerkt dat in de contacten van [slachtoffer 2] met de politie ook nog wordt gesproken van een heupfractuur en een hersenkneuzing. Deze verwondingen volgen echter niet uit de medische stukken in het dossier.
Door [slachtoffer 1] zijn nog stukken ingebracht over chronische schouderklachten opgelopen na het ongeval, maar uit deze stukken blijkt niet waardoor dit letsel is ontstaan en wat de aard en omvang daarvan is.
Voor beide slachtoffers geldt dat zij vier dagen in het ziekenhuis hebben gelegen, maar dat operatief ingrijpen niet noodzakelijk was.
Wat betreft het herstel is over het revalidatietraject van [slachtoffer 2] bekend dat zij drie maanden met een nekkraag gelopen heeft, die haar veel problemen bezorgde en dat zij tot en met juli 2024 fysiotherapie behandelingen heeft gehad. Inmiddels is zij weer aan het werk. De fysiotherapeut heeft in februari 2025 gesteld dat het behandeldoel behaald is. Over een revalidatietraject van [slachtoffer 1] zitten geen stukken in het dossier.
Duidelijk is dat beide slachtoffers geruime tijd last hebben gehad van diverse klachten. Dat er geen uitzicht zou zijn op volledig herstel volgt niet uit de stukken.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat zowel het letsel van [slachtoffer 1] als het letsel van [slachtoffer 2] niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van de wet. Wel heeft het ongeval voor beide slachtoffers geleid tot tijdelijke ziekte en verhindering in de dagelijkse bezigheden gedurende meerdere maanden.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de hiervoor in rubriek 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 7 november 2023 te Amsterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmee rijdende over de Ookmeerweg, zich zodanig, te weten zeer onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] lichamelijk letsel, werd toegebracht, te weten,
- bij [slachtoffer 1] een gebroken borstbeen en twee gebroken ribben,
- bij [slachtoffer 2] , een beknelde zenuw, een gebroken nekwervel en een scheur in de buikwand,
zodanig dat daaruit tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Ookmeerweg, komende uit de richting van de Etnastraat en gaande in de richting van de Osdorper Ban,
- terwijl de weg vochtig was,
- terwijl verdachte reed met een snelheid die veel hoger was dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur,
verdachte heeft terwijl hij met hoge snelheid reed, een voertuig ingehaald, vlak voordat de weg versmalde van een tweebaansweg naar een eenbaansweg,
verdachte was vervolgens een voor hem in dezelfde richting rijdend ander motorrijtuigtuig (te weten een witte Mercedes-Benz voorzien van kenteken [kenteken] ) aan het inhalen, waarbij hij het verdrijvingslak heeft overschreden,
verdachte heeft vervolgens de macht over het stuur verloren,
verdachte is vervolgens op de voor het verkeer uit tegengestelde richting bestemde rijstrook terechtgekomen, terwijl voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op de laatstgenoemde rijstrook voor tegemoetkomend verkeer reden,
verdachte is vervolgens in de linker berm terecht gekomen en in botsing gekomen met een lantaarnpaal,
verdachte is vervolgens in botsing gekomen met voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , terwijl verdachte ongeveer 3,5 seconden voor de botsing ongeveer 97 kilometer per uur had gereden, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vorenomschreven letsel werd toegebracht, zodanig dat daaruit tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
9. Motivering van de straffen
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren, een taakstraf van 240 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen (OBM) voor de duur van 2 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om bij een veroordeling geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf of OBM op te leggen. Deze sancties zijn dusdanig ontwrichtend voor het leven van verdachte dat deze een onevenredige bestraffing zouden opleveren. Bij oplegging van een voorwaardelijke OBM kan rekening worden gehouden met het feit dat verdachte voor zijn woon-werkverkeer zeer afhankelijk is van zijn rijbewijs.
Verdachte is bereid om een taakstraf uit te voeren en (indien gewenst) een boete te betalen.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt waardoor twee slachtoffers, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] forse verwondingen hebben opgelopen. Verdachte heeft met een volstrekt onverantwoorde inhaalmanoeuvre grote risico’s genomen, door op een plaats op de weg waar dat niet mocht en ook feitelijk niet meer mogelijk was, toch nog te proberen om op hoge snelheid een voor hem rijdende auto in te halen. Daarbij heeft hij de macht over het stuur verloren, waarna de auto in een slip is geraakt en tegen de tegemoetkomende auto van de slachtoffers is aangereden.
Beide slachtoffers hebben geruime tijd lichamelijk de nadelige gevolgen van het ongeval ondervonden. Ook heeft het ongeval geestelijk grote impact op hen gehad, zoals blijkt uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaringen.
De rechtbank heeft voor wat betreft de strafoplegging gekeken naar straffen die voor vergelijkbare gevallen door rechtbanken en gerechtshoven worden opgelegd. Ook is gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, die bij een situatie als deze (geen middelengebruik en lichamelijk letsel) bij een zeer hoge mate van schuld aan het ongeval zoals de rechtbank die bewezen acht, uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een onvoorwaardelijke OBM voor de duur van 1 jaar.
De rechtbank heeft ook gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze mede naar voren komen uit wat ter zitting is besproken en uit het door het Leger des Heils uitgebrachte reclasseringsadvies van 23 januari 2025. Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 13 januari 2025 blijkt voorts dat verdachte niet eerder voor overtreding van de Wegenverkeerswet is veroordeeld.
Alles afwegende komt de rechtbank tot een lagere strafoplegging dan door de officier van justitie is gevorderd. Gelet op de mate van schuld die de rechtbank bewezen acht, de ernst van de verweten gedragingen en de gevolgen daarvan acht de rechtbank, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in dit geval een forse taakstraf meer passend.
De rechtbank acht een taakstraf van 200 uren passend en geboden. In het kader van de verkeersveiligheid en ter voorkoming van verdere recidive acht de rechtbank daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar op zijn plaats. Gelet op het feit dat verdachte oprecht overkwam in het betuigen van zijn spijt op zitting, dit een eenmalig incident lijkt te zijn geweest en het belang van verdachte bij behoud van zijn rijbewijs in verband met zijn werkzaamheden, zal deze echter geheel voorwaardelijk worden opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij
[slachtoffer 1]vordert € 140,- aan vergoeding van materiële schade en
€ 5.000,- aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente.
De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft ter terechtzitting verklaard dat door de verzekering inmiddels een bedrag van € 5.500,- als voorschot aan de benadeelde partij is uitgekeerd. Omdat een hoger bedrag is vergoed dan het bedrag dat in de onderhavige strafzaak is gevorderd en daarmee in elk geval de gevorderde schade is vergoed, zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] worden afgewezen.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.
De benadeelde partij
[slachtoffer 2]vordert € 177,99 aan vergoeding van materiële schade en € 15.000,- aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente.
De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft ter terechtzitting verklaard dat door de verzekering inmiddels een bedrag van € 6.000,- als voorschot aan de benadeelde partij is uitgekeerd. Wiens verzekering dit voorschot heeft uitgekeerd en wat er uiteindelijk in totaal nog uitgekeerd zal worden door de verzekeraar kon de raadsvrouw niet zeggen. Bij die stand van zaken is onduidelijk of er nog schade vergoed moet worden of niet.
De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht, en op de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 200 (tweehonderd) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
100 (honderd) dagen.
Ontzegtverdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
1 (één) jaar.
Beveelt dat deze bijkomende straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]af.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 2]niet-ontvankelijk in haar vordering is en dat zij haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. Beunk, voorzitter,
mrs. P.K. Oosterling-van der Maarel en A.S. Dogan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. West, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 maart 2025.
[…]

Voetnoten

1.Zie onder meer de arresten van de Hoge Raad van 1 juni 2004 ECLI:NL:HR:2004:AO5822 en van 29 april
2.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste digitale nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.Proces verbaal FO Verkeer PL1300-2023253280 Forensisch onderzoek plaats delict (p. 115).
4.Proces verbaal FO Verkeer PL1300-2023253280 Forensisch onderzoek plaats delict (p.120-121, 123, 125-127, 155-157).
5.Proces verbaal van verhoor slachtoffer PL1300-2023253280-19 (p.37).
6.Proces verbaal FO Verkeer PL1300-2023253280 Onderzoek data airbagmodule (p.165, 167 en 180-181).
7.Een geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring van Dr. [naam] (traumachirurg AMC) (productie 2 bij vordering benadeelde partij [slachtoffer 1] ).
8.Een geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring van Dr. [naam] (traumachirurg AMC) (productie 2 bij vordering benadeelde partij [slachtoffer 2] ).
9.Proces-verbaal ter terechtzitting van 27 februari 2025.
10.Proces verbaal FO Verkeer PL1300-2023253280 Forensisch onderzoek plaats delict (p.125).
11.Proces verbaal FO Verkeer PL1300-2023253280 Forensisch onderzoek plaats delict (p.126).
12.Proces verbaal FO Verkeer PL1300-2023253280 Snelheidsonderzoek videobeelden (p.100-102).