ECLI:NL:RBAMS:2025:1983

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
13-349663-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering toegestaan van opgeëiste persoon aan Polen na beoordeling van detentieomstandigheden

Op 26 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd op 7 oktober 2024 door de Provinciale Rechtbank in Radom, strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1976, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De behandeling van het EAB vond plaats op 30 januari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. A.L. Wagenaar, aanwezig was, evenals de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw, mr. M.H. Aalmoes.

De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak op grond van de Overleveringswet (OLW) met 30 dagen verlengd en de gevangenhouding bevolen. Op 13 februari 2025 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gedaan, waarin vragen over de detentieomstandigheden in Barczewo aan de Poolse autoriteiten zijn voorgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen algemeen gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden in Barczewo, waardoor de vraag over de detentieomstandigheden niet langer relevant is.

In de slotsom concludeert de rechtbank dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank staat de overlevering toe, en deze uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, in aanwezigheid van griffiers, en openbaar uitgesproken op de zitting van 26 maart 2025. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-349663-24
Datum uitspraak: 26 maart 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 3 december 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 7 oktober 2024 door
the Provincial Court in Radom, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1976,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 30 januari 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 30 januari 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.H. Aalmoes, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
Tussenuitspraak
De rechtbank heeft op 13 februari 2025 [3] een tussenuitspraak gewezen, waarbij het onderzoek ter
zitting is heropend en voor onbepaalde tijd is geschorst om de in de tussenuitspraak onder 5.2 genoemde vraag – waar de opgeëiste persoon na een eventuele overlevering naar alle waarschijnlijkheid geplaats zou worden – gelet op de detentieomstandigheden in Barczewo voor te leggen aan de Poolse autoriteiten. Bij tussenuitspraak is de beslistermijn op grond van
artikel 22, vijfde lid, OLW met 30 dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting 12 maart 2025
De behandeling van het EAB is met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling voortgezet op de zitting van 12 maart 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw,
mr. M.H. Aalmoes, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak

De rechtbank stelt vast dat bij de tussenuitspraak van deze rechtbank van 13 februari 2025 al is geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, de dubbele strafbaarheid en de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon zoals bedoeld in artikel 12 OLW en
artikel 11 OLW in combinatie met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU. Hetgeen de rechtbank heeft overwogen kan als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW: Poolse detentieomstandigheden in Barczewo

De rechtbank verwijst allereerst naar haar overwegingen over de detentieomstandigheden in de tussenuitspraak van 13 februari 2025.
De rechtbank heeft niet alleen in deze zaak, maar ook in een andere zaak [4] vragen gesteld over de detentieomstandigheden in de gevangenis in Barczewo. De rechtbank heeft in die zaak op
14 februari 2025 uitspraak gedaan, [5] waarin zij tot het oordeel komt dat er geen algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden die daar worden gedetineerd worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling, gelet op de detentieomstandigheden. Derhalve is de vraag of de opgeëiste persoon na overlevering in de gevangenis in Barczewo wordt gedetineerd niet langer relevant.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 26, 54 Wet wapens en munitie, 8, 176 Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5, en
7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Provincial Court in Radom, Polen, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. Ch.A. van Dijk en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.A. Harland en D. Kloos, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 26 maart 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
4.Rb. Amsterdam d.d. 16 januari 2025 (ECLI:NL:RBAMS:2025:326).