ECLI:NL:RBAMS:2025:1982

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
13-002955-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de executie van een Europees aanhoudingsbevel uit Italië met betrekking tot detentieomstandigheden

Op 26 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de executie van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door Italië. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Nigeria, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 12 maart 2025 gehoord, waarbij de officier van justitie, mr. A.L. Wagenaar, aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door haar raadsman, mr. R.P.G. van der Weide. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak over de overlevering met 30 dagen verlengd en de gevangenhouding bevolen. De rechtbank heeft vragen gesteld over de detentieomstandigheden in Italië, naar aanleiding van een rapport van Antigone dat zorgwekkende informatie bevatte over de overbevolking en de leefomstandigheden in Italiaanse gevangenissen. De rechtbank heeft de Italiaanse autoriteiten gevraagd om garanties te geven over de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon na overlevering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het proces dat tot het EAB heeft geleid en dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is. De rechtbank heeft de zaak heropend en het onderzoek ter zitting geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen. De rechtbank heeft bepaald dat de zaak uiterlijk twee weken voor 3 mei 2025 opnieuw op zitting moet worden aangebracht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-002955-25
Datum uitspraak: 26 maart 2025
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering van 14 januari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 juli 2024 door
Procura Generale Della Repubblica Presso la Corte di Appello di Ancona,Italië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Nigeria) op [geboortedag] 1973,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 12 maart 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door haar raadsman, mr. R.P.G. van der Weide, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Engelse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat zij de Nigeriaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een arrest van het Hof van Beroep van Ancona van 11.07.2023, onherroepelijk op 21/06/2024, met referentie arrest nr. 1905/2023 Hof van Beroep Ancona, uitgevaardigd ter vernietiging van het vonnis van de Rechtbank van Macerata van 09.10.2018.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twaalf jaren en zeven maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog twaalf jaren, zeven maanden en vijf dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4] De rechtbank zal daarom de beslissing van het Hof van Beroep van Ancona van 11 juli 2023 aan artikel 12 OLW toetsen.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces, een advocaat heeft gemachtigd om haar verdediging te voeren, en dat deze advocaat tijdens het proces haar verdediging ook daadwerkelijk heeft gevoerd. De rechtbank is daarom – met de officier van justitie en raadsman – van oordeel dat sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub b, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is derhalve niet van toepassing.

4.Strafbaarheid

4.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het in het EAB onder F vermelde strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Italië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
4.2
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het in het EAB onder A opgenomen feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, van de Opiumwet.

5.Artikel 11 OLW: Italiaanse detentieomstandigheden

De rechtbank verwijst omtrent de Italiaanse detentieomstandigheden naar haar uitspraak, in een andere zaak, van 14 januari 2025 (ECLI:NL:RBAMS:2025:224), in het bijzonder naar hetgeen de rechtbank in die uitspraak onder de punten 7.1 (
Inleiding) en 7.4 (
Oordeel van de rechtbank) heeft overwogen.
Uit het dossier volgt dat het Internationaal Rechtshulpcentrum (IRC) de door de rechtbank geformuleerde vragen heeft voorgelegd aan de
Liaison Officerin Italië met de vraag één en ander voor te leggen aan de Italiaanse autoriteiten. Deze vragen luiden als volgt:
1. Are, in light of the Antigone report of October 2024, the guarantees given in the letters of 2 and 4 March 2020 still current, in the sese that wanted persons are still guaranteed a personal space of at least 3 m2 (excluding sanitary facilities) after surrender to Italy?
2. If, in general terms, the answer to question 1 can no longer be affirmative:
a. Are wanted persons who are surrendered to Italy still (first) detained in the penitentiary institution of Rome-Rebbibia-New Complex?
If so, for which period will the wanted person in all probability be detained there and how much individual cell space will be available to him there (excluding sanitary facilities)?
b. If the wanted person will be staying in the penitentiary institution of Rome-Rebbibia-New Complex for a prolonged period of time and will have less than 3m2 of personal space there, can you please provide on the relevant factors mentioned in Muršić v. Croatia (ECtHR (Grand Chamber), 20 October 2016, 7334/13 § 138), namely ‘time and extent of restriction [of personal space]; freedom of movement and adequacy of out-of-cel activities; and general appropriateness of the detention facility’ (Muršić v. Croatia, § 135)?
c. If the detention in the penitentiary institution of Rome-Rebbibia-New Complex is only for a short period of time: where will the wanted person be detained after his detention in the penitentiary institution of Rome-Rebbibia-New Complex and how much individual cell space will be available to him there (excluding sanitary facilities)?
d. If the wanted person will have less than 3 m2 of personal space after his detention in the penitentiary institution of Rome-Rebbibia-New Complex, can you provide information on the relevant factors mentioned in Muršić v. Croatia (ECtHR (Grand Chamber), 20 October 2016, 7334/13 § 138), namely ‘time and extent of restriction [of personal space]; freedom of movement and adequacy of out-of-cel activities; and general appropriateness of the detention facility’ (Muršić v. Croatia, § 135)?
De Directeur-Generaal van het Italiaanse Ministerie van Justitie, Departement van het Penitentiair Bestuur, heeft op 11 februari 2025 als volgt geantwoord:
BETREFT: Procedure betreffende Europees aanhoudingsbevel tussen Italië en Nederland. Verzoek om garanties betreffende gevangenisomstandigheden.
1. Refererend aan het op 11 februari jl. door dit directoraat-generaal ontvangen verzoek betreffende de procedure inzake het Europees aanhoudingsbevel tussen Italië en Nederland, en naar aanleiding van de aan dit directoraat-generaal toegezonden GDAP-nota 72319 van 2 maart 2020, heb ik de eer u het volgende onder uw aandacht te brengen.
2. In het bijzonder met betrekking tot de eerste plaats van toewijzing, wordt gespecificeerd dat de identificatie ervan gebonden is aan de luchtroute die gebruikt wordt voor de overdracht, die besloten en doorgegeven wordt door de Dienst voor Internationale Politiesamenwerking ­ Interpol - Sirene in Rome. Als de luchthaven van bestemming een van de terminals in de stad Rome is, wordt de gedetineerde voorlopig toegewezen aan een instituut in het district Lazio, over het algemeen geïdentificeerd, zoals reeds vermeld, in het Rebibbia nieuwe Complex. In de dagen direct volgend op de binnenkomst in Italië (de duur van het verblijf in de penitentiaire inrichting van eerste toewijzing hangt af van de beschikbaarheid van de personele middelen die nodig zijn voor de uitvoering van de overplaatsing), wordt de gedetineerde begeleid naar de penitentiaire inrichting van het district waar de vervolgende justitiële autoriteit is gevestigd en blijft daar ter beschikking van deze autoriteit.
Als de luchthaven van bestemming daarentegen één van de luchthavens in Milaan is, wordt de gedetineerde toegewezen aan een penitentiaire inrichting in het district Lombardije, die over het algemeen, maar niet noodzakelijkerwijs, voor gedaagden wordt aangeduid als de San Vittore­gevangenis in Milaan.
Dit instituut werd, samen met 15 andere Italiaanse gevangenissen, door uw directoraat-generaal in nota DAG26/02/2020.0038423. U., aangemerkt als een inrichting die volgens het Hof van Amsterdam geen adequate leefomstandigheden kan garanderen.
3. In dit verband moet worden opgemerkt dat, zowel met betrekking tot de San Vittore gevangenis, als met betrekking tot de 15 genoemde locaties, net als voor alle penitentiaire inrichtingen op het nationale grondgebied, de detentieomstandigheden momenteel in overeenstemming zijn met artikel 3 van het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en dat derhalve geen enkele gedetineerde mag worden gehuisvest in slaapruimten met een ruimte van minder dan 3 vierkante meter. In feite zijn de inrichtingen op het nationale grondgebied in staat om een beschikbaarheid voor elke gedetineerde te garanderen van niet minder dan drie vierkante meter per persoon, waaronder het, dankzij het gebruik van toepassingen die een dagelijkse controle van de beschikbaarheid van detentieplaatsen mogelijk maken, niet is toegestaan te vertrekken.
Deze omstandigheid, in combinatie met de openstelling van de kamers voor een periode van niet minder dan 8 uur per dag (behalve voor mogelijke redenen van orde en veiligheid en, in dit geval, dus, binnen de grenzen die worden bepaald door Artikel 10 van het P.O.), en de aanwezigheid van alle andere reeds verzekerde voorwaarden (zoals toegang tot toiletten, buitenlucht gedurende 4 uur per dag, evenals toegang tot gezondheidszorg, en de aanwezigheid van verwarming), garandeert dat de aangeboden detentievoorwaarden in overeenstemming zijn met de geldende regelgeving.
4. We blijven tot uw beschikking voor elke verdere verduidelijking die u wenst.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie leest de aanvullende informatie aldus dat de eerdere garanties worden bevestigd. Artikel 11 OLW staat dus niet aan overlevering in de weg.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de aanvullende informatie van 11 februari 2025 onvoldoende is om het eerder vastgestelde algemene gevaar (in 10 Italiaanse instellingen) weg te nemen. In het licht van de zorgwekkende gegevens over de detentieomstandigheden in Italië waarover de rechtbank beschikt geeft de aanvullende informatie van 11 februari 2025 bovendien aanleiding tot het stellen van nadere vragen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De aanvullende informatie is niet afkomstig van de uitvaardigende rechterlijke autoriteit, noch door die autoriteit goedgekeurd. In die situatie dient de uitvoerende rechterlijke autoriteit de geboden zekerheid te toetsen aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover de uitvoerende rechterlijke autoriteit beschikt. [5] De rechtbank merkt in dit kader op dat ook als de verstrekte garantie wel afkomstig is van de uitvaardigende rechterlijke autoriteit, de uitvoerende rechterlijke autoriteit rekening moet houden met “enig nauwkeurig gegeven dat erop wijst dat de detentieomstandigheden in een bepaalde gevangenis strijdig zijn met artikel 4 van het Handvest.” [6]
De zorgwekkende bevindingen van Antigone zoals weergegeven in het in oktober 2024 gepubliceerde rapport
Italian Prisons Burst [7] (waarvan delen zijn geciteerd in de eerder aangehaalde uitspraak van 14 januari 2025 [8] ) vinden steun en deels bevestiging in gegevens van
the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT) met betrekking tot
high-level talkstussen de President van het CPT en de Italiaanse Minister van Justitie. Het CPT vermeldde hierover op 31 oktober 2024 onder meer het volgende:
In recent months, the Italian prison system has been confronted with serious challenges to its proper functioning, caused notably by the steady increase in prison overcrowding and its detrimental effects on living conditions, the provision of regime, violence and relations with staff. The spike in the number of suicides of both prisoners and staff in 2024 is an extreme symptom of the crisis. [9]
Naast deze zorgwekkende gegevens, weegt de rechtbank bij haar beoordeling ook mee dat in de verstrekte aanvullende informatie van het Ministerie van Justitie van 11 februari 2025 onder meer wordt meegedeeld dat (onderstreping rechtbank):
“voor alle penitentiaire inrichtingen op het nationale grondgebied, de detentieomstandigheden momenteel in overeenstemming zijn met artikel 3 van het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en dat derhalve geen enkele gedetineerde
magworden gehuisvest in slaapruimten met een ruimte van minder dan 3 vierkante meter.
(…)
Deze omstandigheid (…), garandeert dat
de aangeboden detentievoorwaarden in overeenstemming zijn met de geldende regelgeving.”
De verstrekte informatie lijkt aldus (mede) gericht op de boodschap dat de regelgeving ten aanzien van de detentieomstandigheden in Italië voldoet aan de daarvoor geldende voorwaarden (zoals bepaald door onder andere het Europees Hof voor de Rechten van de Mens). Dat de regelgeving hier aan voldoet en dat gedetineerden bijvoorbeeld – kort gezegd – niet geplaatst
mogenworden in een ruimte van minder dan 3 vierkante meter, sluit niet zonder meer uit dat in de praktijk toch het gevaar bestaat dat niet kan worden voldaan aan die voorwaarden. Nu de hiervoor geschetste recente gegevens van Antigone en het CPT duiden op serieuze problemen als gevolg van een groeiende overbevolking, wenst de rechtbank antwoord op de volgende vragen:
1. De rechtbank heeft acht geslagen op een zorgwekkend rapport van Antigone (
Italian Prisons Burst [10] )gepubliceerd in oktober 2024 dat steun en deels bevestiging vindt in gegevens van het CPT met betrekking tot
high-level talkstussen de President van het CPT en de Italiaanse Minister van Justitie. Gelden de geconstateerde problemen die voortkomen uit een groeiende overbevolking (te weten negatieve gevolgen voor
living conditions, the provision of regime, violence and relations with staffmet als extreem symptoom van deze crisis een
spike in the number of suicides of both prisoners and staff in 2024)voor bepaalde detentie-instellingen of voor alle instellingen in Italië? In hoeverre zijn de hiervoor benoemde problemen actueel? De rechtbank verneemt graag welke maatregelen zijn genomen sinds eind oktober 2024.
2. Voor het geval de geconstateerde problemen nog wel actueel zijn voor bepaalde instellingen: om welke instellingen gaat het? Kan gegarandeerd worden dat de opgeëiste persoon niet in een detentie-instelling wordt geplaatst waar deze problematiek speelt? Kan dit in algemenere zin worden gegarandeerd voor opgeëiste personen die door Nederland worden overgeleverd?

6.Beslissing

HEROPENT en SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de onder punt 5 geformuleerde vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit ter beantwoording voor te leggen.
VERLENGTop grond van artikel 22, vijfde lid, OLW de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met
dertig dagen, onder gelijktijdige verlenging van de overleveringsdetentie op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
BEPAALTdat de zaak
uiterlijk twee weken voor 3 mei 2025(zijnde de verlengde beslistermijn) opnieuw op zitting moet worden aangebracht.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan haar raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Italiaanse taal tegen een nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. Ch.A. van Dijk en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.A. Harland en D. Kloos, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 26 maart 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (
5.HvJ EU 25 juli 2018, C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589 (Generalstaatsanwaltschaft Bremen (Detentieomstandgheden in Hongarije)), punt 114.
6.Generalstaatsanwaltschaft Bremen (Detentieomstandgheden in Hongarije), punt 112.
7.https://www.antigone.it/upload/Le_carceri_scoppiano_EN.pdf
9.https://www.coe.int/en/web/cpt/-/council-of-europe-anti-torture-committee-cpt-hold-high-level-talks-on-prison-reform-in-italy.
10.https://www.antigone.it/upload/Le_carceri_scoppiano_EN.pdf