5.2.Detentieomstandigheden
Inleiding
Voor het onderzoek naar de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon na eventuele overlevering aan Polen is van belang dat zijn overlevering in deze zaak (EAB II) wordt gevraagd om hem te vervolgen én in de zaak met parketnummer 13/283589-24 (EAB I) om hem een vrijheidsstraf te laten ondergaan. De rechtbank heeft immers voor voorlopig gedetineerden in Polen (
remand regime) een algemeen reëel gevaar van schending van grondrechten aangenomen, terwijl dit niet het geval is voor veroordeelde gedetineerden die in Polen een vrijheidsstraf ondergaan. Daarom is aan de uitvaardigende justitiële autoriteit gevraagd of, indien de overlevering van de opgeëiste persoon voor beide EAB’s wordt toegestaan, het regime voor voorlopig gedetineerden (
remand regime) gaat gelden.
Bij e-mail van 6 februari 2025 hebben de Poolse autoriteiten deze vraag voor zover relevant als volgt beantwoord:
“I would like to clarify that the prosecuted Mr. [opgeëiste persoon] , after his surrender to Poland under the European arrest warrant in the case conducted under case number XIV Kop 177/24[opmerking rechtbank: het onderhavige EAB II]
, will not start serving his prison sentence.”
Bij e-mail van 10 februari 2025 hebben de Poolse autoriteiten dit antwoord verder als volgt toegelicht:
“I would like to clarify that at the time of the transfer of [opgeëiste persoon] under the EAW issued by the District Court in Gdansk both in case IV Kop 65/24 and XIV Kop 177/24 to Poland, he will start serving his sentence in case IV K 19/23 (EAW IV Kop 65/24); at the same time he will be subject to the rigors of pre-trial detention applied in case 3008-1.Ds.35.2024 of the District Prosecutor's Office in Gdansk (EAW XIV Kop 177/24); in the Polish legal order, the execution of a sentence and the application of a preventive measure in the form of pre-trial detention may take place simultaneously, which means that during the execution of the sentence, the detainee is additionally subject to the rigors of pre-trial detention and remains at the disposal of the body in the proceedings of which the pre-trial detention was applied (in the present case, he will remain at the disposal of the District Prosecutor's Office in Gdansk); as a consequence, in the case of termination of pre-trial detention before the end of the prison term, the convict continues to serve the prison term (but with credit for the prior period), and in the case of termination of the prison term before the expiration of the term of pre-trial detention, the preventive measure of pre-trial detention continues to be exercised.”
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat aan dit EAB geen gevolg moet worden gegeven en de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat overlevering van de opgeëiste persoon, die na overlevering in een
remand regimezal worden geplaatst, tot een schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) zal leiden. Subsidiair heeft hij verzocht om de behandeling van dit EAB af te splitsen van de behandeling van EAB I en de overlevering inzake EAB I alvast toe te staan, nu de opgeëiste persoon zo snel mogelijk zijn straf wil gaan uitzitten in Polen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon na overlevering zijn straf zal gaan uitzitten, waarbij de officier van justitie ervan uitgaat dat de opgeëiste persoon niet in een
remand regimezal worden geplaatst, zodat geen gevaar van een schending van artikel 4 van het Handvest bestaat. Artikel 11 OLW staat daarom niet aan overlevering in de weg.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van voornoemde aanvullende informatie gaat de rechtbank er - anders dan de officier van justitie - van uit dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering in het
remand regimezal worden geplaatst. Er staat immers letterlijk dat de opgeëiste persoon na overlevering voor beide EAB’s onderworpen zal worden aan “
the rigors of pre-trial detention”.
In uitspraken van 5 juni 2024heeft de rechtbank geoordeeld dat sprake is van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten van gedetineerden die in het
remand regimein Polen terechtkomen. Het kernpunt hierbij is dat slechts 3 m2 persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) is gegarandeerd voor de voorlopig gedetineerde, terwijl die veelal 23 uren per dag op zijn cel doorbrengt. Verder is de onduidelijkheid over de termijn waarop de opgeëiste persoon contact met de buitenwereld kan bewerkstelligen, een bijkomende verzwarende omstandigheid.
De vaststelling van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten voor gedetineerden die terecht komen in het
remand regime, kan op zichzelf niet tot weigering van de overlevering leiden. Het enkele bestaan van gegevens die duiden op gebreken in dit regime, impliceert immers niet noodzakelijkerwijs dat, in een concreet geval, de grondrechten van de opgeëiste persoon bij overlevering zullen worden geschonden.
Teneinde te verzekeren dat de grondrechten in het concrete geval worden geëerbiedigd, is de rechtbank dan ook verplicht om vervolgens na te gaan of er, in de omstandigheden van het geval, gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Polen een reëel gevaar zal lopen van schending van zijn grondrechten gezien de detentieomstandigheden in het
remand regimein Polen.
In het kader van dat nadere onderzoek zal de rechtbank het onderzoek heropenen om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit de volgende vragen voor te leggen:
1) In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid worden gedetineerd?
2) Kan, tegen de achtergrond van het arrest Dorobantu (ECLI:EU:C:2019:857, punten 75-76), voor de opgeëiste persoon worden gegarandeerd dat hij minimaal 4 vierkante meter persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel zal krijgen in de detentie-instelling waar hij terecht komt? Of zal hij slechts tussen de 3 en 4 vierkante meter persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel krijgen?
3) Indien de opgeëiste persoon ervoor kiest deel te nemen aan alle aangeboden activiteiten, hoeveel uur per dag kan hij dan minimaal buiten zijn cel verblijven?
4) Kan worden gegarandeerd dat hij tenminste twee uur buiten zijn cel kan verblijven?
De rechtbank wijst erop dat de uitvaardigende justitiële autoriteit voor de beantwoording van boven gestelde vragen zo nodig bijstand kan verzoeken aan de centrale autoriteit of een van de centrale autoriteiten van Polen, in de zin van artikel 7 van het Kaderbesluit.
Het verzoek van de raadsman om het Openbaar Ministerie in deze zaak direct niet-ontvankelijk te verklaren kan niet worden gehonoreerd. Volgens vaste jurisprudentie moet immers aan de uitvaardigende justitiële autoriteit de gelegenheid worden geboden alle noodzakelijke aanvullende gegevens te verschaffen met betrekking tot de omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon naar verwachting zal worden gedetineerd.