ECLI:NL:RBAMS:2025:1835

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
13-009282-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot criminele organisatie en oplichting

Op 13 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge, België. De officier van justitie had op 10 januari 2025 verzocht om de behandeling van het EAB, dat betrekking had op de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren op de Nederlandse Antillen in 1998, die op dat moment gedetineerd was in Nederland. Tijdens de zitting op 27 februari 2025 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.C.P. Jansen. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat de Belgische autoriteiten garanties hebben gegeven voor zijn terugkeer naar Nederland na een eventuele veroordeling. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke behandeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering kan worden toegestaan, omdat er geen weigeringsgronden van toepassing zijn. De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan voor de feiten zoals omschreven in het EAB.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-009282-25
Datum uitspraak: 13 maart 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 10 januari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 januari 2025 door de onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge, België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
nu uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [Penitentiaire Inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 27 februari 2025, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.C.P. Jansen, advocaat in Rotterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsmandaat bij verstek van 9 januari 2025, uitgevaardigd door een onderzoeksrechter van de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
-
deelneming aan een criminele organisatie;
-
oplichting.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De procureur des Konings bij het Parket van de procureur des Konings West-Vlaanderen, afdeling Brugge, heeft bij brief van 11 februari 2025 de volgende garantie gegeven:
"Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar NEDERLAND van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar NEDERLAND zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ)."
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Het standpunt van de raadsman

De raadsman heeft zich – onder verwijzing naar de zorgen ten aanzien van de overbevolking, zoals geuit door het Comité van Ministers van de Raad van Europa op 5 december 2024 – op het standpunt gesteld dat geen gevolg moet worden gegeven aan het EAB. Gelet op de Belgische detentieomstandigheden bestaat er een reëel gevaar dat de grondrechten van de opgeëiste persoon na overlevering zullen worden geschonden. Hij heeft dit onderbouwd met een document van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen (CTRG) en het Federaal Instituut voor de bescherming en de bevordering van de Rechten van de Mens (FIRM) over de overbevolking in Belgische gevangenissen in 2024. De detentiegarantie die is verstrekt ten behoeve van de opgeëiste persoon biedt onvoldoende bescherming tegen de zorgelijke omstandigheden in de penitentiaire inrichting in Brugge.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de detentieomstandigheden in België niet aan overlevering in de weg staan, nu het gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden met de verstrekte detentiegarantie voor de opgeëiste persoon is weggenomen.
Het oordeel van de rechtbank
Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in alle detentie-instellingen in België worden onderworpen aan een onmenselijke behandeling gelet op de detentieomstandigheden in die instellingen. [4]
De rechtbank stelt vast dat er bij brief van 11 februari 2025, afkomstig van het Diensthoofd bij het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden, te Brussel de volgende individuele detentiegarantie is gegeven:

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Brugge indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.”

De rechtbank gaat aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5] Op grond van het vertrouwensbeginsel gaat de rechtbank uit van de juistheid van de informatie in de verstrekte individuele detentiegarantie. De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling, nu het gevaar van een dergelijke behandeling met deze garantie voor hem is weggenomen. Hij zal immers worden gedetineerd op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden). De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman. Er is dan ook geen reden om, zoals verzocht door de raadsman, de zaak aan te houden om een nadere detentiegarantie op te vragen.

7.Lopende vervolging in Nederland voor hetzelfde feit

De raadsman heeft zich – onder verwijzing naar jurisprudentie – op het standpunt gesteld dat sprake is van een lopende strafvervolging in Nederland voor hetzelfde feit, zodat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 9 OLW. Het feit waarvoor de opgeëiste persoon in Nederland wordt vervolgd (diefstal door middel van een valse sleutel, te weten een pinpas van een Belgische aangever) is volgens de raadsman namelijk een voortgezette handeling van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht (de oplichting in België waarbij deze pinpas is bemachtigd).
Op grond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, OLW kan de overlevering van de opgeëiste persoon worden geweigerd voor een feit ter zake waarvan tegen hem een strafvervolging in Nederland gaande is. De rechtbank dient derhalve te beoordelen of de Nederlandse strafvervolging tegen de opgeëiste persoon betrekking heeft op hetzelfde feit als waarvoor het EAB is uitgevaardigd. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het verweer van de raadsman niet slaagt en overweegt hiertoe als volgt.
Allereerst zien de verdenkingen met betrekking tot (de pinpas van) de betreffende Belgische aangever op verschillende handelingen en pleegplaatsen. De Nederlandse strafvervolging tegen de opgeëiste persoon heeft betrekking op vermeende diefstal door middel van een valse sleutel door te pinnen met de pinpas van die aangever bij de aankoop van 3 mobiele telefoons met een waarde van 4.197,00 euro in Middelburg. In het EAB verzoekt de uitvaardigende justitiële autoriteit de overlevering vanwege de vermeende oplichting door de opgeëiste persoon van die aangever en diefstal van een totaal bedrag van 8.000,00 euro door cashopnames met de (middels oplichting verkregen) pinpas in Oostende (België).
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bovendien desgevraagd bevestigd dat de opgeëiste persoon enkel wordt vervolgd voor feiten gepleegd in België. Gelet op het voorgaande is geen sprake van ‘hetzelfde feit’ als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, OLW zodat deze weigeringsgrond niet van toepassing is.

8.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge, België voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en H.H.J. Zevenhuijzen, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 13 maart 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, ML, ECLI:EU:C:2018:589.