Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.De procedure
2.De feiten
Department of Justicein de Verenigde Staten (DOJ
)naar een omvangrijke truststructuur in de Verenigde Staten. In dat kader hebben in 2020 ook invallen plaatsgevonden in Engeland en in Zwitserland door de aldaar bevoegde autoriteiten bij onder meer de toenmalige uiteindelijk aandeelhouder van [gedaagden] , de Zwitserse [bedrijf 3] . Het onderzoek van het DOJ ziet op de vraag wie de
ultimate beneficial owner(s)van de truststructuur is/zijn en of juiste belastingaangiften zijn ingediend in de Verenigde Staten vanaf 2003. Het gaat potentieel om een fiscale vordering van ongeveer USD 200 miljoen.
ngagement Letters”(hierna: de Overeenkomsten), met bijlagen, van 1 december 2020, een geadresseerd aan [gedaagde 1] en een geadresseerd aan [gedaagde 3] . Namens deze twee vennootschappen heeft [naam 3] voor akkoord getekend en [naam 1] namens [eiseres] .
3.Het geschil
:
4.De beoordeling
affiliated company, zoals bedoeld in de Overeenkomst met [gedaagde 1] . Die Overeenkomst is overigens getekend door [naam 3] , die toen ook bestuurder was van [gedaagde 2] .
indictmentvan het DOJ van 16 mei 2024, en [eiseres] is – naar zij onweersproken stelt – tot op heden werkzaamheden blijven verrichten en kosten van derden blijven voorschieten. Verder geldt dat de opdrachtnemer (hier [eiseres] ) recht heeft op loon en vergoeding van kosten (artikel 7:405 en 406 BW).
“de hele 'vrijwaringstheorie' niet opgaat. [naam 2] is niet gevrijwaard, laat staan voor de gevolgen van beweerdelijk eigen crimineel handelen.”.
indictment’van 16 mei 2024 niet een of meer gedaagden zijn genoemd maar wel [naam 2] (partijen zijn het er over eens dat hij wordt bedoeld met de vermelde ‘
Co-Conspirator 2 (…) financial advisor, a Dutch national’), is – anders dan [gedaagden] meent – dus niet doorslaggevend. Daar komt bij dat [naam 2] ter zitting heeft uitgelegd dat hij betrokken is in het onderzoek van de DOJ, maar niet is aangemerkt als verdachte (de Grand Jury moet daar nog over beslissen), zoals het echtpaar X wel is. Dit betoog klinkt plausibel nu in de
indictmentinderdaad alleen dat echtpaar als
defendantswordt aangemerkt.
engagementzijn aangegaan. Volgens [eiseres] volgt dat niet uit deze mailwisseling. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de door [eiseres] voorgestane beperkte uitleg het meest aannemelijk is. Weliswaar schrijft [naam 7] over een ‘eindrekening’, maar deze lijkt slechts betrekking te hebben op een beperkt aantal facturen. Dat een algehele schikking en het einde van de overeenkomst van opdracht met [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zou zijn bedoeld is onwaarschijnlijk, ook gelet op het feit dat er veel later nog schulderkenningen (13 september 2023) en betalingen (16 mei 2024) zijn geweest. Ook dit verweer gaat dus niet op.