ECLI:NL:RBAMS:2025:1828

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
763463
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over geldvordering en betaling van facturen aan belastingadviseur

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 maart 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] B.V. en drie gedaagden, waaronder [gedaagde 1] B.V., [gedaagde 2] B.V. en [gedaagde 3] B.V. De eiseres, een belasting- en advieskantoor, vorderde betaling van onbetaalde facturen ter waarde van €1,2 miljoen, die door de gedaagden aan haar verschuldigd waren voor verleende diensten. De eiseres had in de dagvaarding verzocht om de zaak met gesloten deuren te behandelen, maar dit verzoek werd afgewezen door de voorzieningenrechter. Tijdens de zitting op 6 maart 2025 heeft de eiseres haar vorderingen toegelicht, terwijl de gedaagden verweer hebben gevoerd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden tekortschieten in de nakoming van de overeenkomsten en de schulderkenningen van 13 september 2023, waardoor de vorderingen van de eiseres toewijsbaar zijn. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de eiseres recht heeft op betaling van de facturen, met wettelijke handelsrente, en heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van de openstaande bedragen. De vorderingen tot betaling van voorschotten of het verstrekken van een bankgarantie voor toekomstige vorderingen zijn afgewezen, omdat het spoedeisend belang hiervoor ontbreekt. De gedaagden zijn grotendeels in het ongelijk gesteld en moeten de proceskosten betalen.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
Zaaknummer: C/13/763463 / KG ZA 25-70 EAM/MAH
Vonnis in kort geding van 20 maart 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres bij dagvaarding van 25 februari 2025,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaten: mr. D.J. van Dongen en mr. S.F.T.C. van Veen te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1] B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2] B.V.,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 3] B.V.,
alle gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagden,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mr. R.C. de Mol te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
[eiseres] heeft in de dagvaarding verzocht om de zaak te behandelen met gesloten deuren. Op 5 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen omdat hetgeen [eiseres] naar voren had gebracht ter onderbouwing van dat verzoek, gelet op het bepaalde in artikel 27 lid 1 Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering en mede in aanmerking genomen de reactie van gedaagden,
geen aanleiding vormde om een uitzondering te maken op de hoofdregel van
openbaarheid van de zitting.
1.2.
Bij de zitting van 6 maart 2025 waren aanwezig:
- aan de kant van [eiseres] : [naam 1] (indirect bestuurder van [eiseres] ), [naam 2] (bestuurder van [eiseres] en [gedaagde 2] ),
- aan de kant van [gedaagden] mr. Van Dongen en mr. Van Veen.
1.3.
Op de zitting heeft [eiseres] de dagvaarding toegelicht. [gedaagden] heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties en een pleitnota overgelegd. Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een belasting- en advieskantoor dat zich toelegt op de fiscale advisering van onder meer vermogende particulieren en internationale organisaties. Bestuurders zijn [bedrijf 1] B.V. (de persoonlijke holding van [naam 1] ) en [naam 2] .
2.2.
[gedaagde 1] B.V. ( [gedaagde 1] ), [gedaagde 2] B.V. ( [gedaagde 2] ) en [gedaagde 3] B.V. ( [gedaagde 3] ) zijn financiële holdings.
2.3.
Enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde 1] is [gedaagde 2] . In het verleden waren onder meer bestuurders van [gedaagde 1] : [naam 2] en [naam 3] .
2.4.
Gezamenlijk bevoegd bestuurders van [gedaagde 2] zijn [naam 4] en [naam 2] . In het verleden waren onder meer bestuurders: [naam 1] en [naam 3] .
2.5.
Van 20 april 2021 tot 4 oktober 2023 was dr. mr. [naam 7] bestuurder van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] , benoemd door de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2021:1109).
2.6.
Enig aandeelhouder van [gedaagde 3] is de op Malta gevestigde vennootschap [bedrijf 2] Ltd. In het verleden is [naam 2] enig aandeelhouder geweest. In het verleden waren onder meer bestuurders: [naam 2] en [naam 3] .
2.7.
[eiseres] verricht sinds 2017 diverse werkzaamheden voor [gedaagden]
2.8.
In 2020 heeft de FIOD invallen gedaan bij [eiseres] , [gedaagde 1] , [gedaagde 3] en enkele bestuurders van deze vennootschappen. Deze invallen maakten deel uit van een financieel-strafrechtelijk onderzoek door het
Department of Justicein de Verenigde Staten (DOJ
)naar een omvangrijke truststructuur in de Verenigde Staten. In dat kader hebben in 2020 ook invallen plaatsgevonden in Engeland en in Zwitserland door de aldaar bevoegde autoriteiten bij onder meer de toenmalige uiteindelijk aandeelhouder van [gedaagden] , de Zwitserse [bedrijf 3] . Het onderzoek van het DOJ ziet op de vraag wie de
ultimate beneficial owner(s)van de truststructuur is/zijn en of juiste belastingaangiften zijn ingediend in de Verenigde Staten vanaf 2003. Het gaat potentieel om een fiscale vordering van ongeveer USD 200 miljoen.
2.9.
Partijen hebben daarop (nadere) afspraken gemaakt voor de door [eiseres] te verrichten werkzaamheden. Deze zijn neergelegd in twee vrijwel gelijkluidende “E
ngagement Letters”(hierna: de Overeenkomsten), met bijlagen, van 1 december 2020, een geadresseerd aan [gedaagde 1] en een geadresseerd aan [gedaagde 3] . Namens deze twee vennootschappen heeft [naam 3] voor akkoord getekend en [naam 1] namens [eiseres] .
In de Overeenkomst met [gedaagde 1] staat, voor zover van belang:
“ [eiseres] B.V. […] offers to render services […] in the field of (Dutch) taxation, legal and other matters to [gedaagde 1] B.V. and its affiliated companies or any other Company held by the same Ultimate Beneficial Owner […].
Scope of services
The services that will be rendered by [eiseres] are related to general tax advice.
This Engagement Agreement will cover all (pre-)agreed as well as future services to be provided by [eiseres] to [gedaagde 1] .
The team that will be rendering services on behalf of [eiseres] is currently led by [naam 2] , who will be the engagement partner responsible for the services we are to render to you.
[…]
Fees
[…]
The Principal further undertakes to fully indemnify the Contractor for any legal and/or other expenses incurred or to be incurred as a result of Consultant being required by private third parties, governmental agencies or bodies, or courts to participate in any manner in proceedings or actions due to Consultant performing activities for the Company or any Group Company or other Company held by the same Ultimate Beneficial Owner, or due to the fact that Consultant is or was engaged as a Consultant to the Company or any Group Company or any other Company held by the same Ultimate Beneficial Owner.
[…]”
In de Overeenkomst met [gedaagde 3] staat mutatis mutandis hetzelfde.
2.10.
Vanaf medio 2021 ontstonden achterstanden in de betalingen van [gedaagden] aan [eiseres] .
2.11.
Bij brief van 13 september 2023 heeft [gedaagde 3] , getekend door [naam 3] , aan [eiseres] geschreven, voor zover relevant:
“Subject: Acknowledgement of Debt
Referring to our engagement letter dated December 1, 2020, we at [gedaagde 3] BV formally acknowledge that we owe [eiseres] B.V. the sum of €282,863.58. This figure represents the amount due for service provided to us in respect of the aforementioned engagement.
We further acknowledge that until the owed sum is paid in full, an annual interest of 6% is being accrued on the outstanding amount, starting from September 1, 2022.
[…]”
2.12.
In het dossier bevindt zich een op dezelfde datum gedateerde vergelijkbare schulderkenning van [gedaagde 1] met inhoudelijk dezelfde tekst, maar dan voor een bedrag van € 186.556,18 (met eveneens 6% rente).
2.13.
In 2024 heeft [gedaagden] via verschillende gelieerde vennootschappen binnen de truststructuur, waaronder [bedrijf 4] , betalingen gedaan aan [eiseres] . De laatste betaling was op 16 mei 2024, toen [bedrijf 4] € 753.549,78 heeft overgemaakt aan [eiseres] voor zes facturen, waaronder:
( a) Factuur [nummer 15] voor:
“Services [eiseres] November 2020 up to and including December 2021 with regard to US DOJ investigation, meetings Dutch lawyers, US lawyers,
Discovery process e-mail traffic and communications, advisory reviews, etc.”,
( b) Factuur [nummer 16] voor:
“Services 2021- [naam 4] litigation Kort Geding Rechtbank, Ondernemingskamer Amsterdam and coördination US lawsuits”, en
( c) Factuur [nummer 17] voor:
“-Third parties costs/external costs NL lawyers re investigation EUR 72.056,56
- Additional external costs re investigation EUR 2.500,00
- Third parties costs / external costs US lawyers re investigation EUR 21.297,80
USD 25.000 (retainer)
-Third parties costs / external costs US lawyers re investigation, EUR 19.279,20
USD 23,181.00 (additional retainer)”
Blijkens deze omschrijvingen ging het om zowel eigen werkzaamheden van [eiseres] voor [gedaagden] als voor de doorberekende kosten van derde adviseurs in de jaren 2020 en 2021.
2.14.
Na 16 mei 2024 heeft [gedaagden] niets meer betaald aan [eiseres] .
2.15.
In het dossier bevindt zich een op 16 mei 2024 gedateerde ‘indictment’ (tenlastelegging), uitgebracht door het DOJ tegen de heer [X] en zijn echtgenote wegens verdenking van, kort gezegd, valsheid in geschrift en belastingontduiking. Daarin wordt als “Co-Conspirator 2” vermeld: “[X]’s financial advisor, a Dutch national”.
2.16.
Bij brief van 6 november 2024 heeft (de advocaat van) [eiseres] [gedaagde 1] gesommeerd tot betaling van in totaal € 595.019,70 aan – bij de brief gevoegde – facturen van 29 oktober 2024:
- voor werkzaamheden van [eiseres] over 2022, 2023 en 2024 inzake het DOJ onderzoek (facturen [nummer 1] , [nummer 2] en [nummer 1] ),
- voor contractuele rente (factuur [nummer 3] , verwijzend naar ‘settlement letter’ van 13 september 2023) en
- voor kosten van een Amerikaanse en een Nederlandse advocaat (facturen [nummer 4] en [nummer 5] ).
2.17.
Op telefonische vragen van de advocaat van [gedaagden] om opheldering en telefonische betwisting van de vorderingen heeft de advocaat van [eiseres] bij brieven aan [gedaagde 1] van 8 november, 2 december 2024 en 2 januari 2025 gereageerd met specificaties van de facturen, uitleg over de voorgeschiedenis en verzoek om overleg. In de brief van 2 december 2024 is ook aanspraak gemaakt op betaling van – bij die brief gevoegde – facturen [nummer 6] van 12 juli 2024, [nummer 7] van 29 oktober 2024 en [nummer 8] van 2 december 2024 van [eiseres] aan [gedaagde 2] voor de werkzaamheden van [naam 2] als bestuurder van [gedaagde 2] over de periode november 2023 tot en met december 2024.
2.18.
De betaaltermijn van de facturen was telkens 5 dagen.
2.19.
Bij brief van 2 januari 2025 heeft de advocaat van [eiseres] [gedaagde 3] gesommeerd tot betaling binnen zeven dagen van – de bij de brief gevoegde - factuur [nummer 9] van 12 juli 2024 ad € 145.200,00 voor “Retainer Spanish Structure fees for the period 1 January 2024 up to and including 31 December 2024.”
2.20.
Aan de sommaties is niet voldaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar te verklaren bij voorraad, samengevat:
i) [gedaagden] hoofdelijk dan wel ieder voor zich te veroordelen tot betaling van:
de onbetaald gelaten facturen voor werkzaamheden die [eiseres] heeft verricht voor [gedaagden] en voor kosten die [eiseres] heeft voorgeschoten waarvoor [gedaagden] een vrijwaring heeft gegeven, een en ander met wettelijke handelsrente,
ii) [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een voorschot van USD 300.000,- dan wel tot verstrekking van een bankgarantie; en [gedaagde 3] te veroordelen tot betaling van een voorschot van €108.900,- dan wel tot verstrekking van een bankgarantie,
iii) [gedaagden] te veroordelen in de (na)kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover;
althans in goede justitie voorzieningen te treffen.
3.2.
[eiseres] stelt daartoe dat [gedaagden] tekortschiet in de nakoming van de Overeenkomsten en de schulderkenningen van 13 september 2023 doordat de volgende opeisbare facturen van [eiseres] niet zijn betaald:
3.2.1.
door [gedaagde 1]:
(a-c) drie facturen van 29 oktober 2024 voor dienstverlening door [eiseres] over respectievelijk 2022, 2023 en 2024 door [eiseres] inzake “US DOJ investigation, meetings Dutch lawyers and meetings US lawyers, Discovery process e-mail traffic and communications, advisory reviews, etc.” ad € 59.713,50 respectievelijk € 68.928,86 en € 243.821,05,
( d) factuur [nummer 3] van 29 oktober 2024 ad € 18.498,55 voor 6% rente over de periode 1 september 2022-16 mei 2024, gebaseerd op de schulderkenning van 13 september 2023, en
( e) factuur [nummer 10] van 12 juli 2024 ad € 334.378,66 voor door [eiseres] voorgeschoten kosten van het Amerikaanse advocatenkantoor Downing. [1]
3.2.2.
door [gedaagde 2] :
(a-c) drie facturen van 12 juli 2024, 29 oktober 2024 respectievelijk 2 december 2024 ad in totaal € 140.148,47 voor de werkzaamheden van [naam 2] als bestuurder van [gedaagde 2] over de periode november 2023 tot en met december 2024,
3.2.3.
door [gedaagde 3] :
( a) factuur [nummer 11] van 12 juli 2024 ad € 145.200,- voor “Retainer Spanish Structure fees for the period 1 January 2024 up to and including 31 December 2024”,
( b) factuur [nummer 12] van 21 februari 2025 ad € 36.300,- voor advieswerkzaamheden inzake “Spanish Structure fees first quarter 2025”,
( c) factuur [nummer 13] van 29 oktober 2024 ad € 23.102,62 voor 6% rente over “total invoices amount EUR 282.863,58” vanaf 1 september 2022, gebaseerd op de schulderkenning van 13 september 2023,
3.2.4.
door gedaagden (hoofdelijk aansprakelijk op grond van het vrijwaringsbeding)
:
(a-b) twee facturen [nummer 4] en [nummer 5] van 29 oktober 2024 ad in totaal € 204.057,74 voor door [eiseres] voorgeschoten kosten van een Amerikaans ( [bedrijf 5] ) respectievelijk een Nederlands ( [bedrijf 6] ) advocatenkantoor.
Volgens [eiseres] zijn de facturen niet betwist en deels ook gewoon betaald. Er is geen schikking geweest, de overeenkomst van opdracht is nooit beëindigd. Daarom heeft [eiseres] ook na 2021 nog drie jaar gewoon werkzaamheden verricht (zij het dat de betaling daarvoor aanvankelijk op verzoek van [gedaagden] is opgeschort). Alle partijen wisten dat en niemand heeft ooit aan de bel getrokken. Pas in 2024 is [gedaagden] ineens moeilijk gaan doen.
3.3.
[gedaagden] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vorderingen zijn gebaseerd op nakoming van overeenkomsten. Een vordering tot nakoming kan in kort geding alleen worden toegewezen, indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het standpunt van de eisende partij zal volgen, bijvoorbeeld als gedaagden een kennelijk ongegrond verweer voeren, en indien van de eisende partij niet kan worden gevergd dat hij de uitslag van de bodemprocedure afwacht. Daarnaast gelden voor toewijzing van geldvorderingen in kort geding als voorwaarden dat het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk moeten zijn en dat een onmiddellijke voorziening is vereist.
4.2.
De voorzieningenrechter constateert dat tegen de jegens (uitsluitend) [gedaagde 2] ingestelde vorderingen in verband met de bestuurdersvergoeding voor [naam 2] (zie 3.2.2), die door [eiseres] voldoende zijn onderbouwd met stukken, geen kenbaar verweer is gevoerd. Deze vorderingen zijn daarom toewijsbaar.
4.3.
Met betrekking tot de overige vorderingen overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Niet in geschil is dat [eiseres] sinds 2017 werkzaamheden verricht voor [gedaagden] op grond van overeenkomsten van opdracht, die (in ieder geval) op 1 december 2020 schriftelijk zijn vastgelegd in de Overeenkomsten (met bijlagen). Deze worden geacht alle drie de gedaagden te binden, ook [gedaagde 2] . [gedaagde 2] is immers een
affiliated company, zoals bedoeld in de Overeenkomst met [gedaagde 1] . Die Overeenkomst is overigens getekend door [naam 3] , die toen ook bestuurder was van [gedaagde 2] .
4.4.
Uitgangspunt is dat de opdrachtgever (hier [gedaagden] ) een overeenkomst van opdracht te allen tijde kan opzeggen (artikel 7:408 Burgerlijk Wetboek). [gedaagden] heeft de Overeenkomsten nooit opgezegd, ook niet na de
indictmentvan het DOJ van 16 mei 2024, en [eiseres] is – naar zij onweersproken stelt – tot op heden werkzaamheden blijven verrichten en kosten van derden blijven voorschieten. Verder geldt dat de opdrachtnemer (hier [eiseres] ) recht heeft op loon en vergoeding van kosten (artikel 7:405 en 406 BW).
4.5.
[gedaagden] voert aan dat zij de vorderingen keer op keer op inhoudelijke gronden heeft betwist. Uit de stukken blijkt dat haar advocaat naar aanleiding van de sommatiebrieven van [eiseres] aan [gedaagde 1] van 6 november en 2 december 2024 telefonisch vragen heeft gesteld aan de advocaat van [eiseres] – die in de brieven van 2 december 2024 en 2 januari 2025 zijn beantwoord. Pas op de zitting werd duidelijk dat het voornaamste verweer van [gedaagden] is, dat
“de hele 'vrijwaringstheorie' niet opgaat. [naam 2] is niet gevrijwaard, laat staan voor de gevolgen van beweerdelijk eigen crimineel handelen.”.
4.6.
De voorzieningenrechter overweegt dat dit verweer kennelijk slechts ziet op de facturen die betrekking hebben de door [eiseres] voorgeschoten kosten van ingeschakelde derden, dat wil zeggen de facturen zoals hierboven bedoeld in 3.2.1.(e) en 3.2.4. [gedaagden] meent dat de vrijwaringsbedingen in de Overeenkomsten geen betrekking hebben op die kosten omdat deze gemaakt zijn voor de verdediging van [naam 2] in het kader van het onderzoek van de DOJ en dus niet ten behoeve van [gedaagden]
4.7.
[eiseres] stelt daar tegenover dat de invallen in 2020 de aanleiding waren voor het op schrift stellen van (nadere) afspraken over de dienstverlening door [eiseres] ; [naam 3] had [naam 2] na de invallen in paniek opgebeld en verzocht om bijstand. Een en ander is door [gedaagden] niet weersproken. Aannemelijk is dat deze situatie de reden is dat, zoals [eiseres] stelt, de afspraken voor de te verlenen diensten (‘general tax advice’) en over de vrijwaring (‘indemnify’) voor de kosten van door [eiseres] in te schakelen derden ruim zijn geformuleerd. Op dat moment was nog niet bekend op wie het onderzoek zich precies zou richten. Er waren, naar [eiseres] onbetwist heeft gesteld, invallen gedaan bij diverse vennootschappen binnen de truststructuur en bij diverse bestuurders. Niet gebleken is dat partijen na de totstandkoming van de Overeenkomsten andere, minder ruime, afspraken hebben gemaakt.
4.8.
Het feit dat in de ‘
indictment’van 16 mei 2024 niet een of meer gedaagden zijn genoemd maar wel [naam 2] (partijen zijn het er over eens dat hij wordt bedoeld met de vermelde ‘
Co-Conspirator 2 (…) financial advisor, a Dutch national’), is – anders dan [gedaagden] meent – dus niet doorslaggevend. Daar komt bij dat [naam 2] ter zitting heeft uitgelegd dat hij betrokken is in het onderzoek van de DOJ, maar niet is aangemerkt als verdachte (de Grand Jury moet daar nog over beslissen), zoals het echtpaar X wel is. Dit betoog klinkt plausibel nu in de
indictmentinderdaad alleen dat echtpaar als
defendantswordt aangemerkt.
4.9.
De tussenconclusie is dat voldoende aannemelijk is dat [eiseres] recht heeft op betaling van de facturen voor kosten van derden zoals bedoeld onder 3.2.1.(e) en 3.2.4. Voor zover [gedaagden] heeft bedoeld dat ook de facturen voor eigen werkzaamheden van [eiseres] (zie 3.2.1 (a-c), 3.2.3 (a-b)) niet verschuldigd zijn omdat alleen [naam 2] verdachte is in het onderzoek van de DOJ, gaat dit betoog om dezelfde redenen niet op.
4.10.
[gedaagden] heeft nog aangevoerd dat [eiseres] de vorderingen/facturen niet heeft onderbouwd. Dat klopt niet, gelet op de uitvoerige onderbouwing in de brieven, met bijlagen, van [eiseres] van 6 november en 2 december 2024 en 2 januari 2025. Daarnaast heeft [eiseres] ter zitting onbetwist gesteld dat zij regelmatig een – gelet op het lopende strafrechtelijke onderzoek met opzet niet schriftelijke maar – telefonische update van de verrichte werkzaamheden heeft gegeven. Bovendien heeft [eiseres] met stukken onderbouwd dat [gedaagden] de facturen over de werkzaamheden over 2020 en 2021 heeft voldaan. [gedaagde 3] heeft ook de facturen over 2022 en 2023 betaald.
4.11.
Op grond van de door [eiseres] overgelegde schulderkenningen van [gedaagde 1] en [gedaagde 3] van 13 september 2023 met voorafgaande mailwisseling is voorts voldoende aannemelijk dat partijen een vertragingsrente van 6% over de toen openstaande facturen hebben afgesproken. Ook de vorderingen 3.2.1 (d) en 3.2.3 (c) zijn daarom toewijsbaar. [gedaagde 1] en [gedaagde 3] hebben aangevoerd dat zij niets weten van deze schulderkenningen. Dat hebben zij echter niet aannemelijk gemaakt en is gelet op de eraan voorafgaande e-mailwisseling met [naam 5] en [naam 6] van de [bedrijf 3] ook niet erg waarschijnlijk. Voorshands wordt dus uitgegaan van de geldigheid van de schulderkenningen en daarmee van de daarop gebaseerde rentefacturen.
4.12.
Tenslotte beroept [gedaagden] zich op een eindafrekening die in de relatie [gedaagde 2] en [gedaagde 1] enerzijds en [eiseres] anderzijds met de door de Ondernemingskamer benoemde bestuurder [naam 7] in een e-mailwisseling van 6 oktober 2022 zou zijn overeen gekomen; daarna zou er geen nieuwe
engagementzijn aangegaan. Volgens [eiseres] volgt dat niet uit deze mailwisseling. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de door [eiseres] voorgestane beperkte uitleg het meest aannemelijk is. Weliswaar schrijft [naam 7] over een ‘eindrekening’, maar deze lijkt slechts betrekking te hebben op een beperkt aantal facturen. Dat een algehele schikking en het einde van de overeenkomst van opdracht met [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zou zijn bedoeld is onwaarschijnlijk, ook gelet op het feit dat er veel later nog schulderkenningen (13 september 2023) en betalingen (16 mei 2024) zijn geweest. Ook dit verweer gaat dus niet op.
4.13.
Al met al is voldoende aannemelijk dat een bodemrechter zal oordelen dat [eiseres] recht heeft op de gevorderde betaling van de facturen, met de wettelijke handelsrente. Zij heeft bij toewijzing in dit kort geding voldoende (spoedeisend) belang. Aannemelijk is dat het onbetaald blijven van het grote bedrag aan facturen nadelig is voor de bedrijfsvoering.
4.14.
Dat (spoedeisend) belang ontbreekt bij de – eveneens op de Overeenkomst gebaseerde – vorderingen tot betaling van voorschotten of het verstrekken van een bankgarantie voor bepaalde toekomstige vorderingen, zodat deze zullen worden afgewezen.
4.15.
[gedaagden] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
127,95
- griffierecht
10.188,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
11.600,95
4.16.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 725.340,62, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente:
1. vanaf 4 november 2024 over € 59.713,50 (incl. btw) (factuur [nummer 1] van 29 oktober 2024);
2. vanaf 4 november 2024 over € 68.928,86 (incl. btw) (factuur [nummer 2] van 29 oktober 2024);
3. vanaf 4 november 2024 over € 243.821,05 (incl. btw) (factuur [nummer 14] van 29 oktober 2024);
4. vanaf 17 mei 2024 over € 18.498,55 (factuur [nummer 3] van 29 oktober 2024);
5. vanaf 18 juli 2024 over € 334.378,66 (factuur [nummer 10] van 12 juli 2024);
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] hoofdelijk (naast [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ) om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 204.057,74, (facturen [nummer 4] en [nummer 5] , beide van 29 oktober 2024), ten aanzien van [gedaagde 1] te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 4 november 2024,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 2] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 140.148,47, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente:
1. vanaf 18 juli 2024 over € 77.440,- (incl. btw) (factuur [nummer 6] van 12 juli 2024),
2. vanaf 4 november 2024 over € 43.348,47 (incl. btw) (factuur [nummer 7] van 29 oktober 2024)
3. vanaf 8 december 2024 over € 19.360,- (incl. btw) (factuur [nummer 8] van 2 december 2024);
5.4.
veroordeelt [gedaagde 2] hoofdelijk (naast [gedaagde 1] en [gedaagde 3] ) om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 204.057,74 (facturen [nummer 4] en [nummer 5] , beide van 29 oktober 2024), ten aanzien van [gedaagde 2] te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 5 maart 2025,
5.5.
veroordeelt [gedaagde 3] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van
€ 204.602,62), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente:
1. vanaf 18 juli 2024 over € 145.200,- (factuur [nummer 9] van 12 juli 2024),
2. vanaf 27 februari 2025 over € 36.300,- (factuur [nummer 12] van 21 februari 2025,
3. vanaf 4 november 2024 over € 23.102,62 (factuur [nummer 13] van 29 oktober 2024),
5.6.
veroordeelt [gedaagde 3] hoofdelijk (naast [gedaagde 2] en [gedaagde 1] ) om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 204.057,74, (facturen [nummer 4] en [nummer 5] , beide van 29 oktober 2024), ten aanzien van [gedaagde 3] te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 5 maart 2025,
5.7.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten van € 11.600,95, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met – indien dit vonnis wordt betekend – € 92,00 plus de kosten van betekening,
5.8.
veroordeelt [gedaagden] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2025.
Type: MAH
Coll: EB

Voetnoten

1.(in de dagvaarding , randnr. 52(e) staat abusievelijk [bedrijf 5] , maar dat is ter zitting door [eiseres] gecorrigeerd)