ECLI:NL:GHAMS:2021:1109

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 april 2021
Publicatiedatum
20 april 2021
Zaaknummer
200.285.862/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar beleid en gang van zaken van Lanius Holding B.V. en Lanius B.V. met betrekking tot aandeelhouderschap en bestuur

In deze beschikking van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 20 april 2021, wordt een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Lanius Holding B.V. en Lanius B.V. over de periode vanaf 17 maart 2016. De verzoeker, [A], heeft gegronde redenen voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken binnen de vennootschappen, wat leidt tot de noodzaak van onmiddellijke voorzieningen. De Ondernemingskamer constateert dat er een verstoorde verhouding bestaat tussen de aandeelhouders, wat heeft geleid tot een impasse in het bestuur van Lanius Holding en de aandeelhoudersvergadering van Lanius B.V. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat de jaarrekeningen van Lanius Holding en Lanius B.V. niet tijdig zijn vastgesteld en dat er geen aandeelhoudersvergaderingen meer hebben plaatsgevonden sinds de benoeming van [A] als bestuurder. Dit alles draagt bij aan de twijfels over een juist beleid.

De Ondernemingskamer heeft besloten om [A] als bestuurder van Lanius Holding te schorsen en een nieuwe bestuurder te benoemen die zelfstandig bevoegd is om de vennootschappen te vertegenwoordigen. Tevens wordt een onderzoeker benoemd om de gang van zaken te onderzoeken, waarbij de kosten voor rekening komen van Lanius Holding. De Ondernemingskamer heeft de verzoeken van Lanius Limited en Lanius B.V. om [A] te schorsen en om informatie te verstrekken, in overweging genomen, maar heeft geen aanleiding gezien om [A] te verbieden in contact te treden met andere betrokken partijen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en iedere partij draagt zijn eigen proceskosten.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.285.862/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 20 april 2021
inzake
[A],
wonende te [.....] ,
VERZOEKER,
advocaten:
mr. M.E. Coenraadsen
mr. J.E.S. Hamster, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LANIUS HOLDING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER,
niet verschenen,
e n
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LANIUS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER,
advocaat:
mr. H.A. de Savornin Lohman, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
1. de vennootschap naar buitenlands recht
LANIUS LIMITED,
gevestigd te Gzira (Malta),
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mr. W.H.A.M. van Muijsenberghen
mr. B. Verkerk, beiden kantoorhoudende te Rotterdam,
e n

2 [B] ,

wonende te [.....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. H.A. de Savornin Lohman, kantoorhoudende te Amsterdam.
Hierna zullen partijen en andere (rechts)personen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoeker als [A] ;
  • verweersters als Lanius Holding en Lanius B.V.;
  • belanghebbende sub 1 als Lanius Limited;
  • belanghebbende sub 2 als [B] ;
  • [C] als [C] ;
  • Sirius Energia S.A. de C.V. als Sirius;
  • Tecnicas Maritimas Sustantables S.A. de C.V. als TMS;
  • Compañía Petrolera Perseus S.A. de C.V. als Perseus;
  • BP p.l.c. als BP.

1.Het verloop van het geding

1.1
[A] heeft bij verzoekschrift van 17 november 2020 de Ondernemingskamer verzocht, samengevat,
een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Lanius Holding en Lanius B.V. over de periode vanaf 15 maart 2016;
als onmiddellijke voorzieningen voor de duur van de procedure – zakelijk weergegeven – een derde persoon te benoemen tot tijdelijk bestuurder van Lanius Holding en Lanius B.V., met beslissende stem, zonder wie Lanius Holding en Lanius B.V. niet vertegenwoordigd kunnen worden, en te bepalen dat deze bestuurder toezicht houdt op de informatievoorziening aan [A] en exclusief bevoegd is om namens Lanius Holding en Lanius B.V. rechtsvorderingen in te stellen aangaande in het verzoekschrift beschreven transacties, besluitvorming en beleid;
Lanius Holding en Lanius B.V. te veroordelen in de kosten van de procedure.
1.2
Lanius B.V. en [B] hebben bij gezamenlijk verweerschrift van 14 januari 2021 het enquêteverzoek van [A] ondersteund. Bij wijze van zelfstandig tegenverzoek hebben zij de Ondernemingskamer verzocht als onmiddellijke voorzieningen voor de duur van de procedure (primair) [A] te schorsen als bestuurder van Lanius Holding en een derde persoon te benoemen tot commissaris van Lanius Holding, althans (subsidiair), indien [A] niet wordt geschorst als bestuurder van Lanius Holding, een derde persoon te benoemen tot bestuurder van Lanius Holding. Voorts hebben zij verzocht de kosten van de procedure te compenseren.
1.3
Lanius Limited heeft zich bij verweerschrift van 14 januari 2021 eveneens verenigd met het bevelen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Lanius Holding en Lanius B.V., zij het dat zij de Ondernemingskamer verzoekt te bepalen dat:
- het onderzoek wordt aangehouden in afwachting van een beslissing van dit hof over het aandeelhouderschap van [A] in Lanius Holding, in de bij het hof in hoger beroep aanhangige, gevoegde procedure met zaaknummers 200.258.257/01 en 200.260.381/01;
- het onderzoek zal eindigen indien het hof in die procedure beslist dat het aandeelhouderschap in Lanius Holding niet aan [A] toekomt;
- het tijdvak van het onderzoek aanvangt op 18 maart 2019;
- het onderzoek zich ook zal uitstrekken tot de verenigbaarheid van de gedragingen van [A] met zijn positie als bestuurder en aandeelhouder van Lanius Holding;
- de vaststelling van het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten wordt aangehouden in afwachting van een door de onderzoeker op te stellen plan van aanpak en een begroting van kosten.
Ter zitting heeft zij dit verzoek aangevuld in de zin dat het onderzoek ook betrekking moet hebben op de geschiktheid van [A] als bestuurder en zijn contacten met medewerkers van TMS en de zakenpartners van Sirius en de wijze waarop [A] de beschikking heeft gekregen over vertrouwelijk informatie over het Siriusproject.
Ten aanzien van het verzoek van [A] tot benoeming van een tijdelijk bestuurder van Lanius Holding en Lanius B.V. heeft Lanius Limited geconcludeerd tot afwijzing.
Bij wijze van zelfstandig tegenverzoek heeft Lanius Limited de Ondernemingskamer verzocht als onmiddellijke voorzieningen voor de duur van de procedure:
1. [A] te schorsen als bestuurder van Lanius Holding;
2. een derde persoon te benoemen tot commissaris van Lanius Holding, met de bepaling dat deze voorziening zal eindigen indien het hof in de hiervoor bedoelde procedure in hoger beroep beslist dat het aandeelhouderschap in Lanius Holding niet aan [A] toekomt;
3. [A] te verbieden om zelf, of via anderen, in contact te treden met werknemers, functionarissen of vertegenwoordigers van BP, TMS, Perseus en Sirius, of met zakenpartners van Sirius aangaande Sirius, op straffe van een aan Lanius Holding te verbeuren dwangsom van € 2.500.000 per overtreding.
1.4
De verzoeken zijn behandeld op de zitting van de Ondernemingskamer van 4 februari 2021. De advocaten hebben toen de standpunten van de verschillende partijen toegelicht aan de hand van overgelegde aantekeningen en (wat mrs. Coenraads en Hamster en mrs. Van den Muijsenbergh en Verkerk betreft) onder overlegging van tevoren toegestuurde nadere producties. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.

2.Inleiding en feiten

2.1
Deze zaak gaat over een geschil tussen een Amerikaanse aandeelhouder en de uiteindelijk belanghebbende bij een ‒ via een trust naar het recht van de Britse Maagdeneilanden gehouden ‒ Maltese vennootschap (een Limited) over een door een Nederlandse houdstervennootschap (een BV) middellijk gehouden 50%-belang in een Mexicaanse joint-venture die werkzaam is in de Mexicaanse olie-industrie.
2.2
Lanius Holding is op 10 juni 2016 opgericht. Aanvankelijk werden alle aandelen in Lanius Holding gehouden door Lanius Limited. Sinds 18 maart 2019 (zie hierna onder 2.17) houdt Lanius Limited 75% van de aandelen in Lanius Holding en houdt [A] de resterende 25% van de aandelen.
2.3
Alle aandelen in Lanius Limited worden gehouden door Atlas Trust, een trust naar het recht van de Britse Maagdeneilanden.
Beneficiaryvan deze trust is de echtgenote van [C] . [C] heeft een achtergrond als handelaar in de olie- en gasindustrie in de voormalige Sovjet Unie. [A] heeft een achtergrond als bankier en bestuurder in dezelfde regio. [A] en [C] hebben vaker met elkaar zaken gedaan.
2.4
Het bestuur van Lanius Holding wordt gevormd door [B] en, sinds 6 mei 2019 (zie hierna onder 2.19), [A] . [B] is, anders dan [A] , zelfstandig bevoegd om Lanius Holding te vertegenwoordigen.
2.5
Lanius Holding houdt alle aandelen in Lanius B.V., opgericht op 17 maart 2016, waarvan [B] enig bestuurder is.
2.6
Lanius B.V. houdt 50% van de aandelen in de Mexicaanse joint-venture vennootschap Sirius. De resterende 50% van de aandelen in Sirius wordt gehouden door joint-venture partner TMS. TMS is een dochtervennootschap van Perseus, die namens een aantal Mexicaanse zakenlieden actief is op de Mexicaanse energiemarkt.
2.7
Sirius houdt zich bezig met (de ontwikkeling van) opslag en transport van olie (
midstreamactiviteiten) in Mexico.
2.8
Volgens [A] is op 9 mei 2012 mondeling een samenwerkingsovereenkomst (
partnership agreement) tot stand gekomen tussen [A] en [C] .
2.9
Op 18 maart 2016 hebben Lanius B.V. en TMS een overeenkomst gesloten ten aanzien van hun samenwerking in Sirius.
2.1
[A] en Lanius Limited hebben een op 10 mei 2017 gedateerde aandeelhoudersovereenkomst gesloten (hierna ook: de aandeelhoudersovereenkomst). De strekking van de aandeelhoudersovereenkomst is dat Lanius Limited 25% van de aandelen in Lanius Holding zal overdragen aan [A] , dat [A] tot bestuurder van Lanius Holding zal worden benoemd en dat [A] ten behoeve van Lanius Limited een pandrecht zal vestigen op zijn aandelen in Lanius Holding, tot zekerheid van de terugbetaling van investeringen tot een totaalbedrag van circa $ 5,5 miljoen die in Lanius Limited zijn gedaan door Lang International Limited, een vennootschap die (indirect) aan Atlas Trust toebehoort. In de aandeelhoudersovereenkomst is verder bepaald dat de aandeelhouders ervoor zullen zorgen dat de bestuurders van Lanius Holding zich aan de belangrijkste bepalingen van de aandeelhoudersovereenkomst zullen houden (art. 3.8), dat het bestuur jaarlijks een operationeel plan en budget van de vennootschap en haar dochterondernemingen zal presenteren aan de algemene vergadering (art. 6.1), dat de aandeelhouders steeds toegang zullen hebben tot de boekhouding van de vennootschap en haar dochterondernemingen en dat desgewenst alle informatie daarover aan hen ter beschikking zal worden gesteld (art. 6.3).
2.11
Vanaf eind 2018 hebben Perseus en Sirius gezamenlijk onderhandelingen gevoerd met BP over het sluiten van een overeenkomst voor
midstreamactiviteiten ten behoeve van de Mexicaanse olie-industrie. Tegelijkertijd onderhandelde Perseus zelfstandig met BP over het sluiten van een overeenkomst met betrekking tot haar eigen
upstreamactiviteiten (exploratie en productie).
2.12
[A] heeft namens Sirius de contacten onderhouden met BP over een Memorandum of Understanding (hierna: MoU) ten behoeve van de beoogde overeenkomst.
2.13
In december 2018 heeft BP een eerste versie van het MoU toegezonden aan [D] , werkzaam voor zowel Sirius als Perseus. Vervolgens heeft Perseus het MoU doorgestuurd aan Lanius B.V. althans aan Lanius Limited. [A] en Lanius Limited zijn het erover eens dat deze gang van zaken ongewenst was en dat er een aparte MoU moest komen voor Sirius met betrekking tot de door haar te verrichten activiteiten, en dat de onderhandelingen daarover rechtstreeks tussen Sirius en BP moesten plaatsvinden en niet via Perseus, dat een eigen belang heeft bij de met BP te sluiten overeenkomsten.
2.14
Tussen [A] en Lanius Limited is een geschil ontstaan over de wijze waarop [A] BP heeft benaderd over de gang van zaken rondom het toesturen van de eerste versie van het MoU en de onmin die hierover met Perseus is ontstaan. Op 4 januari 2019 heeft [B] namens Lanius B.V. schriftelijk aan [A] bericht dat [A] niet gerechtigd is om namens Lanius B.V. op te treden of zich voor te doen als vertegenwoordiger van Lanius B.V. of Sirius en dat hij dergelijke activiteiten dient te staken. Vervolgens heeft [A] aan onder anderen [C] e-mails en Whatsapp-berichten gestuurd met een emotionele en beledigende inhoud. De verhoudingen tussen [C] en [A] zijn hierdoor verstoord.
2.15
Bij brief van 21 februari 2019 heeft Lanius Limited aan [A] geschreven dat hij op grond van de aandeelhoudersovereenkomst geen aanspraak kan maken op verkrijging van het door hem gewenste 25%-aandelenbelang in Lanius Holding.
2.16
Bij vonnis in kort geding van 11 maart 2019 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam Lanius Limited veroordeeld om 25% van de aandelen in Lanius Holding aan [A] te leveren en [A] veroordeeld om ten behoeve van Lanius Limited een pandrecht op die aandelen te vestigen. Lanius Limited heeft tegen dit vonnis hoger beroep bij dit hof ingesteld onder zaaknummer 200.258.257/01.
2.17
Op 18 maart 2019 heeft Lanius Limited 25% van de aandelen in Lanius Holding aan [A] geleverd.
2.18
Bij vonnis in kort geding van 29 april 2019 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam Lanius Limited veroordeeld om een aandeelhoudersbesluit te nemen waarbij [A] wordt benoemd tot bestuurder van Lanius Holding, en bepaald dat [A] akkoord moet gaan met de volgende ontbindende voorwaarde in dat benoemingsbesluit: “
vernietiging of terzijdestelling van het vonnis van de voorzieningenrechter van 11 maart 2019 dan wel vernietiging of terzijdestelling van het vonnis van de voorzieningenrechter van 29 april 2019 waarbij Lanius Limited in conventie is veroordeeld tot benoeming van [A] als bestuurder van Lanius Holding B.V.”In reconventie is [A] ‒ kort gezegd ‒ veroordeeld de aandelen in Lanius Holding terug te leveren onder de opschortende voorwaarde dat het vonnis van 11 maart 2019 wordt vernietigd.
2.19
Bij aandeelhoudersbesluit van 2 mei 2019 is [A] per 6 mei 2019 benoemd tot bestuurder van Lanius Holding.
2.2
Bij akte van 6 mei 2019 heeft [A] de door hem gehouden 25% van de aandelen in Lanius Holding (terug)geleverd aan Lanius Limited onder de opschortende voorwaarde dat het vonnis van 11 maart 2019 in hoger beroep wordt vernietigd.
2.21
Op 13 mei 2019 heeft de algemene vergadering van Lanius Holding [E] (hierna: [E] ) benoemd tot bestuurder en besloten tot een statutenwijziging, ten gevolge waarvan de bestuurder met de titel ‘algemeen directeur’ zelfstandig bevoegd werd de vennootschap te vertegenwoordigen en de overige bestuurders uitsluitend samen met een andere bestuurder vertegenwoordigingsbevoegd werden. [B] is benoemd tot algemeen directeur.
2.22
Lanius Limited heeft op 27 mei 2019 tegen het vonnis van 29 april 2019 hoger beroep bij dit hof ingesteld onder zaaknummer 200.260.381/01. Het hof heeft de zaken met nummers 200.258.257/01 en 200.260.381/01 gevoegd.
2.23
Bij brief van 28 mei 2019 heeft [A] om zijn taken als bestuurder uit te kunnen oefenen [B] verzocht hem te voorzien van recente juridische, financiële en operationele informatie met betrekking tot Lanius Holding, Lanius B.V. en Sirius. Bij e-mail van 7 juni 2019 heeft [B] aan [A] bericht dat de activiteiten van Lanius Holding zich beperken tot het houden van de aandelen van Lanius B.V. en dat de aan [A] als bestuurder te verstrekken informatie daartoe beperkt is.
2.24
Nadien hebben [A] , Lanius Limited en/of Atlas Trust en/of [C] gedurende langere tijd onderhandeld over een minnelijke regeling. Dit heeft niet tot resultaat geleid.
2.25
Op 3 februari en 5 maart 2020 heeft [A] zich bij schrijven van zijn advocaten tot BP gewend met de mededeling dat hij als
benificiaryvan 12,5% van de aandelen in Sirius betwijfelt dat een tussen Sirius en BP te sluiten overeenkomst rechtsgeldig tot stand kan komen, omdat Sirius zich niet houdt aan de van toepassing zijnde
corporate governanceregels.
2.26
Bij e-mail van 16 april 2020 heeft de advocaat van [A] [B] verzocht om ten behoeve van de aandeelhoudersvergadering van 20 april 2020 aan [A] als aandeelhouder en bestuurder informatie te verstrekken over (i) de bankrekeningen, (ii) eventuele adviesovereenkomsten met aan Atlas Trust gelieerde partijen, (iii) MoU’s of overeenkomsten tussen BP en Sirius of gelieerde partijen en (iv) de bedrijfsvoering, begroting, financiering en strategie van Sirius over de komende twaalf maanden.
2.27
Op 20 april 2020 heeft een aandeelhoudersvergadering van Lanius Holding plaatsgevonden, waarbij is meegedeeld dat de informatieverzoeken van [A] op een nog te houden bestuursvergadering besproken zullen worden.
2.28
Bij dagvaarding van 4 mei 2020 heeft Lanius Limited in een tegen Lanius Holding ingestelde bodemprocedure vernietiging gevorderd van het besluit van 2 mei 2019 waarbij [A] per 6 mei 2019 is benoemd tot bestuurder van Lanius Holding.
2.29
Bij e-mail aan [B] van 5 mei 2020 heeft [A] wederom verzocht om informatie. Bij e-mail van 7 mei 2020 heeft [B] aan [A] de dagvaarding van 4 mei 2020 toegezonden en ter zake van de verzochte informatie opnieuw verwezen naar een nog te houden bestuursvergadering van Lanius Holding. Bij e-mail van 19 juni 2020 heeft [A] opnieuw verzocht om informatie, daarbij gewezen op artikel 3.8 van de aandeelhoudersovereenkomst en de bestuurders van Lanius Holding gevraagd schriftelijk te bevestigen dat zij zich aan de aandeelhoudersovereenkomst zullen houden.
2.3
Op 26 juni 2020 heeft een aandeelhoudersvergadering van Lanius Holding plaatsgevonden in verband met het terugtreden [E] als bestuurder. Op die vergadering is [F] (hierna: [F] ) benoemd tot bestuurder van Lanius Holding. Voorafgaand aan de aandeelhoudersvergadering heeft [A] opnieuw verzocht om informatie over onder meer de activiteiten van Sirius.
2.31
Op 3 juli 2020 heeft [A] onder verwijzing naar de informatierechten in artikel 6 van de aandeelhoudersovereenkomst verzocht om een bestuursvergadering te houden waarbij ook de reactie op de dagvaarding van Lanius Limited besproken kan worden. Op 10 juli 2020 heeft [B] verhinderdata voor de te houden bestuursvergadering opgevraagd en meegedeeld dat de verzoeken en opmerkingen van [A] bij die gelegenheid besproken zullen worden.
2.32
Op 19 augustus 2020 heeft een bestuursvergadering van Lanius Holding plaatsgevonden. Tijdens die vergadering is onder meer besproken of Lanius Holding zou moeten verschijnen in de door Lanius Limited aanhangig gemaakt bodemprocedure of dat dit een aangelegenheid is tussen de aandeelhouders, of het bestuur van Lanius Holding gebonden is aan de aandeelhoudersovereenkomst, de aard en de omvang van de aan [A] als bestuurder van Lanius Holding te verstrekken informatie en de vraag waarom nog geen jaarcijfers van Lanius B.V. zijn opgesteld en openbaar gemaakt.
2.33
Lanius Holding is niet verschenen in de door Lanius Limited aanhangig gemaakt bodemprocedure. [A] is in die procedure tussengekomen om te voorkomen dat de vordering van Lanius Limited bij verstek zou worden toegewezen.
2.34
Bij brief van 24 augustus 2020 heeft [A] zijn medebestuurders van Lanius Holding onder meer verzocht om jaarstukken van Lanius B.V. en financiële informatie over Sirius en heeft hij hen verzocht te bevestigen dat zij artikel 6 van de aandeelhoudersovereenkomst zullen nakomen.
2.35
[B] heeft op 26 augustus 2020 aan [A] laten weten dat hij meer tijd nodig heeft om de benodigde informatie te verstrekken, omdat hij daarover met onder meer Lanius B.V. en Sirius wil overleggen. Op 8 september 2020 hebben de advocaten van [A] wederom om informatie verzocht. Bij e-mail van 11 september 2020 aan Lanius Limited, met cc aan [A] , heeft [B] gevraagd om input ter zake van de verzoeken van [A] en dan met name over (i) de in rechte betwiste positie van [A] in relatie tot zijn verzoeken om informatie over Sirius, (ii) de positie van [A] als 25%-aandeelhouder van Lanius Holding, (iii) de rechten van [A] met betrekking tot Lanius B.V. en (iv) de status van de aandeelhoudersovereenkomst.
2.36
Bij e-mail van 17 september 2020 heeft Lanius Limited aan [B] , met cc aan [A] , geschreven dat zij de positie van [A] als bestuurder van Lanius Holding en 25%-aandeelhouder in rechte bestrijdt en dat [A] als bestuurder van Lanius Holding slechts beperkt recht heeft op informatie over Lanius B.V. en Sirius, temeer omdat hij die informatie misbruikt in zijn contacten met BP en daarmee de belangen van Lanius Holding schaadt.
2.37
Bij brief van 13 oktober 2020 hebben de advocaten van [A] hun bezwaren tegen het beleid en de gang van zaken van Lanius Holding en Lanius B.V. kenbaar gemaakt.
2.38
Op 21 oktober 2020 heeft [A] een procedure tegen [C] aanhangig gemaakt voor de United States District Court for the Central District of California, waarin hij vergoeding vordert van schade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van [C] wanprestatie onder de volgens hem in 2012 mondeling gesloten
partnership agreement.
2.39
Bij brief van 15 november 2020 heeft [F] ontslag genomen als bestuurder van Lanius Holding. [F] schrijft dat het ontslag is ingegeven door de omstandigheid dat hij in toenemende mate vijandig wordt benaderd door [A] en diens advocaten. Verder is hij op de hoogte is geraakt van de rechtszaak in California, waarmee [A] slechts zijn eigen belangen nastreeft ten koste van de vennootschap. [F] heeft daarom geen vertrouwen meer in de voortzetting van een professionele werkrelatie met [A] .
2.4
Op 7 januari 2021 heeft [A] bij de Supreme Court of the State of New York een procedure aanhangig gemaakt tegen Sirius, TMS, Perseus, Lanius B.V. en [C] , waarin hij onder meer verzoekt voor recht te verklaren dat hij gerechtigd is tot 12,5% van de aandelen in Sirius, hem te benoemen tot bestuurder van Sirius en gedaagden te veroordelen tot schadevergoeding wegens onrechtmatig en frauduleus handelen.

3.De gronden van de beslissing

3.1
[A] heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Lanius Holding en Lanius B.V. en dat de toestand van de vennootschap nodig maakt dat onmiddellijke voorzieningen worden getroffen. Als toelichting heeft [A] – samengevat – het volgende naar voren gebracht:
- Lanius Holding en Lanius B.V. hebben een gebrekkige financiële administratie en onvoldoende inzicht in de gang van zaken bij Sirius;
- er zijn geen jaarcijfers van Lanius B.V. gepubliceerd en deze zijn nooit vastgesteld door de aandeelhoudersvergadering, dan wel is dit buiten medeweten van [A] als bestuurder van Lanius Holding gebeurd;
- er zijn geen aandeelhoudersvergaderingen van Lanius B.V. geweest, althans [A] is daar als bestuurder van Lanius Holding niet voor uitgenodigd;
- Lanius Holding heeft ten onrechte geen gebruik gemaakt van haar instructiebevoegdheid ten aanzien van stemmingen op de aandelen en het bestuur van Lanius Holding en Lanius B.V. heeft geen zicht op de gang van zaken bij haar enige deelneming Sirius;
- Lanius Limited, Lanius Holding en Lanius B.V. spannen samen tegen [A] en benadelen [A] ;
- Lanius Limited en (de bestuurders van) Lanius Holding en Lanius B.V. weigeren artikel 3.8 van de aandeelhoudersovereenkomst na te komen;
- [A] wordt de aan hem als bestuurder en minderheidsaandeelhouder toekomende informatie onthouden;
- het belang van Lanius B.V. in Sirius dreigt te worden vervreemd en daarmee wordt in de marge van de gevoerde schikkingsonderhandelingen ook gedreigd;
- [A] heeft geen mogelijkheden om die vervreemding te voorkomen.
3.2
Hiertegenover hebben Lanius B.V. en [B] aangevoerd dat inderdaad sprake is van een verstoorde verhouding in de aandeelhoudersvergadering van Lanius Holding en een impasse in het bestuur van Lanius Holding en daarmee in de aandeelhoudersvergadering van Lanius B.V. Lanius B.V. en [B] menen dat reeds daarom gegronde redenen bestaan te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Lanius Holding en Lanius B.V. Zij bestrijden evenwel dat sprake is van een gebrekkige financiële administratie, onvoldoende zicht op de gang van zaken bij Sirius, samenspanning jegens [A] en/of een dreigende vervreemding (verhanging) van het belang in Sirius. Anders dan [A] menen Lanius en [B] dat met name het onredelijke en onbetamelijke gedrag van [A] de oorzaak is van de verstoorde verhoudingen. Om die reden verzoeken zij [A] als bestuurder van Lanius Holding te schorsen.
3.3
Ook Lanius Limited onderschrijft dat sprake is van een verstoorde verhouding in de aandeelhoudersvergadering en een impasse in het bestuur van Lanius Holding en dat daarom gegronde redenen bestaan te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Lanius Holding en Lanius B.V. Ook zij bestrijdt dat sprake is van een gebrekkige financiële administratie, samenspanning of een dreigende verhanging van het belang in Sirius. Lanius Limited meent dat [A] geen aanspraak kan maken op nakoming van de aandeelhoudersovereenkomst en verwacht dat het hof in de procedure in hoger beroep zal vaststellen dat hij geen aandeelhouder en/of bestuurder van Lanius Holding is. Lanius Limited voert aan dat de gedragingen van [A] rondom het conflict met Perseus en BP begin 2019 zo buitensporig zijn geweest dat verdere samenwerking met hem onmogelijk werd. Sindsdien is [A] er nog slechts op uit om een zo hoog mogelijke vergoeding voor zijn vermeende aandeelhoudersbelang te verkrijgen. Dit heeft inmiddels tot diverse rechtszaken geleid waarbij [A] er niet voor terugdeinst om de belangen van Lanius Holding en Lanius B.V. op het spel te zetten door BP, Perseus en TMS bij de conflicten te betrekken. Tegen die achtergrond meent Lanius Limited dat het belang van Lanius Holding en Lanius B.V. meebrengt dat [A] terughoudend van informatie wordt voorzien en dat hij ongeschikt is om zijn taken als bestuurder van Lanius Holding te vervullen. Om die reden verzoekt Lanius Limited [A] als bestuurder van Lanius Holding te schorsen en hem te verbieden in contact te treden met BP, TMS, Perseus en Sirius.
3.4
De Ondernemingskamer overweegt als volgt.
3.5
Tussen partijen is terecht niet in geschil dat aan de vereisten voor een concern-enquête is voldaan. Partijen onderkennen verder dat de verstoorde verhouding tussen hen tot een impasse in het bestuur van Lanius Holding heeft geleid en daarmee in de algemene vergadering van Lanius B.V. en dat op die grond moet worden getwijfeld aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van de vennootschappen. Zij verschillen wel van mening over het antwoord op de vraag aan wie dit te wijten is, maar zijn het eens over die conclusie. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer blijkt uit de processtukken en uit wat bij de mondelinge behandeling aan de orde is geweest dat die conclusie juist is.
3.6
Uit de stellingen van partijen en de processtukken blijkt verder dat de jaarrekeningen van Lanius Holding tot en met 2018 door de algemene vergadering zijn vastgesteld en zijn gedeponeerd bij de kamer van koophandel. De jaarrekeningen 2019 en 2020 zijn nog niet vastgesteld of gedeponeerd. De jaarrekeningen van Lanius B.V. over 2016 en 2017 zijn gedeponeerd zonder dat deze zijn vastgesteld door de algemene vergadering. Deze jaarrekeningen zijn in 2020 gecorrigeerd, maar nog niet vastgesteld door de algemene vergadering. De jaarrekening 2018 is inmiddels gereed nadat in november 2020 cijfers van Sirius uit Mexico zijn ontvangen. Deze jaarrekening is nog niet vastgesteld of gedeponeerd. De jaarrekening 2019 is nog niet opgesteld. De Ondernemingskamer stelt vast dat de jaarrekeningen van Lanius Holding en Lanius B.V. niet steeds tijdig en op de juiste wijze zijn vastgesteld en gedeponeerd. Verder is niet in geschil dat sinds de benoeming van [A] als bestuurder van Lanius Holding per 6 mei 2019 geen aandeelhoudersvergaderingen van Lanius B.V. meer hebben plaatsgevonden. Dit alles draagt bij aan de hiervoor genoemde twijfel aan een juiste beleid.
3.7
Ten aanzien van de informatieverstrekking geldt dat [A] , zowel in zijn hoedanigheid van minderheidsaandeelhouder als in zijn hoedanigheid van bestuurder van Lanius Holding dient te kunnen beschikken over informatie aangaande Lanius Holding en haar middels Lanius B.V. gehouden deelneming in Sirius. Uit de hiervoor onder de feiten weergegeven gang van zaken volgt dat [B] zich ter zake van de aan [A] te verstrekken informatie zeer terughoudend heeft opgesteld. Daarbij speelt dat de verzoeken van [A] deels zijn gebaseerd op de in artikel 3.8, in samenhang met artikel 6 van de aandeelhoudersovereenkomst vastgelegde informatieverplichtingen van het bestuur van Lanius Holding jegens de aandeelhouders, terwijl de status van die aandeelhoudersovereenkomst tussen Lanius Limited en [A] onderwerp is van geschil. Daarnaast lijkt de terughoudendheid in de informatieverstrekking ingegeven door de vrees dat [A] de aan hem te verstrekken informatie zal gebruiken om, zoals hij ook heeft gedaan, (medewerkers van) BP, TMS, Perseus of Sirius te benaderen teneinde druk te zetten op de onderhandelingen over het geschil met Lanius Limited, althans met [C] , over het aan [A] toekomende belang in Sirius, waardoor de belangen van Lanius Holding en Lanius B.V. kunnen worden geschaad. Hoewel het in de gegeven omstandigheden begrijpelijk is dat enige terughoudendheid wordt betracht bij het verstrekken van informatie, mag dit er niet toe leiden dat [A] als bestuurder en minderheidsaandeelhouder geheel verstoken blijft van informatie over de gang van zaken van Lanius Holding en de door haar middels Lanius B.V. gehouden deelneming in Sirius. Het was aan [B] als bestuurder van Lanius Holding om daarin de positie van de vennootschap te bepalen. Naar het zich laat aanzien, heeft [B] dat onvoldoende gedaan en heeft hij de beslissing over de aan [A] te verstrekken informatie tot op heden telkens voor zich uitgeschoven en/of zich dienaangaande tot Lanius Limited gewend. Ook dat levert een gegronde reden op te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Lanius Holding.
3.8
De genoemde vertraging en terughoudendheid in de informatieverstrekking heeft, in samenhang met de ernstige verstoorde verhoudingen, geleid tot het nodige wantrouwen aan de zijde van [A] . Dat sprake is van samenspanning tussen het bestuur van Lanius Holding en Lanius Limited met het oogmerk om [A] te benadelen is de Ondernemingskamer niet gebleken. Dat geldt ook voor de volgens [A] dreigende verhanging van het belang in Sirius. Het dienaangaande bestaande wantrouwen bij [A] is echter wel tekenend voor de ernst van de verstoorde verhoudingen tussen partijen.
3.9
De slotsom is dat gegronde redenen bestaan voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Lanius Holding en Lanius Limited. De Ondernemingskamer zal een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Lanius Holding en Lanius B.V. bevelen vanaf 17 maart 2016 dat zich met name richt op de achtergrond van het ontstaan en de gevolgen van de verstoorde verhoudingen tussen partijen zoals onder 3.5 t/m 3.8 is vermeld. De Ondernemingskamer zal de aanwijzing van een onderzoeker voorlopig aanhouden om te bezien of al met behulp van de hierna te noemen te treffen onmiddellijke voorzieningen een oplossing van het geschil kan worden bereikt. Ieder van partijen en belanghebbenden of de door de Ondernemingskamer te benoemen bestuurder kan desgewenst de Ondernemingskamer verzoeken alsnog een onderzoeker aan te wijzen.
3.1
De Ondernemingskamer is van oordeel dat de toestand van Lanius Holding en Lanius B.V., zoals die blijkt uit het voorgaande, het nodig maakt dat de bestaande impasse in het bestuur van Lanius Holding en de aandeelhoudersvergadering van Lanius B.V. wordt doorbroken en dat met het oog op het herstel van gezonde verhoudingen de informatieverstrekking aan [A] wordt hervat. Daarbij is van belang dat partijen inmiddels in diverse rechtsgedingen tegenover elkaar staan, waarbij [A] zich als eisende partij in New York tegenover Lanius B.V., Sirius, BP, TMS en Perseus heeft gesteld, hetgeen niet goed past bij zijn positie als bestuurder van Lanius Holding. De Ondernemingskamer acht het tegen deze achtergrond bezien noodzakelijk om voor de duur van het geding de volgende onmiddellijke voorzieningen te treffen. De Ondernemingskamer zal [A] schorsen als bestuurder van Lanius Holding. De Ondernemingskamer zal ‒ naast [B] ‒ een bestuurder van Lanius Holding en Lanius B.V. benoemen, met beslissende stem, die zo nodig in afwijking van de statuten als enige bevoegd is om de vennootschappen zelfstandig te vertegenwoordigen en zonder wie de vennootschap niet vertegenwoordigd kan worden. Deze bestuurder zal niet gebonden zijn aan enige uit hoofde van de aandeelhoudersovereenkomst op het bestuur van Lanius Holding of Lanius B.V. rustende verplichting, zal als enige bevoegd zijn te beslissen over de informatieverstrekking aan [A] en mag het ook tot haar/zijn taak rekenen te bezien of een minnelijke regeling tussen partijen kan worden bereikt.
3.11
De Ondernemingskamer ziet geen aanleiding [A] te verbieden om in contact te treden met BP, TMS, Perseus of Sirius. De Ondernemingskamer ziet evenmin aanleiding te bepalen dat de onmiddellijke voorzieningen een einde zullen nemen indien het hof in de gevoegde zaken met nummers 200.258.257/01 en 200.260.381/01 beslist dat het aandeelhouderschap in Lanius Holding niet aan [A] toekomt. Nadat het hof in die zaken heeft beslist, kan elk van partijen of belanghebbenden zo nodig een verzoek tot beëindiging van de onmiddellijke voorzieningen doen, waarna de Ondernemingskamer, gehoord partijen en belanghebbenden, daarop zal beslissen.
3.12
De Ondernemingskamer heeft bij de mondelinge behandeling aan de orde gesteld dat het internationale karakter van de samenwerking en de verstoorde verhoudingen tussen partijen inmiddels aanleiding hebben gegeven tot diverse rechtszaken in verschillende jurisdicties. De litigieuze houding van partijen, in samenhang met het feit dat zowel de (achterliggende) aandeelhouders als het zwaartepunt van de door Lanius Holding en Lanius B.V. middels de deelneming in Sirius gedreven onderneming zich buiten Nederland bevinden, brengt voor de te benoemen bestuurder een niet onaanzienlijk risico op aansprakelijkstelling mee. De Ondernemingskamer heeft bij de mondelinge behandeling met partijen besproken dat om die reden ten behoeve van de te benoemen bestuurder, alvorens deze met zijn werkzaamheden zal aanvangen, zekerheid dient te worden gesteld in de vorm van een schriftelijke vrijwaring door partijen en/of het afsluiten van een verzekering of het vestigen van een andere vorm van zekerheid voor de kosten van verweer tegen aansprakelijkstelling.
3.13
De Ondernemingskamer zal de kosten van het onderzoek en de te benoemen bestuurder voor rekening brengen van Lanius Holding.
3.14
De Ondernemingskamer zal het bedrag dat het onderzoek maximaal mag kosten, niet meteen vaststellen. Indien het komt tot aanwijzing van een onderzoeker, zal de Ondernemingskamer de onderzoeker vragen om binnen zes weken een plan van aanpak en een begroting van de kosten van het onderzoek te maken en deze aan de Ondernemingskamer toe te sturen. De Ondernemingskamer zal partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over die begroting en daarna het onderzoeksbudget vaststellen.
3.15
Voor het treffen van meer of andere onmiddellijke voorzieningen ziet de Ondernemingskamer op dit moment geen aanleiding.
3.16
De Ondernemingskamer ziet ten slotte aanleiding te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
beveelt een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Lanius Holding B.V. en Lanius B.V. over de periode vanaf 17 maart 2016 zoals omschreven in rechtsoverweging 3.9 van deze beschikking;
benoemt een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon om het onderzoek te verrichten;
houdt in verband met hetgeen in 3.14 is overwogen, de vaststelling van het onderzoeksbudget aan;
bepaalt dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van Lanius Holding B.V. en dat zij voor de betaling daarvan ten genoegen van de onderzoeker voor het begin van zijn werkzaamheden zekerheid moet stellen;
benoemt mr. A.W.H. Vink tot raadsheer-commissaris, zoals bedoeld in artikel 2:350 lid 4 BW;
schorst, bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van de procedure, met ingang van heden [A] als bestuurder van Lanius Holding B.V.;
benoemt bij wijze van onmiddellijke voorziening met onmiddellijke ingang en vooralsnog voor de duur van de procedure ‒ voor zover nodig in afwijking van de statuten ‒ dr. mr. C.B. Schutte te Amsterdam tot bestuurder van Lanius Holding B.V. en Lanius B.V., met beslissende stem en bepaalt dat deze bestuurder zelfstandig bevoegd is Lanius Holding B.V. en Lanius B.V. te vertegenwoordigen en dat zonder deze bestuurder Lanius Holding en Lanius B.V. niet vertegenwoordigd kan worden;
bepaalt dat deze bestuurder niet gebonden is aan enige uit hoofde van de tussen [A] en Lanius Limited gesloten aandeelhoudersovereenkomst op het bestuur van Lanius Holding of Lanius B.V. rustende verplichting;
bepaalt dat het salaris en de kosten van deze bestuurder voor rekening komen van Lanius Holding B.V. en bepaalt dat Lanius Holding B.V. voor de betaling daarvan ten genoegen van de bestuurder zekerheid dient te stellen vóór de aanvang van zijn werkzaamheden;
bepaalt dat door partijen en belanghebbenden ten genoegen van de bestuurder zekerheid dient te worden gesteld als bedoeld in rechtsoverweging 3.12, voordat deze met zijn werkzaamheden zal aanvangen;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. G.C.C. Lewin en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, en mr. D.E.M. Aleman MBA en W. Wind, raden, in tegenwoordigheid van mr. S.M. Govers, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2021.