4.3.2.Feit 2: groepsbelediging van Joden (artikel 137c lid 1 Sr)
De rechtbank stelt voorop dat een uitlating als beledigend kan worden beschouwd wanneer deze de strekking heeft een ander bij het publiek in een ongunstig daglicht te stellen en hem aan te randen in zijn eer en goede naam. Dat betekent dat onder het zich beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras of godsdienst, als bedoeld in artikel 137c lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), moet worden verstaan het zich nodeloos krenkend uitlaten over een groep mensen omdat die groep van een bepaald ras is of een bepaalde godsdienst aanhangt. Het gaat er daarbij om dat men de mensen, die tot de groep behoren, collectief treft in wat voor die groep kenmerkend is, namelijk hun ras of godsdienst, en men hen beledigt juist omdat zij tot dat ras behoren of die godsdienst aanhangen. Vereist is dat de uitlating onmiskenbaar betrekking heeft op een bepaalde groep mensen die door hun ras of godsdienst wordt gekenmerkt en zich daardoor onderscheidt van anderen. Het oordeel of daarvan sprake is, zal bij een uitlating die in het algemeen op zichzelf niet beledigend is, afhangen van de context waarin de uitlating is gedaan.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen in het dossier en de verklaring van verdachte op de zitting vast dat verdachte in het openbaar in de WhatsAppgroep ‘Buurthuis 2’ de berichten
“Dooie jood beter dan een levende jood”en
“Vieze kanker joden”heeft verstuurd. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat deze uitlatingen, mede gezien de context waarin deze zijn gedaan, beledigend zijn voor Joden wegens hun ras en/of godsdienst. De rechtbank komt tot de conclusie dat feit 2 kan worden bewezen.
4.3.3.Feit 3: groepsbelediging van Joden door het vergoelijken en bagatelliseren van de Holocaust (artikel 137c lid 2 Sr)
4.3.3.1.
Juridisch kader
Artikel 137c lid 2 Sr luidt als volgt:
Met dezelfde straf wordt gestraft degene die zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend uitlaat over een groep mensen als omschreven in het eerste lid:
a.
door het vergoelijken van een van de feiten als omschreven in de artikelen 3 tot en met 6, 7, tweede lid, en 8 tot en met 8b van de Wet internationale misdrijven of een van de feiten als omschreven in artikel 6 van het Handvest van de Internationale Militaire Rechtbank, gehecht aan het Verdrag van Londen van 8 augustus 1945;
b.
door het ontkennen of verregaand bagatelliseren van een van de feiten als omschreven in de onder a genoemde artikelen, voor zover dat feit bij onherroepelijke beslissing is vastgesteld door een internationaal gerecht dat zijn rechtsmacht ontleent aan een verdrag waarbij het Koninkrijk partij is of door de Nederlandse rechter.
Artikel 137c lid 2 Sr is ingevoerd ter implementatie van artikel 1, eerste lid, onder c en d, in verbinding met artikel 1, tweede lid, van het Kaderbesluit 2008/913/JBZ betreffende de bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat. De onderdelen c en d van het eerste lid van die bepaling verplichten ertoe een aantal specifieke uitingen van racisme en vreemdelingenhaat strafbaar te stellen: het publiekelijk vergoelijken, ontkennen en verregaand bagatelliseren van nader omschreven internationale misdrijven gericht tegen een groep personen, of een lid van die groep, wegens hun ras, huidskleur, godsdienst, afstamming, dan wel nationale of etnische afkomst, indien de gedraging van dien aard is dat zij het geweld of de haat tegen een dergelijke groep of een lid van een dergelijke groep dreigt aan te wakkeren.
In de toelichting op de wet wordt een nadere uitleg over deze begrippen gegeven:
Naar algemeen spraakgebruik gaat het bij het vergoelijken van een internationaal misdrijf om het goedpraten daarvan, waarin een positief waardeoordeel over het begane misdrijf besloten ligt. Te denken valt aan het goedkeuren of verheerlijken van zo’n misdrijf. Ontkennen duidt op het loochenen van het redelijkerwijs niet voor betwisting vatbare feit dat het desbetreffende internationale misdrijf heeft plaatsgevonden. Bij verregaand bagatelliseren wordt de ernst of omvang van het desbetreffende misdrijf in hoge mate gerelativeerd of geminimaliseerd, bijvoorbeeld door dat misdrijf op onderdelen of in zijn totaliteit als onbeduidend af te doen.
4.3.3.2.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen in het dossier en de verklaring van verdachte op de zitting vast dat verdachte in het openbaar in de WhatsAppgroep ‘Buurthuis 2’ een afbeelding van Anne Frank met de tekst ‘lachgas is voor losers. Ik gebruik Zyklon B’, een afbeelding van Hitler met de tekst ‘kzeg gas erop’, een afbeelding van Hitler met de tekst ‘pull up pull up gas’, een afbeelding van een cartoonachtige tekening van Hitler met hakenkruis met de tekst ‘aufkankeren’ en het bericht ‘Hamas Hamas alle Joden aan het gas’ heeft gestuurd. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij het bericht en de afbeeldingen voor de grap heeft verstuurd. Hij heeft zich laten meeslepen en heeft er spijt van.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte met de afbeelding van Anne Frank met de tekst ‘lachgas is voor losers. Ik gebruik Zyklon B’ de Holocaust heeft vergoelijkt. In de tekst ligt een positief waardeoordeel besloten over het gebruik van Zyklon B, een pesticide dat tijdens de Tweede Wereldoorlog in de gaskamers van de concentratie- en vernietigingskampen werd gebruikt om massaal Joden te vermoorden. Door de afbeelding van Hitler met de tekst ‘kzeg gas erop’, de afbeelding van Hitler met de tekst ‘pull up pull up gas’, de afbeelding van een cartoonachtige tekening van Hitler met hakenkruis met de tekst ‘aufkankeren’ en het bericht ‘Hamas Hamas alle Joden aan het gas’ te versturen in ‘Buurthuis 2’, heeft verdachte de ernst van de Holocaust in hoge mate geminimaliseerd, zodat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het verregaand bagatelliseren van de Holocaust. Voornoemde uitlatingen zijn naar het oordeel van de rechtbank van dien aard dat zij het geweld of de haat tegen Joden dreigen aan te wakkeren.
De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan groepsbelediging van Joden wegens hun ras/godsdienst, door het vergoelijken en verregaand bagatelliseren van de Holocaust.