Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
- een brief van verzoekster van 9 januari 2025 met klachten over de mondelinge behandeling in de hoofdzaak, door de klachtenbehandelaar van de rechtbank mede aangemerkt als wrakingsverzoek;
- de schriftelijke reactie van de rechter op het wrakingsverzoek van 21 februari 2025;
- de zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling in de hoofdzaak van 16 december 2024;
1.De feiten
- verzoekster is een procedure gestart bij deze rechtbank, afdeling Privaatrecht, team kanton, door dagvaarding van haar voormalige werkgeefster [bedrijf] B.V. De procedure is ingeschreven onder zaaknummer 11097979 CV EXPL 24-4518 (hierna: de hoofdzaak);
- op 16 december 2024 heeft een mondelinge behandeling bij de rechter plaatsgevonden waarbij verzoekster (bijgestaan door haar advocaat mr. R.F. Kötter) en [naam] , namens de werkgeefster (bijgestaan door haar advocaat mr. A.L. Hock) zijn verschenen en gehoord. De rechter heeft ten slotte de mondelinge behandeling gesloten en de zaak verwezen naar de rol van 23 januari 2025 voor vonnis. Daarbij hebben partijen nog de mogelijkheid gekregen om in de periode tot 10 januari 2025 onderling tot een oplossing van hun geschil te komen;
- op 9 januari 2025 heeft verzoekster een schriftelijke klacht ingediend bij de rechtbank. De klachtenbehandelaar van de rechtbank heeft deze klacht gelet op de inhoud ook aangemerkt als wrakingsverzoek en op 10 januari 2025 doorgestuurd aan de wrakingskamer. De behandeling van de hoofdzaak is daardoor geschorst en is door de rechter aangehouden tot op dit wrakingsverzoek is beslist.
2.Het verzoek en de gronden daarvan
3.Het standpunt van de rechter
4.De beoordeling van het verzoek
tegenwoordigheid van mr. P. Tanis, griffier.