4.3.1.Vrijspraak van het in zaak A onder feit 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat in zaak A, onder feit 2 is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor de bedreiging die verdachte op het schoolplein jegens [slachtoffer] zou hebben geuit geldt dat er geen sprake is van steunbewijs. Voor de bedreiging van [slachtoffer] die verdachte jegens [naam zoon verdachte] zou hebben geuit, geldt dat bewijs ontbreekt dat deze bedreiging [slachtoffer] heeft bereikt.
4.3.2.Oordeel over het in zaak A onder feit 1 ten laste gelegde
4.3.2.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die de raadsman heeft aangedragen niet aannemelijk geworden. De door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen vindt zijn weerlegging in de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Vast staat dat verdachte op 4 juli 2023, ondanks een contactverbod, naar de woning van zijn ex-partner, [slachtoffer] , is gegaan. Verdachte heeft de sleutel van de woning van [slachtoffer] ontfutseld van [naam 3] . Hij heeft deze sleutel gebruikt om de woning binnen te glippen terwijl hij dronken en boos was. Geen van de aanwezigen in de woning wist dat hij daar zou komen. In de woning is hij direct naar de badkamer gegaan. In de badkamer heeft hij [slachtoffer] gestoken, terwijl zij naakt in de douche stond. De verklaringen van [slachtoffer] en haar kinderen, [naam zoon verdachte] en [naam dochter verdachte] , die zij kort na het incident hebben afgelegd, komen in de kern overeen en sluiten op elkaar aan. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar meerdere keren heeft gestoken met een mes en dat zij is gaan schreeuwen, waarna haar kinderen kwamen. [naam zoon verdachte] en [naam dochter verdachte] hebben verklaard dat zij hun moeder hoorden schreeuwen en naar de badkamer zijn gerend. Daar zagen zij hun vader met een mes en hun moeder onder het bloed. Blijkens de tijdweergave van de stills van de camerabeelden bij de woning van [slachtoffer] is verdachte minder dan vier minuten in de woning geweest.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van [naam zoon verdachte] niet betrouwbaar zijn en uitgesloten moeten worden van het bewijs. De rechtbank ziet hiervoor geen aanleiding. De rechtbank gebruikt voor het bewijs de verklaring van [naam zoon verdachte] die hij kort na het incident, los van zijn moeder en zus, ten overstaan van de politie heeft afgelegd. Deze verklaring komt in de kern overeen met de verklaring van [slachtoffer] en [naam dochter verdachte] die eveneens direct na het incident afzonderlijk van elkaar met de politie hebben gesproken.
De verklaringen van [slachtoffer] , [naam zoon verdachte] en [naam dochter verdachte] worden bevestigd door het vastgestelde letsel van [slachtoffer] . Uit de bevindingen van verbalisant [naam verbalisant] , die kort na het incident ter plaatse kwam, blijkt dat [slachtoffer] vier verwondingen had, twee op haar linkerarm en ook twee steekverwondingen op haar rug. Deze bevindingen worden bevestigd door het letselrapport van 7 juli 2023. De arts stelt vast dat [slachtoffer] meerdere scherpe verwondingen heeft op haar borstkas aan de linkerzijde en haar linker onderarm.
Dat niet kan worden vastgesteld welk mes is gebruikt om [slachtoffer] te verwonden, betekent niet dat het steken door verdachte niet kan worden bewezen verklaard. Dit volgt immers uit bovengenoemde verklaringen en het letsel.
4.3.2.2.
Vrijspraak poging tot moord
Voor een bewezenverklaring van poging tot moord moet komen vast te staan dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
De rechtbank komt op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden tot het oordeel dat verdachte niet heeft gehandeld met voorbedachte raad. Niet bewezen is dat verdachte heeft gehandeld vanuit een plan om [slachtoffer] van het leven te beroven. Hij wilde naar de woning gaan om zijn ex-vrouw een paar klappen te geven omdat de kinderen geen respect hebben voor hem. Dit plan lijkt bij verdachte te zijn opgekomen onder invloed van alcohol en gevoelens van boosheid. De rechtbank ziet geen moment van kalm beraad in het handelen van verdachte. De rechtbank zal verdachte daarom verdachte vrijspreken van de impliciet primair tenlastegelegde moord.
4.3.2.3.
Voorwaardelijk opzet
Op grond van de bewijsmiddelen kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte daadwerkelijk het doel had om [slachtoffer] van het leven te beroven en daarmee vol opzet had op haar dood. De rechtbank is van oordeel dat bij verdachte wel sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] .
Bij beantwoording van de vraag of verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van [slachtoffer] , moet beoordeeld worden of verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank oordeelt dat er sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] , door het meermalen steken met een mes in haar bovenlichaam, waar zich vitale lichaamsdelen bevinden. Voor wat betreft de bewuste aanvaarding van die kans door verdachte, overweegt de rechtbank dat het een algemene ervaringsregel is dat meermalen met een mes steken in het bovenlichaam een hoge overlijdenskans van het slachtoffer meebrengt, zodat eenieder – en dus ook verdachte – geacht moet worden daarvan wetenschap te hebben. Door desalniettemin meerdere keren in het bovenlichaam van [slachtoffer] te steken, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij zou komen te overlijden.
De rechtbank acht de poging tot doodslag, zoals impliciet subsidiair ten laste is gelegd, dan ook wettig en overtuigend bewezen, gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden.
4.3.3.Oordeel over het in zaak B ten laste gelegde
De rechtbank acht de in zaak B ten laste gelegde mishandeling bewezen. De rechtbank acht gelet op de aangifte, de verklaring van de verbalisanten ter plaatse en de foto’s die deze verbalisanten hebben gemaakt bewezen dat verdachte op 22 maart 2023 [slachtoffer] heeft mishandeld door haar met gebalde vuist te stompen tegen de neus en/of mond.
De rechtbank acht niet bewezen dat aangeefster de levensgezel van verdachte was ten tijde van de mishandeling en zal verdachte van de strafverzwarende omstandigheid vrijspreken.