ECLI:NL:RBAMS:2025:1409

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
13/116506-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het medeplegen van een explosie en het bezit van verdovende middelen in Amsterdam

Op 20 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 34-jarige man, die werd beschuldigd van het medeplegen van het tot ontploffing brengen van een geïmproviseerde explosieve constructie (IED) op 5 oktober 2023 in Amsterdam. De man werd veroordeeld tot 42 maanden gevangenisstraf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een aansturende rol had vervuld bij de explosie door essentiële informatie te verstrekken aan de uitvoerder van de explosie. De explosie vond plaats bij de centrale toegangsdeur van een appartementencomplex, waarbij aanzienlijke schade werd aangericht en levensgevaar voor omwonenden bestond. Naast de explosie werd de man ook veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA, amfetamine en cocaïne. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het gemeen gevaar dat de explosie met zich meebracht voor zowel goederen als personen. De verdachte had een significante rol in de voorbereiding en uitvoering van de explosie, wat leidde tot de conclusie dat een langdurige gevangenisstraf gerechtvaardigd was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het voorhanden hebben van de explosieve constructie, maar vond hem schuldig aan de andere tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/116506-24
Datum uitspraak: 20 februari 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990 ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in het [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R.W. van Zanten, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C.T. Pittau, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging tenlastelegging - kort samengevat tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
1. Het medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing in de periode van 4 oktober 2023 tot en met 5 oktober 2023 in Amsterdam, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was.
2. Het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA (19,2 gram, 6 tabletten en 1,61 gram), amfetamine (7,35 gram) en cocaïne (0,59 gram) op 10 juni 2024 in Amsterdam;
3. Het voorhanden hebben van een wapen, te weten een geïmproviseerde explosieve constructie/improvised explosive device (IED), van categorie II, onder 7, van de Wet wapens en munitie op 4 oktober 2023 te Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt al hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen.
Verdachte kan als medepleger worden aangemerkt, omdat hij een coördinerende rol heeft gehad bij het laten ontploffen van het explosief op 5 oktober 2023 in Amsterdam. Hij heeft onder andere de naam en het adres van het doelwit op 4 oktober 2023 via Snapchatberichten verstuurd naar de uiteindelijke uitvoerder van de explosie, [naam 1 ] (hierna: [naam 1 ] ). Na het ontvangen van deze berichten is tussen [naam 1 ] en verdachte sprake geweest van wederkerige communicatie. Hoewel wegens onvoorziene omstandigheden [naam 1 ] het explosief niet op 4 oktober 2023 heeft laten ontploffen, kan worden vastgesteld dat er op 4 oktober 2023 sprake was van een gezamenlijke uitvoering. In het bericht van [naam 1 ] aan verdachte wordt namelijk gezegd dat de uitvoering wordt verplaatst naar de volgende dag, wat vervolgens daadwerkelijk is gebeurd. Gelet hierop is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking voor het teweegbrengen van een ontploffing op 5 oktober 2023. In samenhang met het medeplegen tenlastegelegd onder feit 1 kan worden bewezen dat verdachte de beschikkingsmacht en handelingsbevoegdheid heeft gehad over het explosief.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken voor feit 1, wegens gebrek aan overtuigend bewijs. Verdachte heeft een betrouwbare verklaring afgelegd voor de verstuurde Snapchatberichten vanaf zijn telefoon met de informatie over het doelwit van de explosie. De afgeluisterde telefoongesprekken van medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) zijn niet bruikbaar voor het bewijs, omdat de gesprekken vragen oproepen die de verdediging niet heeft kunnen stellen.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat het medeplegen niet kan worden bewezen. Het doorsturen van foto’s is geen vorm van medeplegen, maar van medeplichtigheid, namelijk het verstrekken van inlichtingen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken voor feit 3, omdat onvoldoende uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte beschikkingsmacht heeft gehad over het explosief.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Medeplegen opzettelijk teweegbrengen explosie (feit 1)
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
De explosie
Op 5 oktober 2023 rond 00:44 uur heeft een ontploffing plaatsgevonden bij de centrale toegangsdeur van de woningen aan [adres 1] . Hierbij is een explosief tot ontploffing gebracht door middel van elektradraad en een batterij, waardoor sprake is geweest van een geïmproviseerde explosieve constructie/improvised explosive device (IED). Het pand grenst aan een restaurant en bestaat uit vier woonlagen, waarbij de ruiten tot de vierde woonlaag zijn vernield door de drukgolf van de explosie. In een cirkel van zeven meter rondom de explosie lagen glasscherven op de straat. Daarnaast is de centrale toegangsdeur, bestaande uit hout en glas, vernield, waarbij restanten van het houtwerk en glasscherven in de centrale hal zijn aangetroffen. [2] [ naam 2] en [naam 3] hebben aangifte gedaan van vernieling van hun auto’s die ten tijde van de explosie in de [adres 1] geparkeerd stonden. [3] Gelet op het schadebeeld, het tijdstip van de explosie en de drukgolf die deze heeft teweegbracht, is aannemelijk dat gevaar is ontstaan voor goederen en dat er levensgevaar voor personen te duchten was op de openbare weg, in de woningen waar de ruiten waren gefragmenteerd en in het centrale trappenhuis. [4]
Uitvoerder explosief
[naam 1 ] is door de rechtbank Amsterdam veroordeeld voor het laten ontploffen van een explosief (IED) op 5 oktober 2023 in de [adres 1] . Het DNA van [naam 1 ] is op het explosief gevonden en hij heeft bekend de uitvoerder van de explosie te zijn geweest. Tijdens de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak heeft [naam 1 ] het volgende verklaard, zakelijk weergegeven: ‘
Ik heb het explosief de dag ervoor gekregen van een kennis in Amsterdam. Ik hoorde toen ook waar en bij welke deur het plaats moest vinden. Aan mij werd uitgelegd hoe het werkte en hoe ik het explosief door middel van kabels en batterijen af kon laten gaan.’ [5]
De telefoon van [naam 1 ] is onderzocht. Uit dat onderzoek blijkt dat [naam 1 ] op 4 oktober 2023 om 01:37 uur twee foto’s via Snapchat heeft ontvangen van het account ‘ [account] ’. [6] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat dit Snapchataccount van hem is. [7]
De afbeeldingen betreffen foto’s van schermen van twee verschillende telefoons. Op de eerste afbeelding is te zien dat een hand een telefoon vasthoudt waarop een afbeelding staat van Google Streetview van de portiek van het adres [adres 1] .. Zoals eerder is vastgesteld heeft de explosie van 5 oktober 2023 plaatsgevonden bij deze portiek. Op de tweede afbeelding is een telefoonscherm te zien met de volgende tekst: ‘ [naam 3] is de achternaam [nummer 1] geen [nummer 2] ’. Daarbij is te zien dat op de telefoon waarvan een foto wordt gemaakt het tijdstip 21:14 uur zichtbaar is. Dit terwijl de foto om 01:37 uur is verstuurd door het Snapchataccount van verdachte.
Uit het onderzoek in de telefoon van [naam 1 ] blijkt dat hij vervolgens om 01:57 uur op 4 oktober 2023 naar het Snapchat-account van verdachte een audio-bericht stuurt, waarin [naam 1 ] het volgende zegt: ‘
Awo, waar zien we elkaar na afloop dan bro? [8] Om 02:30 uur worden er in de telefoon van [naam 1 ] video’s geregistreerd, waarop te zien is dat hij zich bevindt op de [adres 1] op de hoogte van huisnummers [adres 1] . Daarbij wordt door [naam 1 ] ingezoomd op een beveiligingscamera. [9] Vervolgens stuurt [naam 1 ] om 02:53 uur naar het Snapchat-account van verdachte een video, waarin te horen is dat hij zegt: ‘
Broer jij weet zelf van mij broer, ik doe gewoon broer, nu is gewoon fucked up, scotoe (de rechtbank begrijpt politie) was daar snapje? Als scotoe niet was gekomen broer had ik gewoon gelijk gedaan maar ja later zag ik ook die camera's dit dat. Dus ik denk beter heb ik nu vandaag dan geobserveerd, morgen weet ik gelijk hoe ik daar kan komen. Je weet toch. Gelijk met die bivak op. (…) Dan ga ik het morgen alles vroeg vroeg regelen en dan ben ik tamara om diezelfde tijd hierzo gewoon man. [10] Om 03:53 uur op 4 oktober 2023 wordt er vanaf de telefoon van [naam 1 ] een Uber rit besteld vanaf het adres [adres 2] . [11] Uit onderzoek naar voornoemd adres blijkt dat [naam 4] staat ingeschreven op het adres [adres 3] , dat onderdeel uitmaakt van dezelfde portiek als huisnummer [adres 2] . [12] Verdachte heeft verklaard dat hij op dat moment bij zijn vriendin [naam 4] woonde. [13] Uit onderzoek naar de telefoon van verdachte blijkt dat zijn telefoon om 03:55 uur op 4 oktober 2023 uitpeilt op een locatie in de buurt van [adres 2] . [14]
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de avond van 3 oktober 2023 en de vroege ochtend van 4 oktober 2023 samen met vrienden naar Lelystad is geweest. [15] Hij zat in de auto met twee andere jongens. Verdachte zat achterin, de twee andere jongens zaten op de bestuurders- en passagiersstoel. Eén van hen vroeg of verdachte contact had met [naam 1 ] . Hierop antwoordde verdachte bevestigend en gaf zijn telefoon aan hem. De andere jongens hadden geen contact met [naam 1 ] en zij moesten wat met hem bespreken. Verdachte weet niet meer precies op welk moment dit was. Hij weet ook niet hoe lang de andere jongens zijn telefoon hebben gehad en wat er met zijn telefoon is gebeurd. Op het moment dat hij thuis werd afgezet en naar de woning van zijn vriendin liep, zag hij dat [naam 1 ] hem op zijn Snapchat-account een audio-bericht had verstuurd waarin deze vertelde dat hij het niet gedaan heeft. Verdachte kwam er toen achter dat het ging over een explosief. Vervolgens is hij terug gegaan naar de auto waar de anderen in zaten en is boos geworden dat zijn telefoon door hen hiervoor gebruikt is.
Beoordeling betrokkenheid verdachte
De rechtbank is van oordeel dat, de verklaring van verdachte niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. Hoewel verdachte consequent heeft verklaard, is hij de enige bron van deze verklaring. Daarnaast heeft verdachte niet willen verklaren over met wie hij in de auto zat en hoelang de autorit duurde. Zijn verklaring is hierdoor op geen enkele manier te verifiëren. Ook is er geen aannemelijke verklaring gegeven voor het feit dat alleen de telefoon van verdachte gebruikt kon worden voor het contact met [naam 1 ] . De rechtbank overweegt hierbij dat het niet alleen gaat om het versturen van de twee foto’s om 01:37 uur op 4 oktober 2023. Uit het onderzoek is namelijk ook naar voren gekomen dat [naam 1 ] op twee momenten daarna contact heeft gelegd met het Snapchat-account van verdachte. Daarnaast sluit de rechtbank niet uit dat de foto die met de telefoon van verdachte aan [naam 1 ] is gestuurd, gelet op het tijdstip van 21:14 uur dat daarop te zien is, al op de telefoon van verdachte stond en niet pas om 01:37 uur op 4 oktober 2023 is gemaakt. Gelet op het voorgaande schuift de rechtbank de verklaring van verdachte als ongeloofwaardig terzijde en komt tot de conclusie dat hij wetenschap heeft gehad dat er met zijn telefoon berichten zijn gestuurd naar en ontvangen van [naam 1 ] op 4 oktober 2023 en dat hij tevens op de hoogte was van de inhoud daarvan.
Vervolgens is het de vraag of het handelen van verdachte aangemerkt kan worden als het medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing op 5 oktober 2023. De rechtbank stelt vast dat het voornemen was om het explosief om 4 oktober 2023 op de [adres 1] af te laten gaan. [naam 1 ] heeft verklaard dat hij op 4 oktober 2023 het explosief voorhanden had en de instructies over het laten ontploffen en het doelwit had ontvangen. [16] Dit blijkt ook uit de gegevens van zijn telefoon. Daarnaast is hij op 4 oktober 2023, na het ontvangen van foto’s van de telefoon van verdachte, naar het aan hem toegestuurde adres gegaan. Vervolgens heeft hij aan verdachte laten weten dat hij morgen zal terugkomen, omdat de politie er is. Het explosief is ook daadwerkelijk de volgende dag door [naam 1 ] tot ontploffing gebracht. De rechtbank stelt gelet hierop vast dat foto’s die verstuurd zijn vanaf de telefoon van verdachte essentiële informatie betroffen, waarnaar [naam 1 ] heeft gehandeld. Dat sprake is geweest van een gezamenlijk plan, wordt ook bevestigd door de omstandigheid dat verdachte en [naam 1 ] rond hetzelfde tijdstip op 4 oktober 2023 in de buurt zijn van de woning waar verdachte toen verbleef. Dit terwijl [naam 1 ] eerder op die dag aan verdachte heeft gevraagd waar ze elkaar na afloop zouden zien. Daarbij heeft verdachte verklaard dat hij samen met twee anderen in de auto is geweest. Gelet op de twee foto’s die zijn gemaakt van de twee verschillende telefoons stelt de rechtbank vast dat hier ten minste drie telefoons voor nodig waren. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte met [naam 1 ] en met anderen nauw en bewust heeft samengewerkt. De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte de opdrachtgever van de explosie is geweest. Dat uit afgeluisterde telefoongesprekken van medeverdachte [medeverdachte] en verdachte blijkt dat verdachte heeft geprobeerd te bereiken dat [naam 1 ] als getuige de naam van de daadwerkelijke opdrachtgever zou noemen, maakt dit niet anders. De rechtbank sluit niet uit dat er nog anderen bij betrokken waren.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte een significante rol bij de explosie heeft gehad bij door het verstrekken van essentiële informatie en het onderhouden van contact met de uitvoerder van de explosie. De rechtbank is dan ook van oordeel dat medeplegen kan worden bewezen.
Gevaar voor goederen, levensgevaar, zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank stelt vast dat de ontploffing plaatsvond rond 00:44 uur. Dit is een tijdstip waarop, naar algemeen bekend is, de kans zeer groot is dat het merendeel van de bewoners van de woningen in het appartementencomplex en de omliggende woningen thuis zijn. De rechtbank stelt vast dat dit ook daadwerkelijk het geval is geweest. Uit het forensisch onderzoek en de beschrijvingen van de verbalisanten ter plaatse blijkt dat er forse schade was aan het bewuste appartementencomplex, de omliggende woningen en voertuigen. De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat, bij gebruikmaking van een dergelijk zwaar explosief in een dichtbevolkt deel van Amsterdam op een tijdstip dat doorgaans veel bewoners thuis zijn, het gevaar voor het appartementencomplex en de omliggende woningen en voor levensgevaar en zwaar lichamelijk letsel voor personen die zich in de nabijheid van de ontploffing bevinden, naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is. Daarbij moet in het bijzonder worden gedacht aan de mogelijkheid van het ontstaan van schade of letsel van personen als gevolg van de explosie.
De rechtbank vindt het gemeen gevaar voor goederen, het levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel dan ook bewezen.
Conclusie
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het teweegbrengen van de explosie van 5 oktober 2023 in Amsterdam.
4.3.2.
Medeplegen voorhanden hebben explosief (feit 3)
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet is komen vast te staan dat verdachte het explosief voorhanden heeft gehad, in de zin van beschikkingsmacht. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 3 tenlastegelegde.
4.3.3.
Aanwezig hebben van verdovende middelen (feit 2)
Op 10 juni 2024 heeft een doorzoeking plaatsgevonden van de woning waar verdachte ten tijde van zijn aanhouding verbleef. In een schoenendoos zijn meerdere gripzakjes en pillen gevonden, waarvan vermoed werd dat het verdovende middelen betroffen. [17] Uit het laboratoriumonderzoek blijkt dat de vermoedelijk verdovende middelen zijn getest op MDMA, amfetamine en cocaïne. [18] Ter terechtzitting heeft verdachte bekend dat hij deze drugs voorhanden heeft gehad.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van middelen op lijst I van de Opiumwet.

5.Bewezenverklaring

Op grond van de bewijsmiddelen in de voetnoten, waarin de redengevende feiten en
omstandigheden zijn vervat, acht de rechtbank bewezen dat verdachte:
Feit 1:
in de periode van 4 oktober 2023 tot en met 5 oktober 2023
te Amsterdam en/of Lelystad,in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een (geïmproviseerd) explosief tegen de voordeur van de woningen gelegen aan de [adres 1] , in contact te brengen met een elektradraad en een batterij, waardoor dit explosief aldaar tot ontploffing kwam,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen te duchten was, te weten:
* voor de aan de [adres 1] gelegen woningen, waaronder de ruiten en de inboedel, en
* voor nabij die woningen gelegen woningen en horecagelegenheid, en
* voor de voordeur van het portiek [adres 1] , en
* voor aldaar geparkeerde auto‘s, te weten een Opel Vivaro toebehorende aan [ naam 2] en/of een Audi A3 toebehorende aan [naam 3] , in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de woningen aanwezige bewoners en omwonenden, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
Feit 2:
op 10 juni 2024 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 19,2 gram, 6 tabletten en 1,61 gram MDMA, en
- 7,35 gram amfetamine, en
- 0,59 gram cocaïne,
zijnde MDMA, amfetamine en cocaïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

6.De strafbaarheid van de feiten en verdachte

De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor strafbaar.

7.De strafmotivering

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 50 maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat allereerst rekening gehouden moet worden met de beperkte rol van verdachte. Daarnaast is de veroordeling uit 2020 nog niet onherroepelijk en mag deze niet worden meegenomen bij het bepalen van de strafmaat. Tot slot heeft de verdediging erop gewezen dat de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten een lagere straf als uitgangspunt hebben dan de eis van de officier van justitie.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van
verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de
vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing bij de woningen aan de [adres 1] . De ontploffing had een harde knal en flinke schade tot gevolg. Door de ontploffing ontstond er een drukgolf waardoor de centrale toegangsdeur van het appartementencomplex deels was vernield, op het trottoir glasscherven lagen en het trappenhuis, de omliggende woningen en geparkeerde voertuigen glasschade hebben opgelopen. Verdachte heeft een aansturende rol vervuld bij de voorbereiding en de uitvoering van de explosie.
Amsterdam en andere plekken in Nederland worden steeds vaker opgeschrikt door explosies bij woningen en panden. Dit soort strafbare feiten veroorzaakt, behalve bij direct betrokkenen, ook sterke gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij. Verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA, amfetamine en cocaïne op 10 juni 2024 in Amsterdam. Harddrugs zoals amfetamine, MDMA en cocaïne vormen in het algemeen een gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de ermee gepaard gaande (ernstige) vormen van criminaliteit. Het bezit van harddrugs dient dan ook te worden bestreden
.
De persoon van verdachte
Uit het reclasseringsadvies van 30 augustus 2024, opgemaakt door B. Nelen , reclasseringswerker bij Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering in Amsterdam, volgt dat het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. Verdachte is sinds zijn vijftiende levensjaar meerdere keren met justitie in aanraking gekomen en is veroordeeld voor diverse strafbare feiten (waaronder geweldsdelicten). Er zijn echter geen recente veroordelingen en er lijkt verder sprake te zijn van meerdere beschermende factoren in het leven van verdachte, wat het risico op recidive kan verlagen
.De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden, omdat zij geen mogelijkheden zien om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen.
De straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf ook gekeken naar de door de LOVS vastgestelde oriëntatiepunten. Hieruit volgt dat het uitgangspunt bij een bewezenverklaring van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel een gevangenisstraf van drie jaren is. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
.De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de aansturende rol van verdachte. De rollen van de medeverdachten waren van minder gewicht. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met het feit dat verdachte is vrijgesproken voor het voorhanden hebben van een IED.
Voor het drugsfeit zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten voor het aanwezig hebben van harddrugs. Deze gaan bij een hoeveelheid tussen de 10 en 50 gram uit van een onvoorwaardelijke taakstraf van 80 uur.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige gevangenisstraf. De rechtbank is van oordeel dat zowel aan de maatschappij als aan verdachte een signaal dient te worden gegeven dat dergelijke gedragingen niet zijn toegestaan en een gevangenisstraf de enige passende straf is.
Alles afwegende vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen inbeslaggenomen en niet teruggegeven:
1. 1 STK Computer (G6512353);
2. 1 STK Computer (G6512412);
3. 1 STK Telefoontoestel (G6512302);
4. 4 STK Verdovende Middelen (G6512425);
5. 22 STK Verdovende Middelen (G6512422);
6. 6 STK Verdovende Middelen (G6512426);
7. 20 STK Verdovende Middelen (G6512427);
8. 2 STK Verdovende Middelen (G6527887);
9. 2 STK Verdovende Middelen (G6527889);
10. 1 DS Doos (G6512446);
11. 1 STK Telefoontoestel (G6512341).
Teruggave aan verdachte
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 tot en met 3 inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte moeten worden teruggegeven, omdat niet is vast komen te staan dat een strafbaar feit daarmee is gepleegd.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de onder 4 tot en met 10 inbeslaggenomen voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder feit 2 bewezenverklaarde is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Verbeurdverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank dient het onder 11 inbeslaggenomen voorwerp, dat aan verdachte toebehoort, te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dat voorwerp het onder feit 1 bewezenverklaarde is begaan.

9.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47 en 157 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 3 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is
bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
medeplegen van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was;
Ten aanzien van feit 2
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de
penitentiaire inrichting tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke
invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2: 10 van het Wetboek van
Strafvordering.
Beslag
Gelast de
teruggaveaan [verdachte] van de voorwerpen, te weten:
1. STK Computer (G6512353);
2. 1 STK Computer (G6512412);
3. 1 STK Telefoontoestel (G6512302).
Verklaart onttrokken aan het verkeerde volgende voorwerpen:
4. 4 STK Verdovende Middelen (G6512425);
5. 22 STK Verdovende Middelen (G6512422);
6. 6 STK Verdovende Middelen (G6512426);
7. 20 STK Verdovende Middelen (G6512427);
8. 2 STK Verdovende Middelen (G6527887);
9. 2 STK Verdovende Middelen (G6527889);
10. 1 DS Doos (G6512446).
Verklaart verbeurdhet volgende voorwerp:
11. 1 STK Telefoontoestel (G6512341).
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. E. van den Brink en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.E. Leopold, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 februari 2025.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( [adres 1] ) met nummer PL1300-2023225445-10 van 19 oktober 2023, p. 77-82; proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023225445-32 van 21 december 2023, p. 184-186.
3.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2023225445-20 van 15 oktober 2023, p. 004-007; proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2023225445-19 van 15 oktober 2023, p. 018-021.
4.Proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( [adres 1] ) met nummer PL1300-2023225445-10 van 19 oktober 2023, p. 80.
5.Rechtbank Amsterdam, 22 februari 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:998.
6.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023225445 van 4 april 2024, p. 209-210.
7.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 februari 2025.
8.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023225445 van 4 april 2024, p. 210.
9.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023225445 van 4 april 2024, p. 211-212.
10.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023225445 van 4 april 2024, p. 212-213.
11.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023225445 van 4 april 2024, p. 213.
12.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023225445 van 2 mei 2024, p.219.
13.Proces-verbaal van verhoor met nummer 2023225445 van 24 oktober 2024, p. 039.
14.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023225445 van 9 mei 2024, p. 230-232.
15.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 februari 2025.
16.Rechtbank Amsterdam, 22 februari 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:998 r.o. 3.3.
17.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023225445 van 10 juni 2024, p. 240-241.
18.Geschrift inhoudende een laboratoriumrapport van Politie Amsterdam met nummer 0572N24 van 1 augustus 2024, p.351; geschrift inhoudende een laboratoriumrapport van Politie Amsterdam met nummer 0501N24 van 28 juni 2024, p.352.