ECLI:NL:RBAMS:2024:998

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
13/274618-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar, en het voorhanden hebben van een geïmproviseerde explosieve constructie

Op 22 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 5 oktober 2023 een geïmproviseerde explosieve constructie (IED) tot ontploffing heeft gebracht bij een appartementencomplex in Amsterdam. De ontploffing leidde tot aanzienlijke schade aan de centrale toegangsdeur en de omliggende woningen, waarbij glasscherven en schade aan geparkeerde voertuigen ontstonden. De verdachte heeft de feiten bekend en verklaarde dat hij de ontploffing had uitgevoerd voor financieel gewin, nadat hij was benaderd door een kennis. De rechtbank oordeelde dat er gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar was te duchten, gezien het tijdstip van de ontploffing en de aanwezigheid van bewoners in de nabijheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 40 maanden, met inachtneming van de ernst van de feiten en de impact op de samenleving. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het reclasseringsadvies, dat wees op een licht verstandelijke beperking van de verdachte en zijn financiële problemen. De beslissing is genomen in het kader van de toenemende zorgen over de veiligheid in de samenleving door gerichte ontploffingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/274618-23
Datum uitspraak: 22 februari 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres 1] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Op 8 februari 2024 heeft het onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden. Verdachte was daarbij aanwezig, evenals zijn raadsman, mr. S. Ben Tarraf.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. G. Dankers, en van wat verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen op 5 oktober 2023 in Amsterdam, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
het voorhanden hebben van een wapen, te weten een geïmproviseerde explosieve constructie/improvised explosive device (IED), van categorie II, onder 7, van de Wet wapens en munitie.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten kunnen worden bewezen.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, omdat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld bij welke specifieke woningen schade is ontstaan en in welke specifieke woningen bewoners aanwezig waren tijdens de ontploffing. Daarom kan niet worden geconstateerd dat ten tijde van de ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. De vereiste voorzienbaarheid op deze gevaren ontbreekt. De raadsman heeft hierbij verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 17 februari 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BG1653) en van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 4 februari 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:1010).
3.3
Oordeel van de rechtbank
In de vroege ochtend van 5 oktober 2023 is een geïmproviseerde explosieve constructie / improvised explosive device (hierna: IED) tot ontploffing gebracht bij het portiek van de woningen aan [adres 2] te Amsterdam. Als gevolg hiervan was de centrale toegangsdeur van het appartementencomplex deels vernield en lagen delen van deze toegangsdeur en glasscherven op de vloer van de centrale hal. Daarnaast heeft de ontploffing er voor gezorgd dat alle ruiten tot en met de vierde woonlaag boven de centrale toegangsdeur waren vernield. De meeste glasscherven lagen in een cirkel van 7 meter rondom de explosie op de openbare weg. Ook bij daar geparkeerde voertuigen was sprake van schade. Van de omliggende woningen waren de ruiten gefragmenteerd als gevolg van de ontploffing.
Tijdens het politieverhoor en ter terechtzitting heeft verdachte de ten laste gelegde feiten bekend. Zijn motief betrof financieel gewin. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij benaderd werd door een kennis met de vraag of hij tegen een beloning van € 1.500,- tot € 2.000,- een IED tot ontploffing wilde brengen. Verdachte is met dit voorstel akkoord gegaan. Op 4 oktober 2023 heeft verdachte het adres en de IED gekregen. Een IED is een voorwerp dat bestemd is voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing. Verdachte is vervolgens op 5 oktober 2023 met de IED naar het betreffende adres toe gegaan en heeft de IED op de centrale toegangsdeur aangebracht middels dubbelzijdig tape. Vervolgens heeft verdachte de IED tot ontploffing gebracht door een elektriciteitsdraad in contact te brengen met een batterij.
Gevaar voor goederen, levensgevaar, zwaar lichamelijk letselDe rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat het opzet van verdachte was gericht op het veroorzaken van een ontploffing bij de woningen aan [adres 2] te Amsterdam. De wet vereist niet dat het opzet ook gericht was op de gevolgen daarvan voor de omwonende personen en omringende gebouwen. Het gevaar moet ten tijde van het teweegbrengen van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. [1] De rechtbank stelt vast dat de ontploffing plaatsvond rond 00:45 uur. Dit is een tijdstip waarop, naar algemeen bekend is, de kans zeer groot is dat het merendeel van de bewoners van de woningen in het appartementencomplex en de omliggende woningen thuis zijn. De rechtbank stelt vast dat dit ook daadwerkelijk het geval is geweest. Zo was één van de aangevers met zijn gezin aanwezig in zijn woning in de bewuste portiek op het tijdstip dat de explosie plaatsvond. Voorts is op camerabeelden zichtbaar dat er passanten op straat waren, vlak voordat de IED tot ontploffing werd gebracht. Uit het forensisch onderzoek en de beschrijvingen van de verbalisanten ter plaatse blijkt dat er forse schade was aan het bewuste appartementencomplex en de omliggende woningen. De meeste glasscherven lagen in een cirkel van zeven meter rondom de explosie op de openbare weg en ook voertuigen waren beschadigd. Forensisch onderzoek heeft verder uitgewezen dat de explosie gepaard is gegaan met een drukgolf, dat de explosie tot en met de bovenste etage heeft geleid tot glasschade en in de omliggende woningen heeft geleid tot glasschade. Het schadebeeld laat zien dat het aannemelijk is dat er gevaar is ontstaan voor goederen en dat er levensgevaar voor personen te duchten was op de openbare weg, in de woningen waar de ruiten waren gefragmenteerd en in het centrale trappenhuis. De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat, bij gebruikmaking van een dergelijk zwaar explosief in een dichtbevolkt deel van Amsterdam op een tijdstip dat doorgaans veel bewoners thuis zijn, het gevaar voor het appartementencomplex en de omliggende woningen en voor levensgevaar en zwaar lichamelijk letsel voor personen die zich in de nabijheid van de ontploffing bevinden, naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is. Daarbij moet in het bijzonder worden gedacht aan de mogelijkheid van het ontstaan van schade of letsel van personen als gevolg van de explosie.
Conclusie
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de overige inhoud van het dossier concludeert de rechtbank op grond van het vorenstaande dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot feit 1 en 2 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezenverklaarde feiten hebben betrekking op dezelfde IED en de gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op, zodat de verdachte daarvan in wezen één verwijt kan worden gemaakt.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1op 5 oktober 2023 te Amsterdam, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een (geïmproviseerd) explosief tegen de voordeur van de woningen gelegen aan [adres 2] , in contact te brengen met een elektradraad en een batterij, waardoor dit explosief aldaar tot ontploffing kwam, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen te duchten was, te weten:
* voor de aan [adres 2] gelegen woningen, waaronder de ruiten en de inboedel, en
* voor nabij die woningengelegen woningen en horecagelegenheden, en
* voor de voordeur van het portiek [adres 2], en
* voor aldaar geparkeerde auto‘s, te weten een Opel Vivaro toebehorende aan [persoon 1] en/of een Audi A3 toebehorende aan [persoon 2], in elk geval gemeen gevaar voor goederen,
en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de woningen aanwezige bewoners en voor omwonenden te duchten was;
ten aanzien van feit 2op 5 oktober 2023 te Amsterdam, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een geïmproviseerde explosieve constructie / improvised explosive device (IED)zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Omdat verdachte heeft bekend, wordt op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de gebruikte bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen zijn opgesomd in
bijlage IIbij dit vonnis.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertig maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering worden opgelegd.
7.2
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht zich qua straf te beperken tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van voorarrest. In het geval dat het ten laste gelegde levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander bewezen wordt verklaard, heeft de raadsman verzocht om daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van dertig maanden op te leggen met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel kunnen de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering worden gekoppeld.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een IED en het teweeg brengen van een ontploffing door middel van deze IED bij de woningen aan [adres 2] te Amsterdam. De ontploffing had een harde knal en flinke schade tot gevolg. Door de ontploffing ontstond er een drukgolf waardoor de centrale toegangsdeur van het appartementencomplex deels was vernield, op het trottoir glasscherven lagen en het trappenhuis, de omliggende woningen en geparkeerde voertuigen glasschade hebben opgelopen. Dat verdachte zich door financieel gewin heeft laten leiden en hierdoor onverantwoorde risico’s heeft genomen ten aanzien van de veiligheid en gezondheid van de bewoners en passanten op straat, rekent de rechtbank verdachte aan. Bovendien loopt het aantal gerichte ontploffingen bij (onder meer) woningen in Nederland steeds verder op. Door de toename van de gerichte ontploffingen groeit het gevoel van angst en onveiligheid in de samenleving als geheel. Verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen.
De rechtbank oordeelt dat alleen de oplegging van een gevangenisstraf recht doet aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten. Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf houdt zij rekening met de volgende omstandigheden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 22 december 2023.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 19 januari 2024, opgemaakt door [reclasseringswerker]. De reclassering heeft – kort gezegd – gerapporteerd dat bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking en een tekort aan financiële middelen. Deze factoren, in combinatie met het negatieve sociale netwerk van verdachte, lijken ertoe te hebben geleid dat verdachte is overgegaan tot het delictgedrag. Bij een bewezenverklaring wordt geadviseerd tot oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, ambulante behandelplicht, dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf ook gekeken naar de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten. Hieruit volgt dat het uitgangspunt bij een bewezenverklaring van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel een gevangenisstraf van drie jaren is. Het uitgangspunt voor het voorhanden hebben van een explosief in de openbare ruimte betreft een gevangenisstraf van vijftien maanden. De rechtbank houdt verder rekening met de samenloop van de bewezenverklaarde feiten.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van veertig maanden, met aftrek van voorarrest passend is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
STK Schoenen, omschrijving: 6416826;
1 STK Tas, omschrijving: 6416829, rugtas;
1 STK Trui, omschrijving: 6416830, wit;
1 STK Broek, omschrijving: 6416831;
1 STK Broek, omschrijving: 6416832, zwart;
1 STK Muts, omschrijving: 6416835, zwart;
1 STK Kabel, omschrijving: G6404698, zwart;
1 STK Plakband, omschrijving: G6404704, zwart;
1 STK Batterij, omschrijving: G6404707, merk: Duracell;
1 STK Plakband, omschrijving: G6404710, blauw;
1 STK Papier, omschrijving: G6404715, geel;
610 EUR, omschrijving: G6416824.
8.1
Teruggave aan verdachte
Het voorwerp onder 12 (het geldbedrag) behoort aan verdachte toe en zal aan hem teruggegeven worden, met dien verstande dat op grond van artikel 94a, van het Wetboek van Strafvordering, conservatoir beslag op het geldbedrag ligt. De officier van justitie heeft ter terechtzitting kenbaar gemaakt dat het Openbaar Ministerie dit conservatoir beslag zal opheffen.
8.2
Verbeurdverklaring
De onder 1 tot en met 11 in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van die voorwerpen de bewezen geachte feiten zijn begaan.

9.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen
33, 33a, 55en
157van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen
26en
55van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 en feit 2:
eendaadse samenloop van
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2º of onderdeel 7º.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
40 (veertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
BeslagGelast de
teruggaveaan [verdachte] van het in beslaggenomen geldbedrag, te weten: 610 EUR (omschrijving: G6416824).
Verklaart
verbeurdde in beslaggenomen goederen, te weten:
- 1 STK Schoenen (omschrijving: 6416826);
- 1 STK Tas (omschrijving: 6416829, rugtas);
- 1 STK Trui (omschrijving: 6416830, wit);
- 1 STK Broek (omschrijving: 6416831);
- 1 STK Broek (omschrijving: 6416832, zwart);
- 1 STK Muts (omschrijving: 6416835, zwart);
- 1 STK Kabel (omschrijving: G6404698, zwart);
- 1 STK Plakband (omschrijving: G6404704, zwart);
- 1 STK Batterij (omschrijving: G6404707, merk: Duracell);
- 1 STK Plakband (omschrijving: G6404710, blauw);
- 1 STK Papier (omschrijving: G6404715, geel).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en A.B. Sluijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.K. Raspoort, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 februari 2024.
[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 17 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG1653.