4.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
De explosie
Op 5 oktober 2023 rond 00:44 uur heeft een ontploffing plaatsgevonden bij de centrale toegangsdeur van de woningen aan [adres] . Hierbij is een explosief tot ontploffing gebracht door middel van elektradraad en een batterij, waardoor sprake is geweest van een geïmproviseerde explosieve constructie/improvised explosive device (IED). Het pand grenst aan een restaurant en bestaat uit vier woonlagen, waarbij de ruiten tot de vierde woonlaag zijn vernield door de drukgolf van de explosie. In een cirkel van zeven meter rondom de explosie lagen glasscherven op de straat. Daarnaast is de centrale toegangsdeur, bestaande uit hout en glas, vernield, waarbij restanten van het houtwerk en glasscherven in de centrale hal zijn aangetroffen.[naam 2] en [naam 3] hebben aangifte gedaan van vernieling van hun auto’s die ten tijde van de explosie in de [adres] geparkeerd stonden.Gelet op het schadebeeld, op het tijdstip van de explosie en de drukgolf die deze heeft teweegbracht, is aannemelijk dat gevaar is ontstaan voor goederen en dat er levensgevaar voor personen te duchten was op de openbare weg, in de woningen waar de ruiten waren gefragmenteerd en in het centrale trappenhuis.
Uitvoerder explosief
[naam 1] is door de rechtbank Amsterdam veroordeeld voor het laten ontploffen van een explosief (IED) op 5 oktober 2023 in de [adres] . Het DNA van [naam 1] is op het explosief gevonden en hij heeft bekend de uitvoerder van de explosie te zijn geweest. Tijdens de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak heeft [naam 1] het volgende verklaard, zakelijk weergegeven: ‘
Ik heb het explosief de dag ervoor gekregen van een kennis in Amsterdam. Ik hoorde toen ook waar en bij welke deur het plaats moest vinden. Aan mij werd uitgelegd hoe het werkte en hoe ik het explosief door middel van kabels en batterijen af kon laten gaan.’
Uit onderzoek in de telefoon van [naam 1] blijkt dat hij op 4 oktober 2023 om 01:37 uur twee foto’s via Snapchat heeft ontvangen van het account ‘ [account 1] ’, waarop de teksten ‘ [bericht 1] ’ en ‘' [bericht 2] ’ te zien waren.Deze teksten komen overeen met de locatie waar de explosie heeft plaatsgevonden. Daarnaast zijn in de telefoon van [naam 1] op 4 oktober om 02:30 uur video’s geregistreerd waarop te zien is dat hij zich op de [adres] bevindt.Om 02:53 uur heeft [naam 1] via Snapchat een video verstuurd naar het account ‘ [account 1] ’, waarin te horen is dat hij zegt: ‘
Broer jij weet zelf van mij broer, ik doe gewoon broer, nu is gewoon fucked up, scotoe (de rechtbank begrijpt politie) was daar snap je? Als scotoe niet was gekomen broer had ik gewoon gelijk gedaan maar ja later zag ik ook die camera's dit dat. Dus ik denk beter heb ik nu vandaag dan geobserveerd, morgen weet ik gelijk hoe ik daar kan komen.’Het Snapchataccount ‘ [account 1] ’ is het account van medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ).
Verder blijkt uit het onderzoek in de telefoon van [naam 1] dat hij om 00:51 uur op 4 oktober 2023 via Snapchat berichten stuurt naar het Snapchat-account van verdachte, namelijk ‘ [account 2] ’. De berichten hielden het volgende in: ‘
[verdachte]’ ‘
Waar jij’‘
Ben nu Roots’.
Tapgesprekken
De telefoongesprekken van verdachte zijn in de periode voorafgaand aan zijn aanhouding afgeluisterd. Het volgende gesprek heeft plaatsgevonden tussen verdachte (A) en een onbekend gebleven persoon (NN) op 14 juni 2024 om 10:20 uur:
‘ [verdachte] : Luister… Luister!... dat ding dat…. dat ding… euh…euh.. Ik zou het doen…ik had je verteld dat ik het zou doen toch?
NN: Mhm (=Ja)
[verdachte] : Toen kwam er iemand anders… want ze wilden me… ze wilden me een habbekrats geven toch. Toen heb ik ze gezegd: "Nee…voor dit ga ik het niet doen man!"
NN: Mhm.
[verdachte] : Toen heeft die andere man.. die dat geld nodig had…
NN: Mhm.
[verdachte] : Hij is het gaan doen… toch?
NN: Mhm.’
Om 11:47 uur op 14 juni 2024 vindt er opnieuw een gesprek plaats tussen verdachte ( [verdachte] ) en de onbekend gebleven persoon (NN):
‘ [verdachte] : Ze zijn [medeverdachte] …… ze hebben [medeverdachte] ... ze hebben [bijnaam medeverdachte] deze week ge-catchet he!!!... voor die torie!!
NN: Broer..broer… hij was zelf ook in de torie he!. (...) [naam 4] heeft me zelf gezegd, dat hij in die torie was zelf ook. (...)
[verdachte] : Ja ik toch ook!!! dat leg ik je uit!!..... ik was ook…..
(...)
NN: Maar dat zeg ik je… jij zegt net: (Surinaams) ‘je hebt niet gedaan….je bent afgeweken’.. maar dan was je eindstand daar… (Surinaams) dan ben je niet afgeweken toch?
[verdachte] : Nee maar..nee..nee…ik…luister…omdat die kil het had over-… (Surinaams)…luister.. die ander man heeft dat ding overgenomen toch?
NN: ja?
[verdachte] : En omdat hij het heeft overgenomen (…) ik zou het doen eerst toch? ze hadden mij alle info en zo gegeven toch? (...) (Surinaams) Ze hadden me alles (door)gegeven wat ik moest doen. Dan.. ze zeiden ze tegen mij: 'Alles wat ik jou heb doorgegeven... geef dat door aan die man!!' (...) Dan heb ik dat aan die man doorgegeven/het aan die man laten zien.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft in een verhoor verklaard dat hij als bijnaam ‘ [bijnaam medeverdachte] ’ heeft.
Verklaring van verdachte
Tijdens het verhoor van verdachte op 30 juli 2024 is gevraagd naar zijn betrokkenheid bij de explosie op 5 oktober 2025. Verdachte heeft toen verklaard:
‘Er is mij eigenlijk gevraagd om een ritje te doen en op tijd ben ik erachter gekomen wat er met dat ritje te maken had. Toen heb ik het ritje afgewezen en ben ik naar huis gegaan.’Verdachte heeft vervolgens verklaard dat hij op 4 oktober 2023 iemand van A naar B moest brengen voor een kleine vergoeding.Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op 4 oktober 2023 [naam 1] heeft gezien en tijdens deze ontmoeting vond er via de telefoon tussen [naam 1] en andere mensen aan de telefoon een discussie plaats. Verdachte kon dit horen, omdat de telefoon van [naam 1] op dat moment op luidspreker stond. Verdachte kwam er toen achter dat het ging over het plaatsen van een explosief. Hieraan wilde verdachte niet meewerken waarop hij is weggegaan.
Tijdens de terechtzitting heeft verdachte verder verklaard dat de ontmoeting met [naam 1] op 4 oktober 2023 te maken had met een hasjdeal en dat hij [naam 1] daarvoor van station Bijlmer heeft opgehaald, de deal is gaan doen en daarna heeft teruggebracht. Onderweg hoorde hij op de luidspreker dat [naam 1] een gesprek had over een explosief en daarop besloot verdachte daarvan weg te gaan.
Beoordeling betrokkenheid verdachte
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte betrokken is geweest bij het teweegbrengen van deze ontploffing, en, zo ja, of verdachte als medepleger betrokken is geweest bij die feiten, of als medeplichtige.
De rechtbank stelt op basis van het onderzoek in de telefoon van [naam 1] en de hierboven weergegeven tapgesprekken van 14 juni 2024 vast dat verdachte met [naam 1] heeft afgesproken in de vroege ochtend van 4 oktober 2023. [naam 1] heeft verklaard dat hij op 4 oktober 2023 het explosief, de informatie over het doelwit en de instructies voor het laten afgaan van het explosief heeft gekregen. De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat de ontmoeting tussen verdachte en [naam 1] op 4 oktober 2023 betrekking had op het geven van instructies voor het gebruik van het explosief. De rechtbank leidt dit af uit de tapgesprekken in samenhang bezien met de verklaringen van [naam 1] en verdachte. Uit de hierboven weergegeven tapgesprekken van 14 juni 2024 komt naar voren dat verdachte aangeeft betrokken te zijn geweest bij de ‘torie’ (
rechtbank begrijpt: het verhaal), waarvoor [medeverdachte] of [bijnaam medeverdachte] is opgepakt. De rechtbank stelt vast dat verdachte hiermee medeverdachte [medeverdachte] heeft bedoeld, die verdacht wordt van betrokkenheid bij hetzelfde tenlastegelegde feit.. Uit het tapgesprek van 14 juni 2024 om 10:20 uur blijkt dat verdachte het niet meer wilde doen, omdat hij daar slechts een habbekrats, oftewel een kleinigheidje, mee zou verdienen. Uit het andere tapgesprek van 14 juni 2024 om 11:47 uur komt vervolgens naar voren dat de betrokkenheid van verdachte bestond uit het doorgeven van informatie aan de man die de zaak heeft overgenomen. Op basis van deze tapgesprekken stelt de rechtbank vast dat het aanvankelijk de bedoeling was dat verdachte het explosief zou plaatsen en laten ontploffen, maar - gelet op de lage beloning - heeft hij er van afgezien. Verdachte heeft de informatie die hij had gekregen als oorspronkelijke uitvoerder doorgegeven aan de daadwerkelijke uitvoerder, [naam 1] . Dit is gebeurd op 4 oktober 2023, overeenkomstig de verklaring van [naam 1] dat de dag voor de explosie aan hem is uitgelegd hoe het explosief werkte.
De verklaring van verdachte op de terechtzitting, dat de ontmoeting met [naam 1] betrekking zou hebben op een hasj-deal, vindt de rechtbank ongeloofwaardig en schuift die terzijde. Immers komt verdachte pas ter terechtzitting met deze verklaring en hoewel hij deze lijkt te hebben afgestemd met de bevinden uit het dossier, vindt de verklaring geen steun daarin.
Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte (ook) een bijdrage heeft geleverd aan de daadwerkelijke uitvoering van het feit. De vraag die moet worden beantwoord, is dus hoe die bijdrage van de verdachte voorafgaand aan de uitvoering van het feit moet worden gewogen.
Naar het oordeel van de rechtbank weegt die bijdrage niet zo zwaar dat de verdachte als medepleger kan worden aangemerkt. Op basis van het dossier volgt niet dat sprake is geweest van een dermate nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte(n) die tot medeplegen kan leiden. Daarbij is van belang dat de verdachte niet betrokken is geweest bij de uitvoering, en dat uit het dossier niet naar voren komt dat hij een wezenlijke rol bij het bedenken en organiseren van het feit heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte te kwalificeren zijn als het verschaffen van inlichtingen, wat een vorm van medeplichtigheid oplevert. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 1 tenlastegelegde medeplegen.
Opzet
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen en de daaruit blijkende handelwijze van verdachte dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte wist waarbij hij betrokken was. Hij heeft de informatie die hij als de oorspronkelijke uitvoerder heeft gekregen namelijk doorgegeven aan de daadwerkelijke uitvoerder, [naam 1] .
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat het opzet van verdachte ook was gericht op het veroorzaken van een ontploffing bij de woningen aan de [adres] . De wet vereist niet dat het opzet ook gericht was op de gevolgen daarvan voor de omwonende personen en omringende gebouwen.
De onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan het teweegbrengen van een ontploffing vindt de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Gevaar voor goederen, levensgevaar, zwaar lichamelijk letsel
Op basis van het dossier is geconcludeerd dat door de explosie van 5 oktober 2023 sprake is geweest van gevaar voor goederen, levensgevaar en zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. De rechtbank ziet geen aanleiding om hierover anders te denken en zal het gemeen gevaar voor goederen, het levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel bewezen achten.
De rechtbank stelt vast dat de ontploffing plaatsvond rond 00:44 uur. Dit is een tijdstip waarop, naar algemeen bekend is, de kans zeer groot is dat het merendeel van de bewoners van de woningen in het appartementencomplex en de omliggende woningen thuis zijn. De rechtbank stelt vast dat dit ook daadwerkelijk het geval is geweest. Uit het forensisch onderzoek en de beschrijvingen van de verbalisanten ter plaatse blijkt dat er forse schade was aan het bewuste appartementencomplex, de omliggende woningen en voertuigen. De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat, bij gebruikmaking van een dergelijk zwaar explosief in een dichtbevolkt deel van Amsterdam op een tijdstip dat doorgaans veel bewoners thuis zijn, het gevaar voor het appartementencomplex en de omliggende woningen en voor levensgevaar en zwaar lichamelijk letsel voor personen die zich in de nabijheid van de ontploffing bevinden, naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is. Daarbij moet in het bijzonder worden gedacht aan de mogelijkheid van het ontstaan van schade of letsel van personen als gevolg van de explosie.
De rechtbank vindt het gemeen gevaar voor goederen, het levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel dan ook bewezen.
Verstrekken / voorhanden hebben van het explosief
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte het explosief aan [naam 1] heeft verstrekt.
De rechtbank kan evenmin vaststellen dat verdachte het explosief voorhanden heeft gehad en zal verdachte daarom ook vrijspreken van het onder feit 2 tenlastegelegde.
Conclusie
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan het medeplegen van het teweegbrengen van de explosie van 5 oktober 2023 in Amsterdam door middel van het verschaffen van inlichtingen.