ECLI:NL:RBAMS:2025:1408

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
13/198913-24 en 13/327121-20 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan ontploffing door verstrekken van inlichtingen

Op 20 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 33-jarige verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing. De verdachte is veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet betrokken was bij de uitvoering van de explosie, maar wel inlichtingen had verstrekt aan de uiteindelijke uitvoerder, [naam 1]. De ontploffing vond plaats op 5 oktober 2023 en veroorzaakte aanzienlijke schade en gevaar voor omwonenden. De rechtbank concludeerde dat de gedragingen van de verdachte kwalificeerbaar waren als medeplichtigheid, maar sprak hem vrij van het medeplegen van het feit. De rechtbank weegt de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de strafmaat mee, waarbij ook rekening is gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en eerdere veroordelingen. De uitspraak benadrukt de maatschappelijke impact van dergelijke delicten en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/198913-24 en 13/327121-20 (tul)
Datum uitspraak: 20 februari 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1991,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
nu gedetineerd in de [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R.W. van Zanten, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D.M. Moes (waarnemend voor mr. H.M. Feenstra), naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging tenlastelegging - kort samengevat tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
1. Het medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing in de periode van 4 oktober 2023 tot en met 5 oktober 2023 in Amsterdam, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was.
Het feit is subsidiair tenlastegelegd als medeplichtigheid aan het medeplegen van het misdrijf waarbij verdachte het explosief aan [naam 1] ter beschikking heeft gesteld en/of die [naam 1] heeft voorzien van alle informatie die verdachte als oorspronkelijke uitvoerder eerder was verschaft.
2. Het voorhanden hebben van een wapen, te weten een geïmproviseerde explosieve constructie/improvised explosive device (IED), van categorie II, onder 7, van de Wet wapens en munitie op 4 oktober 2023 te Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt al hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder feit 1 primair tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde en onder feit 2 tenlastegelegde. Verdachte heeft verklaard dat hij [naam 1] (hierna: [naam 1] ), de uiteindelijke uitvoerder van de explosie, in de vroege ochtend van 4 oktober 2023 heeft ontmoet bij de coffeeshop Roots in Amsterdam. Op basis van de afgeluisterde telefoongesprekken van verdachte kan worden bewezen dat verdachte het explosief aan [naam 1] heeft verstrekt en hem van informatie heeft voorzien die verdachte als oorspronkelijke uitvoerder van de ontploffing had.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit . Er is geen (objectief) bewijs dat aantoont dat verdachte het explosief aan [naam 1] heeft verstrekt of op een andere wijze een aandeel heeft gehad bij het teweegbrengen van de ontploffing. Het kan niet worden vastgesteld dat verdachte enige mate van opzet heeft gehad op het gronddelict of op de samenwerking ervan, waardoor noch medeplegen noch medeplichtigheid kan worden bewezen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
De explosie
Op 5 oktober 2023 rond 00:44 uur heeft een ontploffing plaatsgevonden bij de centrale toegangsdeur van de woningen aan [adres] . Hierbij is een explosief tot ontploffing gebracht door middel van elektradraad en een batterij, waardoor sprake is geweest van een geïmproviseerde explosieve constructie/improvised explosive device (IED). Het pand grenst aan een restaurant en bestaat uit vier woonlagen, waarbij de ruiten tot de vierde woonlaag zijn vernield door de drukgolf van de explosie. In een cirkel van zeven meter rondom de explosie lagen glasscherven op de straat. Daarnaast is de centrale toegangsdeur, bestaande uit hout en glas, vernield, waarbij restanten van het houtwerk en glasscherven in de centrale hal zijn aangetroffen. [2] [naam 2] en [naam 3] hebben aangifte gedaan van vernieling van hun auto’s die ten tijde van de explosie in de [adres] geparkeerd stonden. [3] Gelet op het schadebeeld, op het tijdstip van de explosie en de drukgolf die deze heeft teweegbracht, is aannemelijk dat gevaar is ontstaan voor goederen en dat er levensgevaar voor personen te duchten was op de openbare weg, in de woningen waar de ruiten waren gefragmenteerd en in het centrale trappenhuis. [4]
Uitvoerder explosief
[naam 1] is door de rechtbank Amsterdam veroordeeld voor het laten ontploffen van een explosief (IED) op 5 oktober 2023 in de [adres] . Het DNA van [naam 1] is op het explosief gevonden en hij heeft bekend de uitvoerder van de explosie te zijn geweest. Tijdens de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak heeft [naam 1] het volgende verklaard, zakelijk weergegeven: ‘
Ik heb het explosief de dag ervoor gekregen van een kennis in Amsterdam. Ik hoorde toen ook waar en bij welke deur het plaats moest vinden. Aan mij werd uitgelegd hoe het werkte en hoe ik het explosief door middel van kabels en batterijen af kon laten gaan. [5]
Uit onderzoek in de telefoon van [naam 1] blijkt dat hij op 4 oktober 2023 om 01:37 uur twee foto’s via Snapchat heeft ontvangen van het account ‘ [account 1] ’, waarop de teksten ‘ [bericht 1] ’ en ‘' [bericht 2] ’ te zien waren. [6] Deze teksten komen overeen met de locatie waar de explosie heeft plaatsgevonden. Daarnaast zijn in de telefoon van [naam 1] op 4 oktober om 02:30 uur video’s geregistreerd waarop te zien is dat hij zich op de [adres] bevindt. [7] Om 02:53 uur heeft [naam 1] via Snapchat een video verstuurd naar het account ‘ [account 1] ’, waarin te horen is dat hij zegt: ‘
Broer jij weet zelf van mij broer, ik doe gewoon broer, nu is gewoon fucked up, scotoe (de rechtbank begrijpt politie) was daar snap je? Als scotoe niet was gekomen broer had ik gewoon gelijk gedaan maar ja later zag ik ook die camera's dit dat. Dus ik denk beter heb ik nu vandaag dan geobserveerd, morgen weet ik gelijk hoe ik daar kan komen. [8] Het Snapchataccount ‘ [account 1] ’ is het account van medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ). [9]
Verder blijkt uit het onderzoek in de telefoon van [naam 1] dat hij om 00:51 uur op 4 oktober 2023 via Snapchat berichten stuurt naar het Snapchat-account van verdachte, namelijk ‘ [account 2] ’. De berichten hielden het volgende in: ‘
[verdachte]’ ‘
Waar jij’
Ben nu Roots’. [10]
Tapgesprekken
De telefoongesprekken van verdachte zijn in de periode voorafgaand aan zijn aanhouding afgeluisterd. Het volgende gesprek heeft plaatsgevonden tussen verdachte (A) en een onbekend gebleven persoon (NN) op 14 juni 2024 om 10:20 uur:
‘ [verdachte] : Luister… Luister!... dat ding dat…. dat ding… euh…euh.. Ik zou het doen…ik had je verteld dat ik het zou doen toch?
NN: Mhm (=Ja)
[verdachte] : Toen kwam er iemand anders… want ze wilden me… ze wilden me een habbekrats geven toch. Toen heb ik ze gezegd: "Nee…voor dit ga ik het niet doen man!"
NN: Mhm.
[verdachte] : Toen heeft die andere man.. die dat geld nodig had…
NN: Mhm.
[verdachte] : Hij is het gaan doen… toch?
NN: Mhm.’ [11]
Om 11:47 uur op 14 juni 2024 vindt er opnieuw een gesprek plaats tussen verdachte ( [verdachte] ) en de onbekend gebleven persoon (NN):
‘ [verdachte] : Ze zijn [medeverdachte] …… ze hebben [medeverdachte] ... ze hebben [bijnaam medeverdachte] deze week ge-catchet he!!!... voor die torie!!
NN: Broer..broer… hij was zelf ook in de torie he!. (...) [naam 4] heeft me zelf gezegd, dat hij in die torie was zelf ook. (...)
[verdachte] : Ja ik toch ook!!! dat leg ik je uit!!..... ik was ook…..
(...)
NN: Maar dat zeg ik je… jij zegt net: (Surinaams) ‘je hebt niet gedaan….je bent afgeweken’.. maar dan was je eindstand daar… (Surinaams) dan ben je niet afgeweken toch?
[verdachte] : Nee maar..nee..nee…ik…luister…omdat die kil het had over-… (Surinaams)…luister.. die ander man heeft dat ding overgenomen toch?
NN: ja?
[verdachte] : En omdat hij het heeft overgenomen (…) ik zou het doen eerst toch? ze hadden mij alle info en zo gegeven toch? (...) (Surinaams) Ze hadden me alles (door)gegeven wat ik moest doen. Dan.. ze zeiden ze tegen mij: 'Alles wat ik jou heb doorgegeven... geef dat door aan die man!!' (...) Dan heb ik dat aan die man doorgegeven/het aan die man laten zien. [12]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft in een verhoor verklaard dat hij als bijnaam ‘ [bijnaam medeverdachte] ’ heeft. [13]
Verklaring van verdachte
Tijdens het verhoor van verdachte op 30 juli 2024 is gevraagd naar zijn betrokkenheid bij de explosie op 5 oktober 2025. Verdachte heeft toen verklaard:
‘Er is mij eigenlijk gevraagd om een ritje te doen en op tijd ben ik erachter gekomen wat er met dat ritje te maken had. Toen heb ik het ritje afgewezen en ben ik naar huis gegaan.’Verdachte heeft vervolgens verklaard dat hij op 4 oktober 2023 iemand van A naar B moest brengen voor een kleine vergoeding. [14] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op 4 oktober 2023 [naam 1] heeft gezien en tijdens deze ontmoeting vond er via de telefoon tussen [naam 1] en andere mensen aan de telefoon een discussie plaats. Verdachte kon dit horen, omdat de telefoon van [naam 1] op dat moment op luidspreker stond. Verdachte kwam er toen achter dat het ging over het plaatsen van een explosief. Hieraan wilde verdachte niet meewerken waarop hij is weggegaan. [15]
Tijdens de terechtzitting heeft verdachte verder verklaard dat de ontmoeting met [naam 1] op 4 oktober 2023 te maken had met een hasjdeal en dat hij [naam 1] daarvoor van station Bijlmer heeft opgehaald, de deal is gaan doen en daarna heeft teruggebracht. Onderweg hoorde hij op de luidspreker dat [naam 1] een gesprek had over een explosief en daarop besloot verdachte daarvan weg te gaan. [16]
Beoordeling betrokkenheid verdachte
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte betrokken is geweest bij het teweegbrengen van deze ontploffing, en, zo ja, of verdachte als medepleger betrokken is geweest bij die feiten, of als medeplichtige.
De rechtbank stelt op basis van het onderzoek in de telefoon van [naam 1] en de hierboven weergegeven tapgesprekken van 14 juni 2024 vast dat verdachte met [naam 1] heeft afgesproken in de vroege ochtend van 4 oktober 2023. [naam 1] heeft verklaard dat hij op 4 oktober 2023 het explosief, de informatie over het doelwit en de instructies voor het laten afgaan van het explosief heeft gekregen. De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat de ontmoeting tussen verdachte en [naam 1] op 4 oktober 2023 betrekking had op het geven van instructies voor het gebruik van het explosief. De rechtbank leidt dit af uit de tapgesprekken in samenhang bezien met de verklaringen van [naam 1] en verdachte. Uit de hierboven weergegeven tapgesprekken van 14 juni 2024 komt naar voren dat verdachte aangeeft betrokken te zijn geweest bij de ‘torie’ (
rechtbank begrijpt: het verhaal), waarvoor [medeverdachte] of [bijnaam medeverdachte] is opgepakt. De rechtbank stelt vast dat verdachte hiermee medeverdachte [medeverdachte] heeft bedoeld, die verdacht wordt van betrokkenheid bij hetzelfde tenlastegelegde feit.. Uit het tapgesprek van 14 juni 2024 om 10:20 uur blijkt dat verdachte het niet meer wilde doen, omdat hij daar slechts een habbekrats, oftewel een kleinigheidje, mee zou verdienen. Uit het andere tapgesprek van 14 juni 2024 om 11:47 uur komt vervolgens naar voren dat de betrokkenheid van verdachte bestond uit het doorgeven van informatie aan de man die de zaak heeft overgenomen. Op basis van deze tapgesprekken stelt de rechtbank vast dat het aanvankelijk de bedoeling was dat verdachte het explosief zou plaatsen en laten ontploffen, maar - gelet op de lage beloning - heeft hij er van afgezien. Verdachte heeft de informatie die hij had gekregen als oorspronkelijke uitvoerder doorgegeven aan de daadwerkelijke uitvoerder, [naam 1] . Dit is gebeurd op 4 oktober 2023, overeenkomstig de verklaring van [naam 1] dat de dag voor de explosie aan hem is uitgelegd hoe het explosief werkte.
De verklaring van verdachte op de terechtzitting, dat de ontmoeting met [naam 1] betrekking zou hebben op een hasj-deal, vindt de rechtbank ongeloofwaardig en schuift die terzijde. Immers komt verdachte pas ter terechtzitting met deze verklaring en hoewel hij deze lijkt te hebben afgestemd met de bevinden uit het dossier, vindt de verklaring geen steun daarin.
Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte (ook) een bijdrage heeft geleverd aan de daadwerkelijke uitvoering van het feit. De vraag die moet worden beantwoord, is dus hoe die bijdrage van de verdachte voorafgaand aan de uitvoering van het feit moet worden gewogen.
Naar het oordeel van de rechtbank weegt die bijdrage niet zo zwaar dat de verdachte als medepleger kan worden aangemerkt. Op basis van het dossier volgt niet dat sprake is geweest van een dermate nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte(n) die tot medeplegen kan leiden. Daarbij is van belang dat de verdachte niet betrokken is geweest bij de uitvoering, en dat uit het dossier niet naar voren komt dat hij een wezenlijke rol bij het bedenken en organiseren van het feit heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte te kwalificeren zijn als het verschaffen van inlichtingen, wat een vorm van medeplichtigheid oplevert. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 1 tenlastegelegde medeplegen.
Opzet
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen en de daaruit blijkende handelwijze van verdachte dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte wist waarbij hij betrokken was. Hij heeft de informatie die hij als de oorspronkelijke uitvoerder heeft gekregen namelijk doorgegeven aan de daadwerkelijke uitvoerder, [naam 1] .
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat het opzet van verdachte ook was gericht op het veroorzaken van een ontploffing bij de woningen aan de [adres] . De wet vereist niet dat het opzet ook gericht was op de gevolgen daarvan voor de omwonende personen en omringende gebouwen.
De onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan het teweegbrengen van een ontploffing vindt de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Gevaar voor goederen, levensgevaar, zwaar lichamelijk letsel
Op basis van het dossier is geconcludeerd dat door de explosie van 5 oktober 2023 sprake is geweest van gevaar voor goederen, levensgevaar en zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. De rechtbank ziet geen aanleiding om hierover anders te denken en zal het gemeen gevaar voor goederen, het levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel bewezen achten.
De rechtbank stelt vast dat de ontploffing plaatsvond rond 00:44 uur. Dit is een tijdstip waarop, naar algemeen bekend is, de kans zeer groot is dat het merendeel van de bewoners van de woningen in het appartementencomplex en de omliggende woningen thuis zijn. De rechtbank stelt vast dat dit ook daadwerkelijk het geval is geweest. Uit het forensisch onderzoek en de beschrijvingen van de verbalisanten ter plaatse blijkt dat er forse schade was aan het bewuste appartementencomplex, de omliggende woningen en voertuigen. De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat, bij gebruikmaking van een dergelijk zwaar explosief in een dichtbevolkt deel van Amsterdam op een tijdstip dat doorgaans veel bewoners thuis zijn, het gevaar voor het appartementencomplex en de omliggende woningen en voor levensgevaar en zwaar lichamelijk letsel voor personen die zich in de nabijheid van de ontploffing bevinden, naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is. Daarbij moet in het bijzonder worden gedacht aan de mogelijkheid van het ontstaan van schade of letsel van personen als gevolg van de explosie.
De rechtbank vindt het gemeen gevaar voor goederen, het levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel dan ook bewezen.
Verstrekken / voorhanden hebben van het explosief
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte het explosief aan [naam 1] heeft verstrekt.
De rechtbank kan evenmin vaststellen dat verdachte het explosief voorhanden heeft gehad en zal verdachte daarom ook vrijspreken van het onder feit 2 tenlastegelegde.
Conclusie
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan het medeplegen van het teweegbrengen van de explosie van 5 oktober 2023 in Amsterdam door middel van het verschaffen van inlichtingen.

5.Bewezenverklaring

Op grond van de bewijsmiddelen in de voetnoten, waarin de redengevende feiten en
omstandigheden zijn vervat, acht de rechtbank bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
[naam 1] en/of [medeverdachte] in de periode van 4 oktober 2023 tot en met 5 oktober 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg hebben gebracht door een (geïmproviseerd) explosief tegen de voordeur van de woningen gelegen aan de [adres] , in contact te brengen met een elektradraad en een batterij, waardoor dit explosief aldaar tot ontploffing kwam,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen te duchten was, te weten:
* voor de aan de [adres] gelegen woningen, waaronder de ruiten en de inboedel, en
* voor nabij die woningen gelegen woningen en horecagelegenheid, en
* voor de voordeur van het portiek [adres] , en
* voor aldaar geparkeerde auto‘s, te weten een Opel Vivaro toebehorende aan [naam 2] en/of een Audi A3 toebehorende aan [naam 3] , in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de woningen aanwezige bewoners en omwonenden, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op 4 oktober 2023 te Amsterdam opzettelijk inlichtingen heeft verschaft door, [naam 1] te voorzien van alle informatie die hem, [verdachte] , als oorspronkelijke uitvoerder eerder verschaft was.

6.De strafbaarheid van het feit en verdachte

Het bewezenverklaarde feit is volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor strafbaar.

7.De strafmotivering

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat bij de strafmaat rekening gehouden moet worden met de beperkte rol van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van
verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de
vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing bij de woningen aan de [adres] . De ontploffing had een harde knal en flinke schade tot gevolg. Door de ontploffing ontstond er een drukgolf, waardoor de centrale toegangsdeur van het appartementencomplex deels was vernield. Op het trottoir lagen over zeven meter verspreid glasscherven en het trappenhuis, de omliggende woningen en geparkeerde voertuigen hebben glasschade opgelopen.
Amsterdam en andere plekken in Nederland worden steeds vaker opgeschrikt door explosies bij woningen en panden. Dit soort strafbare feiten veroorzaakt, behalve bij direct betrokkenen, ook sterke gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij. Verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 23 december 2024. Hieruit blijkt dat, hoewel daarop verschillende gepleegde misdrijven zichtbaar zijn, dat verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Uit het reclasseringsadvies van 17 januari 2025 opgemaakt door J. Folmer, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, volgt dat het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld-hoog. Verdachte is meerdere keren veroordeeld (veelal delicten met een geweldscomponent) en de reclassering ziet problemen op verschillende leefgebieden die al voor lange tijd aanhouden. Het risico op onttrekking aan voorwaarden wordt ingeschat op hoog, omdat verdachte zich in een eerder reclasseringstoezicht niet aan de voorwaarden heeft gehouden, hij een contactverbod heeft overtreden en hij, indien schuldig bevonden, is gerecidiveerd binnen een lopende proeftijd. Hoewel de reclassering op de terechtzitting heeft laten weten toch mogelijkheden te zien voor reclasseringsinterventie, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Verdachte heeft op de terechtzitting namelijk verklaard dat hij die voorwaarden niet nodig en ook niet passend vindt
,waardoor de motivatie om aan voorwaarden mee te werken ontbreekt.
De straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf ook gekeken naar de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten en naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Hieruit volgt dat het uitgangspunt bij een bewezenverklaring van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel een gevangenisstraf van drie jaren is. De rechtbank komt echter niet tot een bewezenverklaring van medeplegen, maar tot een bewezenverklaring van medeplichtigheid. Vertrekpunt voor de strafoplegging is in dat geval twee derde deel van het vertrekpunt voor de pleger. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met het feit dat verdachte is vrijgesproken voor het voorhanden hebben van een IED.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige gevangenisstraf. De rechtbank is van oordeel dat zowel aan de maatschappij als aan verdachte een signaal dient te worden gegeven dat dergelijke gedragingen niet zijn toegestaan en een gevangenisstraf de enige passende straf is.
Alles afwegende vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen aanleiding deze straf nog verder te matigen, zoals de raadsvrouw heeft verzocht.

8.Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging

Bij de stukken bevindt zich de op 29 augustus 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13-327121-20, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 11 oktober 2023 van de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 21 dagen, niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te bevelen.

9.Beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp inbeslaggenomen en niet teruggegeven:
1. 2 STK Verdovende middelen (G6515747).
Oordeel rechtbank
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten 2STK verdovende middelen, dat aan verdachte toebehoort en is aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf, moet voor zover het bezit ervan niet gecontroleerd is, uit het maatschappelijk verkeer worden verwijderd.
De inbeslaggenomen verdovende middelen hebben echter geen relatie met de ten laste gelegde feiten (een en ander zoals bedoeld in artikel 36c van het Wetboek van Strafrecht). Ook kunnen de verdovende middelen niet in relatie komen te staan met soortgelijke feiten (een en ander zoals bedoeld in artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht). Onttrekking aan het verkeer is derhalve als beslissing in dit vonnis niet mogelijk. Verplichte verbeurdverklaring (artikel 214bis van het Wetboek van Strafrecht) is ook niet aan de orde. Anderzijds kan de rechtbank bezwaarlijk de verdovende middelen aan verdachte teruggeven. De enige rechtens toegestane en verantwoorde beslissing die de rechtbank kan nemen, is de bewaring ten behoeve van de rechthebbende te gelasten (artikel 353, tweede lid onder c van het Wetboek van Strafvordering). Het Openbaar Ministerie kan dan te zijner tijd, na ommekomst van de daarvoor geldende bewaartermijn, alsnog een beslissing nemen met betrekking tot dit voorwerp die erop neerkomt dat het voorwerp aan het verkeer wordt onttrokken. Het Openbaar Ministerie kan ook een vordering tot onttrekking aan het verkeer als bedoeld in artikel 552f, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering bij de rechtbank indienen.

10.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36d, 48, 49, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1 primair tenlastegelegde en onder feit 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is
bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplichtigheid aan medeplegen van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beslag
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende vanhet volgende voorwerp:
1. 2 STK Verdovende middelen (G6515747).
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. E. van den Brink en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.E. Leopold, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 februari 2025.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] ) met nummer PL1300-2023225445-10 van 19 oktober 2023, p. 77-82; proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023225445-32 van 21 december 2023, p. 184-186.
3.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2023225445-20 van 15 oktober 2023, p. 004-007; proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2023225445-19 van 15 oktober 2023, p. 018-021.
4.Proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] ) met nummer PL1300-2023225445-10 van 19 oktober 2023, p. 80.
5.Rechtbank Amsterdam, 22 februari 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:998.
6.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023225445 van 4 april 2024, p. 209-210.
7.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023225445 van 4 april 2024, p. 211-212.
8.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023225445 van 4 april 2024, p. 212-213.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 13 juni 2024, p. 2.
10.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023225445 van 2 mei 2024, p. 216; verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 februari 2025.
11.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023225445 van 26 juni 2024, p. 318-320.
12.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023225445 van 8 juli 2024, p. 358-362.
13.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] met nummer 2023225445 van 24 oktober 2024, p. 044.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] met nummer 2023225445 van 30 juli 2024, p. 21-26.
15.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 februari 2025.
16.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 februari 2025.