ECLI:NL:RBAMS:2025:1380

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
11271188
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzetprocedure tegen ontbinding huurovereenkomst en ontruiming

In deze verzetprocedure heeft de kantonrechter op 4 maart 2025 uitspraak gedaan in de zaak tussen [opposante] en Woonstichting Eigen Haard. De zaak betreft een eerder verstekvonnis van 16 juli 2024, waarbij de huurovereenkomst tussen [opposante] en Eigen Haard werd ontbonden en [opposante] werd veroordeeld tot betaling van een huurachterstand van € 3.991,98 en ontruiming van de woning. [opposante] kwam in verzet tegen dit vonnis, stellende dat er sprake was van een noodtoestand omdat zij door de ontbinding en ontruiming geen onderdak kan bieden aan haar kinderen. De kantonrechter heeft het verzet ongegrond verklaard, maar heeft het verstekvonnis gedeeltelijk vernietigd omdat [opposante] in de tussentijd een aantal betalingen had gedaan. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst terecht was ontbonden, gezien de hoogte van de huurachterstand en de omstandigheden van de zaak. [opposante] moet de woning ontruimen en is verplicht om maandelijks een gebruiksvergoeding te betalen tot de ontruiming plaatsvindt. De proceskosten zijn voor rekening van [opposante].

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11271188 \ CV EXPL 24-10895
Vonnis van 4 maart 2025
in de zaak van
[opposante],
wonende te [woonplaats] ,
opposante, oorspronkelijk: gedaagde partij,
hierna te noemen: [opposante] ,
gemachtigde: mr. M. Raaijmakers,
tegen
WOONSTICHTING EIGEN HAARD,
gevestigd te Amsterdam,
geopposeerde, oorspronkelijk: eisende partij,
hierna te noemen: Eigen Haard,
gemachtigde: [gemachtigde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de oorspronkelijke dagvaarding van 24 juni 2024 met producties,
- het verstekvonnis van 16 juli 2024,
- de verzetdagvaarding van 13 augustus 2024,
- het instructievonnis van 17 september 2024,
- de dagbepaling van de mondelinge behandeling.
1.2.
Op 26 november 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [opposante] is verschenen en bijgestaan door haar gemachtigde. Namens Eigen Haard is de heer [naam] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde.
1.3.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft Eigen Haard een actuele specificatie van de huurachterstand overgelegd. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.4.
Eigen Haard heeft, na aanhouding, op 12 december 2024 akte genomen waarin zij haar eis heeft verminderd. Op 17 december 2024 en 2 januari 2025 is [opposante] in de gelegenheid gesteld op de akte te reageren. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Op 24 januari 2025 en op 24 februari 2025 heeft Eigen Haard per mail nogmaals haar eis verminderd. Ten slotte is bepaald dat vonnis zal worden gewezen.
2. De kern
2.1.
[opposante] huurde van Eigen Haard de woning aan de [adres] . De kantonrechter heeft bij verstekvonnis van 16 juli 2024 de huurovereenkomst ontbonden en [opposante] veroordeeld om de huurachterstand van € 3.991,98 aan Eigen Haard te betalen en de woning te ontruimen. [opposante] is het daar niet mee eens en is in verzet gekomen. Volgens [opposante] is er sprake van een noodtoestand omdat zij door de ontbinding en ontruiming geen onderdak kan bieden aan haar kinderen. Daarnaast heeft Eigen Haard volgens [opposante] geen in redelijkheid te respecteren belang bij de ontbinding van het huurcontract. De kantonrechter verklaart het verzet ongegrond. [opposante] moet de woning dus ontruimen. Aangezien [opposante] in de tussentijd een aantal betalingen heeft gedaan, wordt het verstekvonnis gedeeltelijk vernietigd.

3.De beoordeling

[opposante] heeft de huurachterstand al aan Eigen Haard betaald
3.1.
[opposante] erkent dat zij een huurachterstand heeft laten ontstaan die op 30 juni 2024 € 3.991,98 bedroeg. Zij heeft tijdens de zitting verklaard dat zij vóór de zitting een bedrag van € 3.300,- aan Eigen Haard heeft betaald en verzocht om dit bedrag op de vordering in mindering te brengen. Uit de akte die Eigen Haard op 12 december 2024 heeft genomen blijkt echter dat Eigen Haard dit bedrag niet heeft ontvangen; het bedrag zou zijn teruggestort. Een en ander is door [opposante] – die niet meer gereageerd heeft – niet weersproken.
3.2.
Uit de akte die Eigen Haard op 12 december 2024 heeft genomen en de mails van Eigen Haard van 24 januari 2025 en 24 februari 2025 blijkt dat Eigen Haard haar vordering met de volgende bedragen vermindert:
  • Betaling 23/08/2024 € 1.031,13
  • Creditnota servicekosten € 3.137,40
  • Betaling 06/12/2024 € 1.500,-
  • Betaling 23/01/2025 € 300,-
  • Betaling 23/02/2025 € 300,-
3.3.
De betalingen en de creditnota van de servicekosten omvatten tezamen een bedrag van € 6.268,53. Aangezien dit meer is dan de huurachterstand tot en met 30 juni 2024 vernietigt de kantonrechter punt III sub a van het verstekvonnis.
De huurovereenkomst is ontbonden per juli 2024 en [opposante] moet de woning ontruimen
3.4.
Een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst wordt alleen toegewezen als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. [1] Meestal zal een achterstand van meer dan drie maanden voldoende zijn, maar de kantonrechter moet alle omstandigheden afwegen.
3.5.
[opposante] heeft vijf minderjarige kinderen, zo stelt zij. Dat is een omstandigheid die op zich zwaar weegt in de afweging om een huurovereenkomst te ontbinden. Het belang van het kind vormt namelijk de eerste overweging bij beslissingen die betrekking hebben op kinderen. [2] Dat betekent echter niet dat huurovereenkomsten van huurders met minderjarige kinderen nooit ontbonden mogen worden. Eigen Haard is niet bekend met enig verblijf van kinderen van [opposante] in de woning; [opposante] heeft haar stelling dat zij met vijf kinderen in de woning verblijft, niet onderbouwd. In de verzetdagvaarding heeft [opposante] gesteld dat zij één minderjarig kind heeft. Nu een en ander onduidelijk is gebleven, kan de kantonrechter slechts beperkte waarde toekennen aan dit belang.
3.6.
De huurachterstand bedroeg ten tijde van het verstekvonnis meer dan drie maanden. Hoewel [opposante] de
huurachterstand in eigenlijke zin inmiddels heeft afgelost, heeft zij niet alle verschuldigde gebruiksvergoedingen (zie ook 3.12.) aan Eigen Haard betaald. De huidige
betaalachterstand bedraagt ongeveer acht maanden en de kantonrechter acht het niet aannemelijk dat [opposante] deze achterstand op korte termijn zal inlopen. Op het aanbod van Eigen Haard om een betalingsregeling te treffen is niet (meer) gereageerd.
3.7.
Gelet op de hoogte van de betaalachterstand en de periode waarover deze bestaat is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van een zodanige tekortkoming dat deze de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Dat [opposante] haar kind(eren) door de ontbinding en ontruiming geen onderdak kan bieden is kwalijk, maar dat is niet aan Eigen Haard toe te rekenen en legt onvoldoende gewicht in de schaal (zie ook 3.5.) tegenover wat hiervoor is overwogen ten aanzien van de hoogte van de betaalachterstand.
3.8.
Daarnaast heeft [opposante] haar stelling dat Eigen Haard geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij de ontbinding en ontruiming niet gemotiveerd of onderbouwd. De kantonrechter is, net zoals de kantonrechter die het verstekvonnis heeft gewezen, van oordeel dat de tekortkoming ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De huurovereenkomst is dan ook op juiste gronden per juli 2024 ontbonden.
3.9.
Omdat de huurovereenkomst is ontbonden, moet [opposante] de woning verlaten en al haar spullen meenemen. De kantonrechter ziet geen aanleiding om af te wijken van de ontruimingstermijn van twee weken.
[opposante] moet tot de ontruiming maandelijks een gebruiksvergoeding betalen
3.10.
Zoals de kantonrechter die het verstekvonnis heeft gewezen al overwoog en door [opposante] niet is bestreden, moet [opposante] over de periode tussen de ontbinding en de daadwerkelijke ontruiming maandelijks een gebruiksvergoeding betalen. [3] De gevorderde gebruiksvergoeding is daarom terecht toegewezen in het verstekvonnis.
3.11.
In beginsel is een huurder in ieder geval de oude huurprijs verschuldigd over de tijd dat hij het gehuurde onrechtmatig gebruikt. Uit de akte die Eigen Haard op 12 december 2024 heeft genomen blijkt dat de gebruiksvergoeding volgens haar echter hoger is dan de oude huurprijs, namelijk € 1.031,13 per maand. Eigen Haard heeft niet gemotiveerd waarom de gebruiksvergoeding hoger zou moeten zijn dan de oude huurprijs. De gebruiksvergoeding wordt dan ook bepaald op het bedrag aan maandelijkse huur op het moment dat de huurovereenkomst werd ontbonden, namelijk € 997,78.
3.12.
De gebruiksvergoedingen over de maanden juli 2024 tot en met februari 2025 (8 maanden) bedragen tezamen € 7.982,24. Daarvan resteert, na aftrek van de onder 3.2 genoemde bedragen behoudens de afgeloste huurachterstand tot juli 2024, nog een bedrag van € 5.705,69. De kantonrechter vernietigt punt III sub b van het verstekvonnis en zal het resterende bedrag aan gebruiksvergoedingen tot februari 2025 en de gebruiksvergoedingen vanaf 1 maart 2025 toewijzen.
Proceskosten
3.13.
[opposante] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen
.De proceskosten van Eigen Haard worden begroot op:
- salaris gemachtigde
357,00
(1,5 punten × € 238,00)
- nakosten
135,00
Totaal
492,00

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
vernietigt het verstekvonnis van de kantonrechter in deze rechtbank van 16 juli 2024 met zaaknummer 11183076 CV EXL-24-7858 voor zover [opposante] daarin is veroordeeld om aan Eigen Haard te betalen:
a. € 3.991,98 ter zake van achterstallige huur, berekend tot en met de maand juni 2024, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot de voldoening,
b. € 997,78 per maand vanaf 1 juli 2024 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden,
4.2.
in zoverre opnieuw rechtdoende, veroordeelt [opposante] om aan Eigen Haard te betalen:
€ 5.705,69 ter zake van de gebruiksvergoedingen over de periode juli 2024 tot en met februari 2025,
€ 997,78 per maand vanaf 1 maart 2025 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden,
de wettelijke rente over € 3.991,98 ter zake van achterstallige huur berekend tot en met de maand juni 2024, vanaf 24 juni 2024 tot de dag van volledige betaling,
4.3.
bekrachtigt het verstekvonnis van de kantonrechter in deze rechtbank van 16 juli 2024 met zaaknummer 11183076 CV EXL-24-7858 voor het overige,
4.4.
veroordeelt [opposante] in de kosten van de verzetsprocedure, aan de zijde van Eigen Haard begroot op € 492,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [opposante] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op 4 maart 2025.
64183

Voetnoten

1.Artikel 6:265 Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 3 lid 1 Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK).
3.Artikel 7:225 BW.