Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.De zaak in het kort
2.De procedure
3.Het geschil
4.De beoordeling
“Gezien de situatie moet ik ons overleg helaas herplannen. Ik zet woensdagochtend alvast in mijn agenda”, en op 15 maart:
“Ik pak de werkzaamh morgen weer op en stuur eea dan toe”. Hieruit blijkt juist dat [eiseres] ook in die periode gewerkt heeft voor Clinic63. In de periodes dat [eiseres] vakantie heeft opgenomen, wordt niet gefactureerd. Dat [eiseres] tijdens de gefactureerde uren niet op een locatie van Clinic63 was of ingelogd was in Equse, betekent niet dat zij tijdens die uren geen werk voor Clinic63 verricht heeft, bijvoorbeeld op een andere werkplek en zonder dat zij daarvoor in Equse ingelogd hoefde te zijn, zoals [eiseres] heeft toegelicht. Clinic63 heeft dus onvoldoende onderbouwd dat [eiseres] minder uren heeft gewerkt dan afgesproken en factuur 1 niet klopt. De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid daarvan. De rechtbank vindt het daarnaast aannemelijk dat Clinic63 de aanwijzingen van [eiseres] onvoldoende heeft opgevolgd. In zowel de takenlijst als het rapport van de proefaudit komt terug dat Clinic63 geen opvolging heeft gegeven aan actiepunten of niet handelt in lijn met het advies van [eiseres] . Voor zover er dus sprake is geweest van aanzienlijke vertraging in de werkzaamheden met betrekking tot de ISO-certificering is dat aan Clinic63 zelf te wijten en levert dat geen tekortkoming in de nakoming van [eiseres] op.
“als de billijkheid dit klaarblijkelijk eist”. Die formulering brengt mee dat de rechtbank pas mag matigen als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Daarbij moet de rechtbank letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen. [2]