ECLI:NL:RBAMS:2025:1349

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
C/13/765228 / HA RK 25-63
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan feiten die onpartijdigheid van de rechter aantasten

Op 28 februari 2025 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van mr. L.Z. Achouak el Idrissi, bestuursrechter te Amsterdam, door een verzoeker die betrokken was bij een lopende procedure. Het verzoek tot wraking werd ingediend op 25 februari 2025, tijdens een zitting die digitaal werd bijgewoond door de verzoeker. De verzoeker voerde aan dat de rechter niet in staat was om leesbare stukken te verstrekken aan een blinde en dat er onduidelijkheden waren over de privacy en de toepassing van de GDPR. De rechter heeft echter aangegeven dat de verzoeker was geïnformeerd over de gang van zaken met betrekking tot het procesdossier en dat de wrakingsgronden niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet worden onderzocht of er feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De Wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker geen relevante feiten of omstandigheden had aangedragen die de onpartijdigheid van de rechter zouden kunnen aantasten. Bovendien werd opgemerkt dat de verzoeker het wrakingsmiddel lichtvaardig had ingezet, zonder redelijke grond, wat werd aangemerkt als misbruik van recht. Daarom werd het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaard en werd bepaald dat verdere verzoeken tot wraking in deze zaak niet in behandeling zouden worden genomen.

De beslissing werd uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de voorzitter en de leden van de Wrakingskamer aanwezig waren. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op 25 februari 2025 ter zitting gedane en onder rekestnummer C/13/765228 HA RK 25/63 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. L.Z. Achouak el Idrissi, bestuursrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
 de aantekeningen van de zitting van de enkelvoudige kamer op 25 februari 2025 inhoudende het verzoek tot wraking;
 de schriftelijke reactie van de rechter van 26 februari 2025.
1.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust.

2.De feiten en het verzoek

2.1.
Bij de rechter is de zaak van verzoeker als eisende partij in behandeling met zaaknummer AMS 24-3805. De zitting vond plaats op 25 februari 2025. Verzoeker heeft die zitting bijgewoond via een digitale verbinding.
Verzoeker heeft onder meer aangevoerd:
“U weet niet hoe u leesbare stukken moet sturen naar een blinde. U weet niet hoe het zit met de privacy. U weet niet hoe het zit met de GDPR. U beweert dat artikel 8 wat u noemde belangrijker is dan de GDPR. U beweert dat u altijd alles doorstuurt aan verweerder. Dan zijn we er wel.”
De rechter heeft naar aanleiding van het wrakingsverzoek aangevoerd dat aan verzoeker is verduidelijkt hoe de rechtbank omgaat met het doorsturen van het procesdossier (inclusief medische informatie) naar verweerder en naar hem als eisende partij. Verzoeker is het daar niet mee eens. De wrakingsgronden tonen niet aan dat zij een handelwijze heeft gevolgd die (de schijn van) vooringenomenheid zou kunnen wekken.
3. De beoordeling
3.1.
Op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Ingevolge artikel 8:16 Awb dient het verzoek te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden en moeten alle feiten en omstandigheden tegelijk worden voorgedragen. Hierom kan de Wrakingskamer geen acht slaan op de brief die verzoeker op 27 februari 2025 aan de Wrakingskamer heeft gemaild.
3.2.
Als uitgangspunt voor de beoordeling geldt dat de rechter krachtens zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, behoudens bewijs van het tegendeel.
3.3.
Aan het verzoek zijn geen feiten of omstandigheden ten grondslag gelegd waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Een mondelinge behandeling kan achterwege blijven.
3.4.
Omdat verzoeker het middel tot wraking lichtvaardig, want zonder redelijke grond heeft ingezet, is sprake van misbruik van recht. Bepaald zal daarom worden dat verdere verzoeken tot wraking in de zaken niet in behandeling worden genomen.
4. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Wrakingskamer:
- verklaart verzoeker niet ontvankelijk in het verzoek;
- bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking in de zaak met bovenstaand zaaknummer niet in behandeling zal worden genomen.
Aldus gegeven door mrs. P.B. Martens, voorzitter, N.C.H. Blankevoort en A.W.J. Ros, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 februari 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.