Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Verloop van de procedure
2.De feiten en het verzoek
“De rechter is kennelijk vooringenomen dan wel partijdig. Dat blijkt uit het doorzenden aan verweerder van onder geheimhouding ingebrachte stukken en uit het verloop van de zitting. Nadat tijdens de zitting bleek dat de stukken in het bezit van verweerder waren heeft de rechter verzocht aan verweerder om deze stukken als niet toegezonden te beschouwen en te vernietigen. De rechter had de stukken ten minste direct van verweerder in ontvangst moeten nemen. Tijdens de zitting werd bovendien aan verweerder wel uitgebreid de gelegenheid gegeven om zaken in te brengen en te bespreken, maar verzoekers kregen niet de gelegenheid om daar volledig inhoudelijk op te mogen reageren. Verzoekers hebben gewacht met het indienen van het wrakingsverzoek omdat de gemachtigde, die alleen op de zitting was verschenen, met verzoekers één en ander goed wilde bespreken en pas daarna een weloverwogen verzoek tot wraking kon worden gedaan.”De rechter heeft aangevoerd:
“Het verzoek is primair niet ontvankelijk, omdat het niet in een zo vroeg mogelijk stadium is ingediend. Het verzoek is gericht tegen de feiten en omstandigheden zoals die zich op de zitting van 6 augustus 2024 hebben voorgedaan. De rechter erkent dat er fouten zijn gemaakt bij het innemen en verwerken van stukken die op grond van artikel 8:29 Awb hadden moeten worden beoordeeld. Hierdoor kan echter niet de schijn van partijdigheid zijn ontstaan. De rechter betwist dat verzoeker op zitting niet de gelegenheid heeft gekregen volledig inhoudelijk te reageren.”