ECLI:NL:RBAMS:2025:1348

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 januari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
C?13/761324 / HA RK 24-458
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van bestuursrechter mr. T.L. Fernig-Rocour niet-ontvankelijk verklaard

Op 7 januari 2025 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Het verzoek tot wraking was ingediend door Truck Care Amsterdam C.V. en een tweede verzoeker tegen bestuursrechter mr. T.L. Fernig-Rocour. De wrakingsprocedure was ingediend naar aanleiding van een zitting op 6 augustus 2024, waarbij verzoekers meenden dat de rechter partijdig was. Verzoekers voerden aan dat de rechter stukken die onder geheimhouding waren ingediend, ten onrechte aan de verweerder had doorgezonden, wat volgens hen de schijn van partijdigheid wekte. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die de vrees voor partijdigheid konden onderbouwen. Het verzoek tot wraking werd dan ook niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet in een vroeg genoeg stadium was ingediend. De rechtbank benadrukte dat de rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij het tegendeel kan worden bewezen. De Wrakingskamer besloot dat verdere verzoeken tot wraking in deze zaak niet in behandeling zullen worden genomen, omdat verzoekers het middel tot wraking lichtvaardig hebben ingezet. De beslissing werd uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de griffier aanwezig was. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op bij het team Bestuursrecht (kennelijk) op 27 november 2024 ingekomen en op 17 december 2024 aan de Wrakingskamer doorgezonden en onder rekestnummer C/13/761324 / HA RK 24-458 ingeschreven verzoek van:
Truck Care Amsterdam C.V. en [verzoeker 2],
verzoekers,
gemachtigde [gemachtigde] ,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. T.L. Fernig-Rocour, bestuursrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
 het wrakingsverzoek met bijlagen gedateerd op 17 november 2024.
1.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust. Zij heeft bij e-mail van 23 december 2024 gereageerd.

2.De feiten en het verzoek

2.1.
Bij de rechter zijn procedures aanhangig met zaaknummer AMS 23/3797, AMS 23/4682, AMS 23/4040, AMS 23/5169, AMS 23/5693, AMS 23/6758, AMS 23/6759, AMS 23/6760 en AMS 24/2275. Deze zaken staan geclusterd gepland op de zitting van de rechter van 19 maart 2025. Het betreffen procedures in beroep tegen een beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: verweerder).
2.2.
In de zaak met zaaknummer AMS 23/2571, een verzetzaak die door de rechter gegrond is verklaard, hebben verzoekers op 22 augustus 2024 een wrakingsverzoek ingediend (zaaknummer C/13/755777 / HA RK 24-277) waarbij verzoekers bij beslissing van 8 oktober 2024 niet ontvankelijk zijn verklaard omdat het wrakingsverzoek te laat was ingediend. In die zaak had op 6 augustus 2024 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Verzoekers hadden stukken ingebracht die op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) niet direct hadden mogen worden doorgestuurd naar verweerder. Op de zitting van 6 augustus 2024 bleek dat verweerder echter al wel over deze stukken de beschikking had, terwijl de rechtbank nog niet had beoordeel of (beperkte) kennisname gerechtvaardigd was.
2.3.
Blijkens de beslissing van 8 oktober 2024 hebben verzoekers aangevoerd:
“De rechter is kennelijk vooringenomen dan wel partijdig. Dat blijkt uit het doorzenden aan verweerder van onder geheimhouding ingebrachte stukken en uit het verloop van de zitting. Nadat tijdens de zitting bleek dat de stukken in het bezit van verweerder waren heeft de rechter verzocht aan verweerder om deze stukken als niet toegezonden te beschouwen en te vernietigen. De rechter had de stukken ten minste direct van verweerder in ontvangst moeten nemen. Tijdens de zitting werd bovendien aan verweerder wel uitgebreid de gelegenheid gegeven om zaken in te brengen en te bespreken, maar verzoekers kregen niet de gelegenheid om daar volledig inhoudelijk op te mogen reageren. Verzoekers hebben gewacht met het indienen van het wrakingsverzoek omdat de gemachtigde, die alleen op de zitting was verschenen, met verzoekers één en ander goed wilde bespreken en pas daarna een weloverwogen verzoek tot wraking kon worden gedaan.”De rechter heeft aangevoerd:
“Het verzoek is primair niet ontvankelijk, omdat het niet in een zo vroeg mogelijk stadium is ingediend. Het verzoek is gericht tegen de feiten en omstandigheden zoals die zich op de zitting van 6 augustus 2024 hebben voorgedaan. De rechter erkent dat er fouten zijn gemaakt bij het innemen en verwerken van stukken die op grond van artikel 8:29 Awb hadden moeten worden beoordeeld. Hierdoor kan echter niet de schijn van partijdigheid zijn ontstaan. De rechter betwist dat verzoeker op zitting niet de gelegenheid heeft gekregen volledig inhoudelijk te reageren.”

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 8:15 Awb dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Als uitgangspunt voor de beoordeling geldt dat de rechter krachtens zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, behoudens bewijs van het tegendeel.
3.3.
Verzoekers hebben thans aangevoerd dat zij de indruk hebben dat de rechter zich partijdig opstelt ten gunste van verweerder en ten nadele van verzoekers. Zij verwijten de rechter kennelijke vooringenomenheid dan wel partijdigheid. Zij verzoeken de Wrakingskamer hun zaken te laten behandelen door een andere rechter met veroordeling in de proceskosten en wettelijke rente.
3.4.
Aan het verzoek zijn geen (nieuwe) feiten of omstandigheden ten grondslag gelegd waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Een mondelinge behandeling kan achterwege blijven.
3.5.
Omdat verzoekers het middel tot wraking lichtvaardig, want zonder redelijke grond hebben ingezet, is sprake van misbruik van recht. Bepaald zal daarom worden dat verdere verzoeken tot wraking in de zaak niet in behandeling worden genomen.
4. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Wrakingskamer:
 verklaart verzoekers niet ontvankelijk in het verzoek;
 bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking in de zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Aldus gegeven door mrs. P.B. Martens, voorzitter, N.C.H. Blankevoort en A.W.J. Ros, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 januari 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.