ECLI:NL:RBAMS:2025:1306

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
13-347634-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met detentiegarantie

Op 21 januari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank van Eerste Aanleg te Leuven, België. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 7 januari 2025 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. A. Wagenaar, aanwezig was. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. L. van Tiggelen, en een tolk in de Poolse taal. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak op grond van de Overleveringswet met 30 dagen verlengd en de gevangenhouding bevolen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht zijn strafbaar naar zowel Belgisch als Nederlands recht, waarbij de rechtbank heeft vastgesteld dat de vereisten voor dubbele strafbaarheid zijn voldaan. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld en op basis van een individuele garantie van de Belgische autoriteiten geoordeeld dat het risico op onmenselijke of vernederende behandeling is weggenomen.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, waarbij de relevante wetsartikelen zijn toegepast. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-347634-24
Datum uitspraak: 21 januari 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 1 november 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 30 oktober 2024 door de Rechtbank van Eerste Aanleg te Leuven, België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [Penitentiaire Inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 7 januari 2025, in aanwezigheid van mr. A. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. L. van Tiggelen, advocaat in Heerlen, die heeft waargenomen voor mr. A. Çinar, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van een Onderzoeksrechter van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Leuven van 18 april 2024.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd – voldaan is aan het vereiste dat op de feiten naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht telkens op:
diefstal, waarbij de schuldige zich toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank in een andere zaak geoordeeld dat ten aanzien van alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling, gelet op de detentieomstandigheden in België, en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldoet. [4]
Bij brief van 26 november 2024 van het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, Dienst internationale samenwerking in strafzaken is de volgende garantie gegeven:
“Ter beantwoording van het verzoek om een individuele detentiegarantie uitgaande van Arrondissementsparket Amsterdam (dd.26 november 2024) betreffende de detentieomstandigheden waaraan[opgeëiste persoon](° [geboortedag] 1986) zal worden onderworpen na overlevering ingevolge het Europees aanhoudingsbevel (dd. 30
oktober 2024, ref 24NZ 3499) met oog op strafvervolging uitgaande de Belgische gerechtelijke autoriteiten, verstrek ik u de volgende informatie.

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon]zal worden opgesloten in de gevangenissen van Leuven hulp indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.
2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar[opgeëiste persoon]aan zal worden onderworpen na overlevering:
-
De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m² individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
-
De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m² inclusief vast meubilair.
o
De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o
Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
-
De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op de grond hoeven te slapen.
-
Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.”

Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de
rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5] De rechtbank is, gelet op deze individuele garantie van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen wordt door deze individuele garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon, nu hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder met relevante internationale standaarden (waaronder de CPT-standaarden).

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank van Eerste Aanleg te Leuven, België, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. J.G. Vegter en A.L. op ’t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van L.P. van Kessel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 21 januari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.