ECLI:NL:RBAMS:2025:1229

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
13-391969-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot illegale handel in verdovende middelen

Op 25 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Münster in Duitsland. Het EAB, dat op 15 november 2024 was uitgevaardigd, verzocht om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die verdacht wordt van illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 11 februari 2025 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. A. Keulers, aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. T.E. Korff.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd en de gevangenhouding bevolen, met schorsing tot aan de uitspraak. De rechtbank heeft ook de overdracht van een in beslag genomen Samsung Galaxy telefoon aan de Duitse autoriteiten toegestaan, aangezien deze als bewijsstuk kan dienen in de strafprocedure in Duitsland.

De rechtbank oordeelde dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, gedeeltelijk op Nederlands grondgebied zijn gepleegd, maar dat dit geen reden was om de overlevering te weigeren. De rechtbank heeft het verzoek van de raadsvrouw om de behandeling aan te houden verworpen, en heeft geoordeeld dat de Duitse autoriteiten niet verplicht zijn om de tenuitvoerlegging van een eventuele vrijheidsstraf aan Nederland over te dragen. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan en de afgifte van de in beslag genomen telefoon bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-391969-24
Datum uitspraak: 25 februari 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 9 januari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 november 2024 door het
Amtsgericht Münster, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 11 februari 2025, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T.E. Korff, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank heeft voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel voor voorarrest uitgevaardigd op 8 november 2024 door het
Amtsgericht Münster,met dossiernummer: 23 Gs 6432/24.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]
Het EAB houdt verder een verzoek in om inbeslagname en afgifte van een Samsung Galaxy telefoon die is aangetroffen in het bezit van de opgeëiste persoon.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Op 28 januari 2025 is daarom door de hoofdofficier van justitie in Münster ten behoeve van de opgeëiste persoon een terugkeergarantie afgegeven. De opgeëiste persoon heeft op zitting verklaard geen beroep te doen op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank zal daarom artikel 6, eerste lid, OLW niet toepassen en de overlevering dus niet afhankelijk maken van de terugkeergarantie. Dit heeft tot gevolg dat de Duitse autoriteiten, in geval van een veroordeling tot een vrijheidsstraf, niet verplicht zijn de tenuitvoerlegging daarvan aan Nederland over te dragen.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet op feiten die geacht worden gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren. [4]
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden om na te gaan of de uitvaardigende justitiële autoriteit openstaat voor overdracht van de strafvervolging aan de Nederlandse autoriteiten. In dat kader is van belang dat de handelingen waarvan de opgeëiste persoon een verwijt wordt gemaakt geheel zijn gepleegd op Nederlands grondgebied en de opgeëiste persoon een zwaarwegend persoonlijk belang heeft bij strafvervolging in Nederland nu – kort gezegd – hij zijn hele leven in Nederland heeft.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de rechtbank af te zien van deze weigeringsgrond. De officier van justitie voert daartoe aan dat het onderzoek in Duitsland is aangevangen, de Duitse rechtsorde is geschaad, de bewijsmiddelen en de medeverdachten zich in Duitsland bevinden en het Nederlandse Openbaar Ministerie niet voornemens is de opgeëiste persoon voor deze feiten te vervolgen, nu de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht onderdeel uitmaken van een groter geheel van een organisatie in Duitsland.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat:
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn;
- de gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is, te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
De rechtbank is van oordeel dat in het licht van de door de officier van justitie gegeven argumenten en gelet op het feit dat het feitencomplex dat ten grondslag ligt aan de verdenking zich niet enkel heeft afgespeeld in Nederland, maar ook in Duitsland en Denemarken, er onvoldoende aanleiding bestaat om de weigeringsgrond toe te passen. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw en ziet daarmee ook geen aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden.

7.Overdracht in beslaggenomen goed

De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht te beslissen tot het toestaan van de overdracht van de in beslag genomen telefoon aan de Duitse autoriteiten.
Oordeel van de rechtbank
Artikel 49 OLW regelt de mogelijkheid van inbeslagname van voorwerpen die in het bezit van de opgeëiste persoon worden aangetroffen op verzoek van de uitvaardigende justitiële autoriteit. Het gaat daarbij volgens de wetgever om voorwerpen ‘die als bewijsstuk kunnen dienen’ of ‘van het strafbare feit afkomstig zijn’ (NV II, Kamerstukken II 2003/04, 29042, 12, p. 36).
Artikel 50, tweede lid, OLW bepaalt dat het voor afgifte van de in beslag genomen voorwerpen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit moet gaan om voorwerpen die de strafvordering in de uitvaardigende lidstaat kunnen dienen. [5]
Gelet op het voorgaande, wijst de rechtbank het verzoek tot overdracht aan de Duitse autoriteiten van de inbeslaggenomen telefoon toe.

8.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.
Hieruit volgt dat de afgifte van de het beslag genomen voorwerp aan de uitvaardigende justitiële autoriteit kan worden bevolen.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7, 13, 49 en 50 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Münster, Duitsland voor feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEVEELTde afgifte van de in beslag genomen voorwerpen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit :
- een Samsung Galaxy (Flip) telefoon met goednummer PL2100-2024284671-2291863.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. E.G.M.M. van Gessel, voorzitter,
mrs. J.G. Vegter en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.A. Harland en M.J.D. Hartman, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 25 februari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.
5.zie onder meer Rb. Amsterdam 21 januari 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:371.