ECLI:NL:RBAMS:2025:1174

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
13-347115-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Polen

Op 20 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De zaak begon met een vordering van de officier van justitie op 1 november 2024, waarna de behandeling op 24 december 2024 startte. De opgeëiste persoon, geboren in Polen, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C.C.J. Mouwen. Tijdens de zittingen werd de gevangenhouding bevolen en werd de termijn voor uitspraak verlengd. Op 7 januari 2025 werd het onderzoek heropend vanwege onduidelijkheden over de detentieomstandigheden in de Poolse penitentiaire inrichting in Barczewo. De rechtbank vroeg aanvullende informatie aan de Poolse autoriteiten over de detentieplaats van de opgeëiste persoon. De verdediging uitte zorgen over de medische zorg en detentieomstandigheden, terwijl de officier van justitie stelde dat er geen algemeen gevaar was voor de opgeëiste persoon in Barczewo. De rechtbank oordeelde dat de overlevering geen schending van de grondrechten opleverde en dat het EAB voldeed aan de wettelijke eisen. Uiteindelijk werd de overlevering toegestaan, met de opmerking dat er geen weigeringsgronden waren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-347115-24
Datum uitspraak: 20 februari 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 1 november 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 juni 2024 door
the District Court of Koszalin II Criminal Department, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1971,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
ter zitting van 6 februari 2025 opgegeven feitelijk verblijfsadres:
[feitelijk verblijfsadres] ),
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 24 december 2024
De behandeling van het EAB is aangevangen op de zitting van 24 december 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C.C.J. Mouwen, advocaat te Tilburg en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.
Tussenuitspraak 7 januari 2025
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 7 januari 2025 het onderzoek heropend en geschorst omdat het onderzoek niet volledig was met betrekking tot de detentieomstandigheden in de Poolse penitentiaire inrichting in Barczewo.
Voorts is de termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste en derde lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met dertig dagen verlengd, alsook de – geschorste – gevangenhouding van de opgeëiste persoon.
Zitting 6 februari 2025
De behandeling van het EAB is – met toestemming van partijen in gewijzigde samenstelling – voortgezet op de zitting van 6 februari 2025, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C.C.J. Mouwen, advocaat te Tilburg en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak van 7 januari 2025

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 7 januari 2025. [3] Hierin heeft de rechtbank de grondslag van het EAB, de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW, de strafbaarheid van het feit en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU (dat ziet op het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld) beoordeeld. Deze overwegingen dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De rechtbank verwijst allereerst naar rechtsoverweging 5.2 in haar tussenuitspraak van 7 januari 2025 die hier als herhaald en ingelast beschouwd dient te worden.
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 7 januari 2025 het onderzoek heropend omdat het onderzoek met betrekking tot de penitentiaire inrichting in Barczewo op dat moment onvolledig was.
Het openbaar ministerie heeft, mede in het licht van de in uitspraak van 16 januari 2025 [4] geuite zorgen ten aanzien van de detentieomstandigheden in de penitentiaire inrichting in Barczewo, op 21 januari 2025 de volgende vragen voorgelegd aan de uitvaardigende justitiële autoriteit:
“1. In which prison will [opgeëiste persoon] most likely be detained after his surrender to Poland?
2. Furthermore, could you confirm that, given the answer to question 1, it is unlikely that [opgeëiste persoon] will be detained in the prison of Barczewo?”
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij brief van 3 februari 2025 de volgende informatie verstrekt:
“The District Court in Koszalin II Criminal Department in response to the request dated on 29th of January, 2025 kindly informes that [opgeëiste persoon] will initially be detained in Warsaw­Sluzewiec Detention Center and within 14 days will be transported to the unit closest to his last place of residence in Poland, which was [naam verblijfplaats] . Therefore the prison facility where [opgeëiste persoon] will most likely serve his sentence is Nowogard Prison Facility or another penitentiary unit in the district, which may be: Goleniów Prison, Stargard Prison, Koszalin Prison, Wierzchowo Prison, Stare Borne Prison, Szczecinek Prison, Czarne Prison.
Due to above it is very unlikely that [opgeëiste persoon] will be inprisoned in Barczewo Prison Facility, because this unit does not belong to the indicated district.”
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de rechtbank concrete garanties dient te verkrijgen dat de opgeëiste persoon op een manier gedetineerd zal worden in Polen die zijn mensenrechten waarborgt, vooral gelet op zijn bijzonder slechte gezondheidssituatie.
De Poolse autoriteiten geven in de aanvullende informatie van 3 februari 2025 aan dat de opgeëiste persoon hoogstwaarschijnlijk gedetineerd zal worden in een gevangenis dicht bij zijn oude woonplaats of in ieder geval in die regio. Eerder verwezen de Poolse autoriteiten echter naar het feit dat de woonplaats van een persoon niet doorslaggevend is bij de plaatsingsbeslissing. Dit is zeer onduidelijk. Bovendien bieden waarschijnlijkheden geen uitsluitsel. Er zijn ernstige zorgen over de detentieomstandigheden in Barczewo, zodat een mogelijke detentie in deze gevangenis volledig moet worden uitgesloten. Gelet hierop zouden de Poolse autoriteiten in ieder geval moeten garanderen dat de opgeëiste persoon niet in Barczewo wordt gedetineerd. Dit is vooral relevant voor de opgeëiste persoon in onderhavige zaak omdat zijn gezondheidstoestand maakt dat hij slechts onder zeer strikte voorwaarden in een Poolse gevangenis kan worden geplaatst.
De verdediging stelt onder verwijzing naar de overgelegde medische stukken dat de opgeëiste persoon op dit moment een acute verslechtering van zijn nierfunctie ervaart, hij op 26 februari 2025 een afspraak bij de uroloog heeft staan om de nierfunctie te controleren, dat het van groot belang is dat hij zijn medicatie inneemt en dat hij bepaalde richtlijnen volgt, zoals een zoutarm dieet. Voordat de overlevering kan worden togestaan moet duidelijk worden waar de opgeëiste persoon wordt gedetineerd en dient aan de Poolse autoriteiten te worden gevraagd of die desbetreffende gevangenis de benodigde medische zorg kan bieden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de aanvullende informatie voldoende duidelijk is en dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 11 OLW zich niet voordoet.
De aanvullende informatie vermeldt dat de woonplaats van een persoon wel relevant is indien het een korte gevangenisstraf betreft zoals in onderhavige zaak. Dit is de praktische werkelijkheid, waar in eerdere informatie gesproken werd over de juridische werkelijkheid. De opgeëiste persoon zal eerst tijdelijk in een penitentiaire inrichting in Warschau gedetineerd worden, waarna hij hoogstwaarschijnlijk naar één van de andere genoemde inrichtingen gaat. Er is geen algemeen gevaar voor de penitentiaire inrichting in Barczewo aangenomen, maar in onderhavige zaak is door dit antwoord ook geen individueel gevaar dat de opgeëiste persoon daar gedetineerd zal worden.
De gezondheidssituatie van de opgeëiste persoon is bovendien relevant in het kader van de feitelijke overlevering, maar niet voor de vraag of overlevering kan worden toegestaan. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat de medische zorg die in de Poolse detentiecentra wordt geboden is onvoldoende is. De medische toestand van de opgeëiste persoon is ook niet dermate bijzonder dat die een belemmering vormt voor de (feitelijke) overlevering. De medische stukken van de opgeëiste persoon kunnen, indien gewenst, wel gedeeld worden met de Poolse autoriteiten zodat zij op de hoogte zijn van de problematiek en de benodigde medische aandacht.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij meerdere uitspraken van 16 januari 2025 beslist aanvullende vragen te stellen aan de Poolse autoriteiten in het kader van het onderzoek naar een eventueel algemeen gevaar in de penitentiaire inrichting in Barczewo. Hierbij heeft zij gekozen de vragen voor te leggen in een beperkt aantal overleveringszaken (niet zijnde de zaak van de opgeëiste persoon), met het doel de beantwoording overzichtelijk te houden en (eventueel) van een centrale autoriteit in Polen antwoorden te verkrijgen.
De rechtbank heeft vervolgens bij uitspraak van 14 februari 2025 [5] – in één van de eerdergenoemde, voorlopende zaken waarin de vragen zijn gesteld – geoordeeld dat geen sprake is van een algemeen gevaar in de penitentiaire inrichting te Barczewo op basis van de in die zaak verstrekte aanvullende informatie.
Omdat eerdergenoemde vragen zijn gesteld in het kader van het onderzoek naar een eventueel algemeen gevaar in de penitentiaire inrichting te Barczewo en de rechtbank geoordeeld heeft dat daarvan geen sprake is, is de vraag waar de opgeëiste persoon zal worden gedetineerd om zijn straffen uit te zitten, niet langer relevant. De overlevering van de opgeëiste persoon levert naar het oordeel van de rechtbank geen schending op van zijn grondrechten als bedoeld in artikel 11 OLW.
Het standpunt van de verdediging ten aanzien van de medische omstandigheden van de opgeëiste persoon biedt naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding om hetgeen in de tussenuitspraak van 7 januari 2025 is overwogen over de gezondheidszorg in Poolse detentie-instellingen te heroverwegen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de Poolse autoriteiten thans te vragen of zij kunnen garanderen dat de opgeëiste persoon de benodigde medische zorg krijgt in de gevangenis waar hij wordt geplaatst.
Uit de overgelegde medische stukken leidt de rechtbank af dat de opgeëiste persoon onder medisch toezicht staat en het van belang is dat hij zijn medicijnen tijdig inneemt. De vraag of de gezondheidstoestand van de opgeëiste persoon een beletsel is voor de feitelijke overlevering (artikel 35 OLW) speelt (echter) bij de beoordeling van de vraag of de overlevering kan worden toegestaan geen rol. De officier van justitie heeft laten weten de medische problematiek van de opgeëiste persoon niet als een beletsel voor de feitelijke overlevering te beschouwen, en bereid te zijn de medische stukken van de opgeëiste persoon te delen met de Poolse autoriteiten indien hij daar toestemming voor geeft.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 9 en 176 Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court of Koszalin II Criminal Department, Polen voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.R.P.J. Davids, voorzitter,
mrs. M.C. Danel en D.M.S. Gribling, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 20 februari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
4.Zie onder andere: ECLI:RBAMS:2025:326.