ECLI:NL:RBAMS:2025:1172

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
13/340975-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel, toetsing aan detentieomstandigheden

Op 20 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door het Circuit Court in Tarnobrzeg op 8 november 2023, strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is geboren en momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 2 januari 2025 gestart, waarbij de officier van justitie en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.

Tijdens de zitting op 6 februari 2025 is de behandeling hervat, waarbij opnieuw vragen zijn gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit over de detentieomstandigheden in de Poolse penitentiaire inrichting Barczewo. De rechtbank heeft in haar tussenuitspraak van 16 januari 2025 de detentieomstandigheden beoordeeld en aanvullende vragen geformuleerd. De verdediging heeft betoogd dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke behandeling in Barczewo, terwijl de officier van justitie de overlevering heeft bepleit.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij zij heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon geen reëel gevaar loopt voor schending van zijn grondrechten in de Poolse detentie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/340975-24
Datum uitspraak: 20 februari 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 28 oktober 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 november 2023 door
the Circuit Court in Tarnobrzeg, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1983,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 2 januari 2025
De behandeling van het EAB is aangevangen op de zitting van 2 januari 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.W. Kuijpers, advocaat te Hoofddorp en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
Tussenuitspraak 16 januari 2025
De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting heropend en voor onbepaalde tijd geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de in de tussenuitspraak geformuleerde vragen met betrekking tot de toetsing aan artikel 11 en 12 OLW aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.
Voorts is de termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste en derde lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met dertig dagen verlengd, alsook de gevangenhouding van de opgeëiste persoon.
Zitting 6 februari 2025
De behandeling van het EAB is – met toestemming van partijen in gewijzigde samenstelling – hervat op 6 februari 2025, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.W. Kuijpers, advocaat te Hoofddorp en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak van 16 januari 2025

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 16 januari 2025. [3] Hierin heeft de rechtbank de grondslag van het EAB, de strafbaarheid van het feit en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU (dat ziet op het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld) beoordeeld. Deze overwegingen dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Uit onderdeel d) van het EAB volgt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot het vonnis met kenmerk II K 82/21 heeft geleid. De weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW doet zich ten aanzien van deze procedure dan ook niet voor.
Het EAB vermeldt dat de tenuitvoerlegging van de met het vonnis met kenmerk II K 82/21 opgelegde vrijheidsstraf uiteindelijk is bevolen met de beslissing van 6 oktober 2021 met kenmerk II Ko 1837/21. De rechtbank heeft in haar tussenuitspraak van 16 januari 2025 het onderzoek heropend en geschorst om aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te vragen of het klopt dat de straf oorspronkelijk voorwaardelijk is opgelegd, en, zo ja, wat de reden van tenuitvoerlegging is geweest.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij brieven van 3 januari 2025 en 21 januari 2025 medegedeeld dat de straf inderdaad oorspronkelijk voorwaardelijk is opgelegd, en dat de tenuitvoerlegging van de straf is bevolen bij beslissing van 6 oktober 2021 (met kenmerk II Ko 1837/21) omdat de opgeëiste persoon zich niet aan de aan hem opgelegde (bijzondere) voorwaarde, gericht op het zich onthouden van alcoholmisbruik, heeft gehouden.
De beslissing tot tenuitvoerlegging van 6 oktober 2021 zelf is geen beslissing waarbij de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straf is gewijzigd. Deze beslissing valt daarom niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. [4] Dit betekent dat de rechtbank geen andere beslissing aan artikel 12 OLW hoeft te toetsen dan de veroordeling waarbij de voorwaardelijke straf is opgelegd.

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De rechtbank verwijst allereerst naar rechtsoverweging 7 in haar tussenuitspraak van 16 januari 2025 ten aanzien van artikel 11 OLW die hier als herhaald en ingelast beschouwd dient te worden.
Het openbaar ministerie heeft de volgende vragen, als in de tussenuitspraak van 16 januari 2025 door de rechtbank geformuleerd, voorgelegd aan de uitvaardigende justitiële autoriteit:
“1. Is it correct that, with the exception of the last six months of detention, the
geographical distance from the place of conviction and/or the place of residence of the convicted person does not play a decisive role in deciding in which detention institution the enforcement of a custodial sentence will take place?
2. In which prison will the wanted person most likely be placed after his possible
surrender to Poland?
3. The NMPT reports serious and structural abuses in the prison of Barczewo, in particular regarding violence by prison guards toward inmates and the incitement and toleration of violence between inmates there.
a. What is the current situation in Barczewo prison?
b. What measures have since been taken to improve the situation?”
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij brief van 28 januari 2025 het volgende geantwoord:
“- the distance from the place of residence of the convicted person does not play a decisive role in taking the decision determining the place of serving the penalty of deprivation of liberty. However, as a general principle, the court referring the decision for enforcement (if does not order the convicted person to be brought) summons the convicted person to report to the prison located closes to the place of his permanent residence. After bringing the convicted person and taking him to custody, the decision determining the place of serving the sentence is taken by the administration of the Prison Service, specifically the Penitentiary Commission;
- at first, the wanted person will most likely be placed in the Penal Institution in Rzeszów. The practice of enforcement proceedings shows that convicted persons from the jurisdiction of the Circuit Court in Tarnobrzeg, such as the wanted [opgeëiste persoon] , serve their sentences in penal institutions located in the Podkarpackie Province. There are cases of serving a sentence in other penal institutions, but these are penal institutions located in south-eastern Poland (the area of neighboring provinces), but not in its northern part like the Penal Institution in Barczewo. Very rarely may there be situations where convicts are transported to more distant penal institutions, but this is due to the fact that other, new criminal proceedings are conducted there, and in the case of [opgeëiste persoon] there is no information that such proceedings are to be conducted in the area of the Penal Institution in Barczewo. Hence, the Circuit Court in Tarnobrzeg has not yet encountered such a situation that a convicted person from the area of [geboorteplaats] would serve his sentence at such a distance from his place of residence;
- the Circuit Court in Tarnobrzeg has no information about the current situation in the Penal Institution in Barczewo, as well as about the measures that would be taken to improve the situation in the institution. It is located at a considerable distance (about 470 kilometers) from the Circuit Court in Tarnobrzeg. Such information could be provided if there were a longer deadline for responding.”
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat sprake is van een reëel, algemeen gevaar op vernederende en onmenselijke omstandigheden omdat de nieuwe informatie geen duidelijkheid biedt over de huidige situatie in de PI Barczewo.
De antwoorden inzake de plaatsing van de opgeëiste persoon zijn dubbelzinnig. Enerzijds geeft de uitvaardigende justitiële autoriteit aan dat de woonplaats van de opgeëiste persoon niet doorslaggevend is bij de plaatsingsbeslissing en vervolgens wordt de woonplaats van de opgeëiste persoon betrokken bij de motivering ten aanzien van een waarschijnlijke plaatsing in Rzeszów. Er wordt genoemd dat gedetineerden nooit ver van hun woonplaats worden geplaatst. De opgeëiste persoon heeft echter geen vaste woon- of verblijfplaats meer in Polen. Hierdoor bestaat het risico dat hij toch in de penitentiaire inrichting in Barczewo geplaatst zal worden en dat sprake zal zijn van een individueel gevaar op vernederende behandeling.
De rechtbank dient aanvullende vragen te stellen over de plaatsing van de opgeëiste persoon en over de huidige detentieomstandigheden in de penitentiaire inrichting in Barczewo.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de overlevering kan worden toegestaan. Hoewel uit de aanvullende informatie blijkt dat de woon- of verblijfplaats van personen niet doorslaggevend is, is deze in de praktijk wel relevant, alsook de locatie van de veroordelende rechtbank. Het is logisch dat geen definitieve uitspraak gedaan kan worden met betrekking tot de plaatsing van de opgeëiste persoon. Naar alle waarschijnlijkheid wordt hij in Rzeszów gedetineerd, omdat hij is veroordeeld door de rechtbank in Tarnobrzeg. Dit betreft een andere regio dan waar de PI Barczewo zich bevindt. Voor de beoordeling van een algemeen gevaar wordt gekeken naar de instelling waar een opgeëist persoon hoogstwaarschijnlijk gedetineerd wordt, zodat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 11 OLW zich in dit geval niet voor doet.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij meerdere uitspraken van 16 januari 2025 beslist aanvullende vragen te stellen aan de Poolse autoriteiten in het kader van het onderzoek naar een eventueel algemeen gevaar in de penitentiaire inrichting in Barczewo. Hierbij heeft zij gekozen de vragen voor te leggen in een beperkt aantal overleveringszaken (waaronder de zaak van de opgeëiste persoon), met het doel de beantwoording overzichtelijk te houden en (eventueel) van een centrale autoriteit in Polen antwoorden te verkrijgen.
De rechtbank heeft vervolgens bij uitspraak van 14 februari 2025 [5] – in één van de andere eerdergenoemde, voorlopende zaken waarin de vragen zijn gesteld – geoordeeld dat geen sprake is van een algemeen gevaar in de penitentiaire inrichting te Barczewo op basis van de in die zaak verstrekte aanvullende informatie.
Gelet op het voorgaande, is de vraag waar de opgeëiste persoon zal worden gedetineerd om zijn straffen uit te zitten, niet langer relevant. De opgeëiste persoon loopt bij overlevering geen reëel gevaar van schending van zijn grondrechten als bedoeld in artikel 11 OLW.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 266, 300 en 304 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court in Tarnobrzeg, Polen voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.R.P.J. Davids, voorzitter,
mrs. M.C. Danel en D.M.S. Gribling, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 20 februari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
4.HvJ EU 23 maart 2023, C-514-21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023 (