ECLI:NL:RBAMS:2025:1093

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
C/13/753704 / HA ZA 24-742
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor gebreken aan trap in bedrijfspand

In deze zaak heeft de eigenaar van een bedrijfspand, [eiser in conventie], een aannemer, [gedaagde in conventie], ingeschakeld voor de verbouwing van zijn pand, inclusief het aanbrengen van een trap. Na de plaatsing van de trap bleek deze gebreken te vertonen, wat leidde tot een geschil over de kwaliteit van het werk en de daaruit voortvloeiende schade. [eiser in conventie] vorderde een schadevergoeding van ongeveer € 60.000, terwijl [gedaagde in conventie] de kwaliteit van de trap verdedigde en betaling van openstaande facturen eiste. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde in conventie] tekort was geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst en veroordeelde haar tot betaling van circa € 12.000 aan schadevergoeding aan [eiser in conventie]. De rechtbank verwees de zaak voor verdere schadevaststelling naar een schadestaatprocedure. Daarnaast werden de vorderingen van [gedaagde in conventie] in reconventie afgewezen, omdat onvoldoende bewijs was geleverd dat [eiser in conventie] in schuldeisersverzuim verkeerde. In de vrijwaringszaak werd de vordering van [gedaagde partij] tegen [eisende partij] afgewezen, omdat niet was aangetoond dat [eisende partij] tekort was geschoten in haar verplichtingen. De rechtbank legde de proceskosten bij de grotendeels in het ongelijk gestelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 19 februari 2025
in de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: C/13/753704 / HA ZA 24-742 van
[eiser in conventie],
wonende te [plaats] ,
eiser in conventie,
gedaagde in reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conventie] ,
advocaat: mr. J.D. Poot,
tegen
[gedaagde in conventie] .,
gevestigd te [plaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie] ,
advocaat: mr. D.B. Holthinrichs.
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer: C/13/757964 / HA ZA 24-1139 van
[gedaagde partij],
wonende te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie] ,
advocaat: mr. M.G. Loos,
tegen
[eisende partij] ,
gevestigd te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij] ,
advocaat: mr. M.J. Meijer.

1.Samenvatting

1.1.
[eiser in conventie] heeft met [gedaagde in conventie] een aanneemovereenkomst gesloten voor een verbouwing van zijn bedrijfspand. Onderdeel van die verbouwing was het maken van een trap in de showroom. [eiser in conventie] is niet tevreden met de trap en vordert (in conventie) daarom ongeveer € 60.000 van [gedaagde in conventie] . De vaststelling van verdere schade van [eiser in conventie] zou in een aparte procedure moeten gebeuren (schadestaatprocedure). [gedaagde in conventie] vindt dat de trap goed is. Bovendien heeft zij onvoldoende gelegenheid gekregen om eventuele gebreken te herstellen. Met de hoogte van de schade is [gedaagde in conventie] het ook niet eens, de kosten voor herstel zijn lager. [gedaagde in conventie] vordert op haar beurt (in reconventie) betaling van twee nog openstaande facturen, waarvan een voor meerwerk. Mocht [gedaagde in conventie] toch ergens voor veroordeeld worden, vordert zij (in vrijwaring) dezelfde veroordeling van [eisende partij] , die als onderaannemer het feitelijke werk aan de trap heeft uitgevoerd. Als [gedaagde in conventie] aansprakelijk zou zijn ten opzichte van [eiser in conventie] , dan is [eisende partij] dat ten opzichte van [gedaagde in conventie] , vindt [gedaagde in conventie] . [eisende partij] is het daar niet mee eens en vindt dat de trap in orde is en zij haar werk heeft uitgevoerd conform de opdracht die ze van [gedaagde in conventie] heeft gekregen. Bovendien gaat een deel van de discussie tussen [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] over de dikte van de traptreden, iets waar [eisende partij] niets mee te maken heeft.
1.2.
De rechtbank oordeelt dat [gedaagde in conventie] tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. Voor de herstelkosten van de trap moet zij [eiser in conventie] circa € 12.000 schadevergoeding betalen. De rechtbank vindt het aannemelijk dat [eiser in conventie] meer schade kan lijden door de gebreken aan de trap en verwijst de zaak voor de vaststelling daarvan naar de schadestaatprocedure. De schadevergoeding die [gedaagde in conventie] aan [eiser in conventie] moet betalen wordt verrekend met de factuur van ongeveer € 21.000 die [eiser in conventie] nog aan [gedaagde in conventie] moet betalen. De meerwerkfactuur hoeft [eiser in conventie] niet te betalen, omdat [gedaagde in conventie] niet gewaarschuwd heeft voor de bijkomende kosten, terwijl zij dat wel had moeten doen. Onder aan de streep moet [eiser in conventie] dus nog circa € 9.000 aan [gedaagde in conventie] betalen. De vorderingen van [gedaagde in conventie] tegen [eisende partij] worden afgewezen. Voor toewijzing daarvan moet [eisende partij] in de gelegenheid zijn geweest om een en ander te herstellen en daarvan is onvoldoende gebleken.

2.De procedure in de hoofdzaak

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 juli 2024, met producties,
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring, met producties,
  • de incidentele conclusie van antwoord,
  • het vonnis in incident van 25 september 2024, waarbij wordt toegestaan dat [eisende partij] wordt gedagvaard door [gedaagde in conventie] ,
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties,
  • conclusie van antwoord in reconventie,
  • het tussenvonnis van 18 december 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 7 januari 2025 en de daarin vermelde stukken,
  • de brief aanvulling/verbetering proces-verbaal van [gedaagde in conventie] .
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De procedure in de vrijwaringszaak

3.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • het tussenvonnis van 18 december 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 7 januari 2025 en de daarin vermelde stukken.
3.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

4.De feiten

4.1.
[eiser in conventie] is eigenaar van een bedrijfspand aan de [adres] (hierna: het pand). Hij verhuurt het pand aan de [bedrijf] die een showroom en verkooppunt voor keukens exploiteert.
4.2.
[eiser in conventie] heeft op 4 maart 2021 een overeenkomst van aanneming (hierna: de aannemingsovereenkomst) gesloten met [gedaagde in conventie] voor het verbouwen van het pand, waaronder het aanbrengen van een trap.
4.3.
[naam 1] fungeerde als bouwbegeleider en contactpersoon vanuit [eiser in conventie] naar [gedaagde in conventie] toe. De uitvoerder namens [gedaagde in conventie] was [naam 2] .
4.4.
[gedaagde in conventie] schakelde [eisende partij] in als onderaannemer voor het inmeten en monteren van de trap.
4.5.
In mei 2021 is [eisende partij] gestart met de plaatsing van de trap in het pand.
4.6.
Na plaatsing van de trap bleken er problemen mee te zijn. [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] hebben in 2021, 2022 en 2023 meermaals met elkaar gemaild en overleg gehad over de trap. Onder meer op 24 september 2021 en op 28 juli 2022 hebben [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] de trap bekeken. Ook hebben er na plaatsing van de trap in mei 2021 aanpassingen aan de trap plaatsgevonden.
4.7.
Op 2 juni 2022 heeft de gemachtigde van [eiser in conventie] [gedaagde in conventie] aangeschreven om binnen twee weken te laten weten of [gedaagde in conventie] tot nakoming van de aannemingsovereenkomst overgaat door de door [eiser in conventie] gestelde gebreken te herstellen voor uiterlijk 7 juli 2022. [gedaagde in conventie] reageerde op 20 juni 2022 dat zij [eiser in conventie] verzoekt om een afspraak met elkaar in te plannen om de gebreken met elkaar door te nemen, een plan van aanpak te bespreken waar ze allemaal achter staan en tot uitvoering over te gaan.
4.8.
[eiser in conventie] heeft CED Nederland B.V. (hierna: CED) ingeschakeld om de trap te inspecteren. Na inspectie op 24 oktober 2023 heeft CED op 27 november 2023 een rapport opgesteld. In het rapport constateert CED meerdere gebreken aan de trap. In het rapport staat ook dat herstel van de trap volledige demontage van de trap inhoudt en de kosten daarvoor € 18.920 bedragen.
4.9.
[eiser in conventie] heeft ook Groot Partners B.V. ingeschakeld om de trap te beoordelen. In de notitie van 27 juni 2024 concludeert Groot Partners dat alleen met het vervangen van de bestaande trap door een nieuwe trap, de geconstateerde gebreken kunnen worden opgelost. De kosten daarvoor worden door Groot Partners begroot op € 61.139,35 exclusief btw.
4.10.
Bij e-mail van 22 maart 2024 heeft de gemachtigde van [eiser in conventie] [gedaagde in conventie] de mogelijkheid gegeven om binnen 7 dagen te laten weten of zij bereid is om een nieuwe trap te plaatsen.
4.11.
Bij brief van 21 juni 2024 heeft [gedaagde in conventie] [eiser in conventie] gesommeerd om binnen zeven dagen twee openstaande facturen te betalen.

5.Het geschil in de hoofdzaak

in conventie
5.1.
[eiser in conventie] vordert samengevat dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
I. verklaart voor recht dat de trap niet conform de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst en ondeugdelijk is en [gedaagde in conventie] aansprakelijk is voor alle schade en kosten die hierdoor voor [eiser in conventie] zijn geleden/gemaakt en nog zal/zullen worden geleden/gemaakt;
primair
II. [gedaagde in conventie] veroordeelt om binnen 7 dagen na het vonnis aan [eiser in conventie] te betalen een bedrag van € 61.139,35, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente daarover;
subsidiair
III. [gedaagde in conventie] veroordeelt om binnen 4 weken na het vonnis, in overleg met de huurder van [eiser in conventie] een nieuwe trap te plaatsen in het pand conform de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst, althans de herstelwerkzaamheden aan de trap uit te voeren die volgen uit het rapport van de firma CED van 27 november 2023, op straffe van een dwangsom;
meer subsidiair
IV. de aannemingsovereenkomst tussen partijen ontbindt in die zin, dat de kosten voor plaatsing van een deugdelijke trap van € 37.533,56 (te vermeerderen met btw), althans de kosten van herstel van de geplaatste trap van € 18.920, in mindering zullen worden gebracht op de aanneemsom en [gedaagde in conventie] te veroordeelt dit bedrag, te vermeerderen met wettelijke (handels) rente binnen 7 dagen na het vonnis, aan [eiser in conventie] te voldoen;
Primair, subsidiair en meer subsidiair
V. [gedaagde in conventie] veroordeelt om de door [eiser in conventie] geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat, te voldoen, welke schade nader opgemaakt dient te worden in een schadestaatprocedure waar [gedaagde in conventie] verwijzing naar vordert;
VI. [gedaagde in conventie] veroordeelt in de proces- en nakosten.
5.2.
[eiser in conventie] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] overeen zijn gekomen dat [gedaagde in conventie] in het pand van [eiser in conventie] een trap zou aanbrengen. De door [gedaagde in conventie] gerealiseerde trap is ondeugdelijk en voldoet niet aan de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst. De trap kent allerlei gebreken. Daarmee is [gedaagde in conventie] toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. [gedaagde in conventie] is in verzuim, omdat zij in gebreke is gebleven met het herstellen van de gebreken door geen nieuwe trap te plaatsen. [eiser in conventie] wil primair dat [gedaagde in conventie] de herstelkosten vergoedt.
5.3.
[gedaagde in conventie] is het niet met [eiser in conventie] eens. Volgens [gedaagde in conventie] is [eiser in conventie] met de oplossing voor één van de gestelde gebreken, de te dunne traptreden, akkoord gegaan. Over de andere gestelde gebreken voert [gedaagde in conventie] aan dat er een oplevering heeft plaatsgevonden waarbij over deze gebreken niet is geklaagd. Daarom kan [eiser in conventie] nu geen punt meer maken van deze geaccepteerde gebreken. Bovendien gaat het om details. Toch heeft [gedaagde in conventie] (onverplicht) de gestelde gebreken willen herstellen, maar heeft [eiser in conventie] hem deze mogelijkheid niet gegeven. [eiser in conventie] verkeert daarom in schuldeisersverzuim.
5.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna voor zover nodig nader ingegaan.
in reconventie
5.5.
[gedaagde in conventie] vordert dat de rechtbank bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [eiser in conventie] veroordeelt om aan [gedaagde in conventie] te betalen een bedrag van € 33.798,75 aan hoofdsom, de wettelijke handelsrente van € 7.904,99 tot 21 juni 2024 vermeerderd met de handelsrente berekend over € 33.798,75 vanaf 21 juni 2024 tot de dag der algehele voldoening, de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 1.192,93 en de proces- en nakosten.
5.6.
[gedaagde in conventie] vordert betaling van twee facturen die [eiser in conventie] onbetaald heeft gelaten. Het gaat om een factuur van € 21.175 voor levering en montage van de trap en om een factuur van € 12.623,74 voor meerwerk. Daarnaast verzoekt [gedaagde in conventie] op grond van artikel 6:60 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) om haar te bevrijden van de verplichting tot nakoming van de in de bespreking van 28 juli 2022 besproken punten. [eiser in conventie] heeft nakoming afgehouden en hij verkeert daarom in schuldeisersverzuim voor zover hij iets te vorderen heeft van [gedaagde in conventie] .
5.7.
[eiser in conventie] is het niet eens met [gedaagde in conventie] . De factuur voor levering en montage van de trap is niet opeisbaar, omdat er nog geen deugdelijke trap is geleverd en gemonteerd. Volgens [eiser in conventie] heeft [gedaagde in conventie] gezegd dat de meerwerkfactuur geschrapt zou worden. Bovendien zijn diverse meerwerkposten helemaal niet van tevoren met [eiser in conventie] besproken. De factuur is onjuist.
Als een bedrag wordt toegewezen, doet [eiser in conventie] een beroep op verrekening met de schade die hij heeft geleden (zie de vordering van [eiser in conventie] in conventie). Ook doet [eiser in conventie] een beroep op verrekening met de contractuele korting waar [eiser in conventie] op grond van paragraaf 42 van de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (hierna: UAV) aanspraak op kan maken vanwege overschrijding van de bouwtijd.

6.Het geschil in de vrijwaringszaak

6.1.
[gedaagde partij] vordert samengevat dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
primair
[eisende partij] veroordeelt tot al datgene (hetzij betaling van schadevergoeding, hetzij het uitvoeren van werkzaamheden) waartoe [gedaagde partij] als gedaagde in de hoofdzaak tegen [eiser in conventie] , mocht worden veroordeeld;
subsidiair
de overeenkomst tussen [gedaagde partij] en [eisende partij] ontbindt en [eisende partij] veroordeelt tot terugbetaling aan [gedaagde partij] van de uit hoofde van de overeenkomst betaalde bedragen;
zowel primair als subsidiair
[eisende partij] veroordeelt in de proceskosten van de procedure in vrijwaring.
6.2.
[gedaagde partij] legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. [gedaagde partij] heeft [eisende partij] ingeschakeld voor het uitvoeren van de werkzaamheden aan de trap in het pand van [eiser in conventie] . [eisende partij] heeft als onderaannemer van [gedaagde partij] de trap ingemeten, gemaakt en gemonteerd. Als de door [eiser in conventie] gestelde gebreken in de hoofdzaak komen vast te staan dan is [eisende partij] verantwoordelijk voor deze gebreken, omdat die gebreken volgens [eiser in conventie] in de kern terug te voeren zijn op een verkeerde inmeting in het werk en uitvoeringsfouten. [eisende partij] moet dus betalen waartoe [gedaagde partij] in de hoofdzaak wordt veroordeeld. [gedaagde partij] heeft [eisende partij] aangesproken op de klachten van [eiser in conventie] over de trap en heeft [eisende partij] aangesproken tot nakoming. Als de rechtbank oordeelt dat [gedaagde partij] in verzuim verkeert of dat nakoming blijvend onmogelijk is, dan geldt ditzelfde voor [eisende partij] . Subsidiair vordert [gedaagde partij] de overeenkomst met [eisende partij] te ontbinden en terugbetaling van de door [gedaagde partij] aan [eisende partij] betaalde bedragen.
6.3.
[eisende partij] is het niet met [gedaagde partij] eens. [eisende partij] betwist de gestelde gebreken aan de trap. Volgens [eisende partij] voldoet de trap visueel en technisch aan de overeengekomen specificaties, zoals vastgelegd in de acceptatietekeningen en de offerte. De vereiste werkzaamheden, waaronder het inmeten, lassen en monteren van de onderdelen, zijn naar behoren uitgevoerd. De mogelijke gebreken die bestaan zijn relatief klein en kunnen worden hersteld. Er is geen sprake van (vermogens)schade en er is sprake van eigen schuld van [gedaagde partij] . Wat betreft de subsidiaire vordering tot ontbinding van de overeenkomst tussen [gedaagde partij] en [eisende partij] geldt dat als al sprake is van een tekortkoming, die van dusdanig ondergeschikte betekenis is dat het de ontbinding niet rechtvaardigt.
6.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna voor zover nodig nader ingegaan.

7.De beoordeling in de hoofdzaak

in conventie
7.1.
[eiser in conventie] vordert een verklaring voor recht dat de trap ondeugdelijk is en € 61.139,35 schadevergoeding. Daarnaast vordert hij dat [gedaagde in conventie] wordt veroordeeld verdere schade ook te vergoeden. Voor het bepalen van de hoogte van die overige schade zou de zaak naar een aparte procedure moeten worden verwezen.
7.2.
De rechtbank moet dus beoordelen of wordt voldaan aan de vereisten voor toewijzing van een schadevergoeding. Op grond van artikel 6:74 BW is daarvoor in dit geval vereist dat er sprake is van I) een tekortkoming in de nakoming van de aannemingsovereenkomst, II) verzuim aan de zijde van [gedaagde in conventie] en III) schade van [eiser in conventie] veroorzaakt door de tekortkoming. Omdat [eiser in conventie] de schadevergoeding vordert, moet hij feiten en omstandigheden aandragen en onderbouwen waaruit blijkt dat aan deze vereisten is voldaan.
I)
Tekortkoming
7.3.
Volgens [eiser in conventie] leveren de punten op de lijst van 5 april 2022 gebreken en daarmee tekortkomingen op in de nakoming van de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst. Het gaat om de volgende 9 punten:
Leuningen niet strak c.q. recht
Leuningen schroeven ontbreken
Leuningschotels staan open
Glaspanelen niet in lijn
Balusters niet in lijn
Traptreden te dun
Verbinding trapbomen aan tramboomstaanders
Ongelijke optreden
Trapbomen niet recht/schuin en rond
Ter onderbouwing van het bestaan van deze punten heeft [eiser in conventie] verwezen naar het CED rapport van 24 oktober 2023.
7.4.
De rechtbank oordeelt dat [eiser in conventie] voldoende heeft onderbouwd dat er meerdere gebreken aan de trap kleven. De vastgestelde gebreken vinden onderbouwing in het CED rapport van 24 oktober 2023. Ondanks dat het onderzoek van CED twee jaar na het uitvoeren van de werkzaamheden heeft plaatsgevonden, gaat de rechtbank er gelet op de aard van de gebreken vanuit dat deze zijn ontstaan bij het maken van de trap. Er zijn geen aanknopingspunten dat de gebreken door andere oorzaken zouden zijn ontstaan. Gezamenlijk leveren deze gebreken een tekortkoming in de nakoming op. De rechtbank licht hierna per punt van genoemde lijst toe of er al dan niet sprake is van een gebrek.
Punt 1: Leuningen niet strak c.q. recht en punt 5: Balusters niet in lijn
7.5.
Volgens [eiser in conventie] zijn de leuningen niet strak, buigen ze uit en/of staan ze bol of hol. Er zijn afwijkingen geconstateerd tot circa 15 mm. Verder staan de balusters niet in een rechte lijn. Verschillende bouten waarmee balusters aan traptreden zijn bevestigd zijn scheef ingeboord, waardoor de constructieve siermoer scheef op de voetplaat rust.
[gedaagde in conventie] betwist deze feitelijk constateringen niet, maar voert aan dat geen sprake is van een gebrek, omdat de afwijkingen binnen de toegestane marges en bovendien niet zichtbaar zijn.
7.6.
De rechtbank oordeelt dat [eiser in conventie] voldoende heeft onderbouwd dat op dit punt sprake is van een gebrek. In het CED rapport staat dat zowel de linker- als de rechter balusters en leuningen enkele centimeters naar rechts uit het lood staan. Dat zou komen door het feit dat de trapbomen krom zijn. Hierdoor is de hele trap feitelijk getordeerd en kwamen de balusters en leuningen scheef te staan. [gedaagde in conventie] heeft erkend dat het de bedoeling is dat de trapbomen recht zijn. [eiser in conventie] mocht dat dus van het werk verwachten. De stelling dat de afwijking binnen de toegestane marges valt is door [eiser in conventie] betwist en heeft [gedaagde in conventie] niet onderbouwd. De rechtbank gaat daar dus aan voorbij.
Punt 2: Leuningen schroeven ontbreken
7.7.
[eiser in conventie] stelt dat de leuningen met maar één schroef zijn bevestigd aan de leuningschotels. [gedaagde in conventie] betwist dit niet, maar voert aan dat de leuningen goed vast zitten met één schroef en dat dus geen sprake is van een gebrek. Het komt vaker voor dat de leuningen met één schroef vastzitten. Het is niet een probleem als de schroef in de onderste hoek ontbreekt.
7.8.
De rechtbank oordeelt dat [eiser in conventie] voldoende heeft onderbouwd dat sprake is van een gebrek. In het CED rapport staat dat de leuningen op sommige plaatsen niet met schroeven bleken te zijn vastgezet op de balusters. Als oorzaak wordt gegeven dat de schroefgaten prefab zijn aangebracht in de leuningen. Doordat de steunen van de leuning(schotels) vervormd bleken te zijn, bleken de schroeven er niet in te passen. Anders dan [gedaagde in conventie] heeft aangevoerd, mag [eiser in conventie] verwachten dat op de plekken waar een schroef hoort te zitten ook een schroef zit. Als die ontbreekt, is dat een gebrek.
Punt 3: Leuningschotels staan open
7.9.
Het derde punt waar [eiser in conventie] op wijst is dat de leuningen niet volledig dragen op de leuningschotel. De schotels staan als het ware open.
7.10.
De rechtbank oordeelt dat [eiser in conventie] het gebrek op dit punt voldoende heeft onderbouwd met het CED rapport. Daarin wordt voor dit punt dezelfde oorzaak gegeven als bij punt 2. Dit is onvoldoende betwist door [gedaagde in conventie] .
Punt 4: Glaspanelen niet in lijn
7.11.
Het vierde punt is dat de glaspanelen niet geheel evenwijdig met de leuningen zouden lopen. De bovenste glaspanelen staan niet in de lijn van de overige panelen en een aantal panelen zakken uit de klemmen. Er zijn afwijkingen geconstateerd van 4 à 5 mm respectievelijk 12 mm, aldus [eiser in conventie] .
7.12.
[eiser in conventie] heeft het bestaan van dit gebrek voldoende onderbouwd met het CED rapport.
Punt 6: Traptreden te dun
7.13.
Volgens [eiser in conventie] zijn de traptreden te dun; de traptreden zijn 38 mm in plaats van de overeengekomen 45 mm. [gedaagde in conventie] betwist niet dat de traptreden dunner zijn dan initieel afgesproken, maar vindt niet dat dit een gebrek en daarmee een tekortkoming in de nakoming oplevert. [eiser in conventie] is akkoord gegaan met andere treden dan eerder overeengekomen. De kwestie van de dikte is opgelost door de traptreden uit te vullen. [gedaagde in conventie] verwijst in dat verband naar de e-mail van [naam 1] aan [naam 2] van 1 juli 2021.
7.14.
De rechtbank oordeelt dat [eiser in conventie] onvoldoende heeft onderbouwd dat op dit punt sprake is van een gebrek. Uit genoemde e-mail kan worden afgeleid dat partijen zijn overeengekomen om het verschil in traptreden op te lossen door de treden vanaf de begane grond tot het bordes te demonteren en opnieuw te monteren na uitvullen van de treden. Dat is ook gebeurd. Als [eiser in conventie] nieuwe traptreden wilde was dat het moment geweest om dat aan te geven, de traptreden werden immers gedemonteerd. Door dat niet te doen en te besluiten het op te lossen door de treden uit te vullen en opnieuw te monteren heeft [gedaagde in conventie] mogen begrijpen dat [eiser in conventie] akkoord ging met de traptreden na uitvulling. Er is dus een nieuwe afspraak gemaakt, waar de dunnere traptreden aan voldoen. Er is daarom op dit punt geen gebrek.
Punt 7: Verbinding trapbomen aan tramboomstaanders
7.15.
Het zevende punt is dat de verbindingsbouten waarmee de trapbomen constructief aan de staanders zijn bevestigd deels los of niet vastgedraaid zijn. [gedaagde in conventie] betwist dit punt niet en heeft aangeboden dit op te lossen.
7.16.
De rechtbank oordeelt dat [eiser in conventie] een gebrek op dit punt voldoende heeft onderbouwd.
Punt 8: Ongelijke optreden
7.17.
[eiser in conventie] stelt dat sprake is van ongelijke optreden. De afmeting van de optreden (maat bovenzijde traptrede tot bovenzijde volgende trede) wijken van elkaar af. [gedaagde in conventie] vindt dat ze het optredeprobleem heeft opgelost. De eerste trede mag een andere hoogte hebben dan de rest. De verschillen heeft [gedaagde in conventie] gelijkmatig over de diverse treden weggewerkt. Er is sprake van enig verloop.
7.18.
[eiser in conventie] heeft voldoende onderbouwd dat sprake is van ongelijke optreden en in zoverre een gebrek. Feitelijk bevestigt [gedaagde in conventie] dit ook door te zeggen dat sprake is van verloop.
Punt 9: Trapbomen niet recht/schuin en rond
7.19.
Het laatste punt is dat de trapbomen niet recht zijn. De trapbomen onder de trap staan (gezien in het horizontale vlak) scheef en/of rond onder de trap. De bomen staan niet evenwijdig aan elkaar. Dit is niet betwist door [gedaagde in conventie] .
7.20.
De rechtbank oordeelt dat [eiser in conventie] een gebrek op dit punt, dat ook door CED wordt geconstateerd, voldoende heeft onderbouwd.
Gebreken niet aanvaard, want geen oplevering
7.21.
[gedaagde in conventie] heeft aangevoerd dat op 24 september 2021 een oplevering heeft plaatsgevonden en dat zij niet meer aansprakelijk kan worden gehouden voor de gebreken die toen zijn geaccepteerd. Bij die oplevering is een lijst met punten gemaakt. Alles wat daar niet op staat, heeft [eiser in conventie] dus geaccepteerd. Zij verwijst naar artikel 7:758 lid 3 BW. Daarnaast verwijst zijn naar bepalingen uit de Uniforme administratieve voorwaarden (UAV).
7.22.
[eiser in conventie] betwist dat de UAV van toepassing zijn. [eiser in conventie] betwist verder dat een oplevering heeft plaatsgevonden op 24 september 2021. De werkzaamheden waren namelijk toen nog niet af.
7.23.
De rechtbank oordeelt dat [gedaagde in conventie] , gezien de betwisting door [eiser in conventie] , onvoldoende heeft onderbouwd dat de UAV van toepassing zijn op de overeenkomst tussen partijen. Die bepalingen laat de rechtbank dus buiten beschouwing. De daarop gegronde vorderingen en verweren wijst de rechtbank af.
7.24.
In artikel 7:758 BW staat dat als de aannemer te kennen heeft gegeven dat het werk klaar is om te worden opgeleverd en de opdrachtgever het werk (stilzwijgend) aanvaardt, de aannemer is ontslagen van de aansprakelijkheid voor gebreken die de opdrachtgever op het tijdstip van oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken.
7.25.
De rechtbank oordeelt dat geen sprake is geweest van een oplevering zoals bedoeld in de wet op 24 september 2021. In een e-mail van 23 september 2021 spreekt [naam 2] weliswaar over een geplande oplevering de dag erna, van de gevel en trap, maar ook blijkt uit die e-mail dat de werkzaamheden nog niet af zijn. [naam 2] mailt dat een aantal punten van een eerdere lijst opgelost is, maar nog niet alles. Er staat nog een afspraak en werkzaamheden gepland. Daarmee is het werk dus niet klaar om te worden opgeleverd en heeft de schouw die vervolgens heeft plaatsgevonden niet de status van een oplevering. De daarbij opgemaakte puntenlijst heeft dus niet als gevolg dat [eiser in conventie] alles wat daar niet op staat heeft aanvaard en [gedaagde in conventie] daarvoor niet meer aansprakelijk kan zijn.
Conclusie: gebreken gezamenlijk maken een tekortkoming in de nakoming
7.26.
Alhoewel sommige van de vastgestelde gebreken op zichzelf te klein zijn om een tekortkoming in de nakoming op te leveren, zijn deze gebreken daarvoor gezamenlijk voldoende; met deze hoeveelheid gebreken hoefde [eiser in conventie] geen rekening te houden. [gedaagde in conventie] is dus tekort is geschoten in de nakoming van de aanneemovereenkomst met betrekking tot de trap.
II)
Verzuim
7.27.
Vervolgens is het de vraag of [gedaagde in conventie] in verzuim is. Daarvoor is in dit geval nodig dat [gedaagde in conventie] de gelegenheid heeft gekregen om de gebreken binnen een redelijke termijn te herstellen en zij dat niet heeft gedaan.
7.28.
De rechtbank oordeelt dat [gedaagde in conventie] in verzuim is. Bij brief van 2 juni 2022 heeft de gemachtigde van [eiser in conventie] [gedaagde in conventie] een termijn van veertien dagen gegeven om kenbaar te maken dat zij bereid was voor 7 juli 2022 een lijst met gebreken te herstellen en een termijn tot 7 juli 2022 gegeven om voor dat herstel zorg te dragen. In die lijst komen de hiervoor vastgestelde gebreken voor. [eiser in conventie] heeft zich niet binnen veertien dagen na die brief bereid verklaard de vastgestelde gebreken op te lossen. Ook heeft zij niet voor 7 juli 2022 de gebreken hersteld. Dit betekent dat [gedaagde in conventie] na de termijn vanaf 7 juli 2022 in verzuim is. Dat [gedaagde in conventie] in die periode initiatief heeft genomen tot overleg en later ook overleg heeft plaatsgevonden tussen partijen zuivert dit verzuim van [gedaagde in conventie] niet. Het geven van nadere termijnen tot nakoming aan [gedaagde in conventie] die al in verzuim is, betekent niet dat de [eiser in conventie] haar rechten met betrekking tot het verzuim van [gedaagde in conventie] heeft verwerkt. [1]
III)
Schade
7.29.
Daarmee is de rechtbank toegekomen aan de vraag welke schade [eiser in conventie] heeft geleden door de tekortkoming in de aannemingsovereenkomst.
7.30.
[eiser in conventie] heeft als schadevergoeding voor de herstelkosten primair € 61.139,35 gevorderd zoals geraamd door Groot Partners en subsidiair € 18.920 zoals geraamd door CED. Beide experts zeggen dat de trap volledig gedemonteerd moeten worden. CED is echter geen aannemer. Groot Partners is een architectenbureau en kan beter inschatten wat herstel gaat kosten. Groot Partners heeft ook kosten opgenomen die CED niet heeft opgenomen, bijvoorbeeld voor bouwvoorzieningen, die ook gemaakt moeten worden. Als [gedaagde in conventie] het zelf zou hebben hersteld wordt geen winst in rekening wordt gebracht.
7.31.
[gedaagde in conventie] heeft de begroting van Groot Partners betwist. Groot Partners onderschrijft het rapport van CED, maar komt tot een veel hoger bedrag.
7.32.
De rechtbank oordeelt dat [eiser in conventie] de herstelkosten van € 61.139,35 onvoldoende heeft onderbouwd. Zij heeft de verschillen tussen de geraamde kosten door beide experts van haar kant onvoldoende verklaard. Groot Partners onderschrijft in haar begroting de bevindingen van CED en legt vervolgens onvoldoende uit waarom zij tot een aanzienlijk (meer dan 3 x) hoger bedrag komt. De winst en de bouwvoorzieningen zijn daarvoor onvoldoende verklaring. Bovendien blijkt niet uit het rapport van CED dat zij daarbij geen rekening hebben gehouden met winstmarges en of en zo ja in welke mate ze rekening hebben gehouden met bouwvoorzieningen. Uit het rapport van Groot Partners is op te maken dat zij de kosten hebben geraamd voor het plaatsen van een nieuwe trap, waar CED uitgaat van de kosten voor het demontage, herstel en terugplaatsing van de huidige trap. Dat lijkt ook het grootste verschil in de hoogte van de herstelkosten te verklaren. [eiser in conventie] heeft onvoldoende onderbouwd waarom, in afwijking van het rapport van CED, het plaatsen van een nieuwe trap noodzakelijk zou zijn. De rechtbank vindt de begroting van Groot Partners niet méér betrouwbaar of méér deskundig dan die van CED. Omdat [eiser in conventie] onvoldoende heeft uitgelegd waarom zijn schade aan de hand van de hogere begroting van Groot Partners moet worden vastgesteld, sluit de rechtbank voor de herstelkosten aan bij de lagere begroting van CED. Daarbij betrekt de rechtbank de bedragen onder A t/m I van het rapport, met uitzondering van F. Post F ziet op te dunne traptreden die, zoals hiervoor geoordeeld, geen gebrek aan de trap opleveren. De posten J en K zien niet op de trap en komen niet voor toewijzing in aanmerking. Dit betekent dat [eiser in conventie] recht heeft op een schadevergoeding voor herstelkosten van € 11.920.
Geen wettelijke handelsrente, wel wettelijke rente
7.33.
De gevorderde wettelijke handelsrente komt niet voor toewijzing in aanmerking omdat het hier gaat om een schadevergoeding. De gewone wettelijke rente is toewijsbaar zoals gevorderd vanaf de datum van dit vonnis.
Verwijzing naar schadestaat
7.34.
[eiser in conventie] vordert ook een verwijzing naar een andere procedure, de schadestaatprocedure, voor de vaststelling van verdere schade die hij heeft geleden of zal lijden. [eiser in conventie] heeft gesteld dat hij schade zal leiden als de trap wordt hersteld. De trap kan dan niet gebruikt worden en daarmee ook een deel van de showroom niet. De huurder van [eiser in conventie] zal daardoor inkomensschade lijden en dit verhalen op [eiser in conventie] .
7.35.
De rechtbank oordeelt dat [eiser in conventie] hiermee de mogelijkheid van verdere schade voldoende aannemelijk heeft gemaakt, wat genoeg is voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure. De vordering van [eiser in conventie] op dit punt wordt toegewezen.
Conclusie conventie
7.36.
De vordering onder I wordt toegewezen in die zin dat de rechtbank voor recht verklaart dat de trap niet conform de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst en ondeugdelijk is. De vordering onder II tot betaling van € 61.139,35 wordt toegewezen voor € 11.920 (inclusief btw) en voor het meerdere afgewezen. Omdat [eiser in conventie] zich in reconventie op verrekening heeft beroepen, wordt dat bedrag verrekend met de toe te wijzen vordering van [gedaagde in conventie] op [eiser in conventie] (zie hierna onder 7.54). Aan de (meer)subsidiaire vorderingen onder III en IV komt de rechtbank niet toe. De verwijzing naar de schadestaatprocedure onder V wordt toegewezen.
De proceskosten in conventie
7.37.
[gedaagde in conventie] wordt als de grotendeels in het ongelijke gestelde partij in conventie in de proceskosten van [eiser in conventie] veroordeeld. Deze kosten worden begroot op
- dagvaarding € 135,97
- griffierecht € 1.325,00
- salaris advocaat € 1.228,00 (2 punten × tarief € 614)
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.866,97
in reconventie
Factuur voor levering en montage van de trap
7.38.
[gedaagde in conventie] vordert ten eerste betaling van de factuur “3e termijn na levering en montage trap”. Het gaat om een bedrag van € 21.175,00 inclusief btw.
7.39.
[eiser in conventie] betwist niet dat hij deze factuur verschuldigd is, maar voert aan dat de factuur nog niet opeisbaar is. Volgens [eiser in conventie] moet eerst een deugdelijke trap worden geleverd en worden gemonteerd voordat deze factuur opeisbaar is. Daar is nog niet aan voldaan. Er heeft geen oplevering plaatsgevonden. Er zijn gebreken en die zijn nog niet hersteld. [gedaagde in conventie] is daarmee in verzuim en omdat [gedaagde in conventie] in verzuim verkeert, kon [eiser in conventie] niet meer in verzuim raken met deze factuur, aldus [eiser in conventie] .
7.40.
Het verweer van [eiser in conventie] slaagt niet. Tussen partijen is niet in geschil dat zij een facturatieschema zijn overeengekomen waarbij de derde termijn betaald moest worden na levering en montage van de trap. [eiser in conventie] heeft de trap geleverd en gemonteerd, zodat de factuur opeisbaar is geworden en [eiser in conventie] de factuur dient te voldoen. De trap is in 2021 ook in gebruik genomen. Het leveren van de trap is niet hetzelfde als een oplevering zoals hiervoor besproken. Dat de trap gebreken kende, maakt het voorgaande niet anders. [eiser in conventie] moet het gevorderde bedrag van € 21.175 dan ook betalen.
Geen wettelijke handelsrente, wel wettelijke rente
7.41.
[gedaagde in conventie] heeft wettelijke handelsrente over dit bedrag gevorderd, omdat tussen partijen sprake is van een handelsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 6:119a BW. [eiser in conventie] heeft dit betwist en aangevoerd dat hij een particulier is en alleen de gewone wettelijke rente kan worden toegewezen.
7.42.
De wettelijke handelsrente is van toepassing op transacties uit handelsovereenkomsten. Een handelsovereenkomst is een overeenkomst om baat die een of meer van de partijen verplicht iets te geven of te doen en die tot stand is gekomen tussen een of meer natuurlijke personen die handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf of rechtspersonen. [2] Omdat het Nederlandse wetsartikel een uitwerking is van Europese regels moet de bepaling aan de hand van het Europees recht worden uitgelegd. Volgens Europese rechtspraak moet het gaan om een handelstransactie: een transactie die is aangegaan in de uitoefening van een gestructureerde en duurzame zelfstandige economische of beroepsmatige activiteit van een onderneming. Bij de beoordeling of sprake is van een handelstransactie moet worden gekeken naar alle omstandigheden van het geval. [3]
7.43.
De rechtbank oordeelt dat niet kan worden vastgesteld dat aan genoemd kader is voldaan. [gedaagde in conventie] is een rechtspersoon, [eiser in conventie] handelde in eigen naam en niet als rechtspersoon. Dat [eiser in conventie] een bedrijfspand verhuurt aan een bedrijf en in dit kader een aanzienlijke investering maakt met de aanneemsom zijn aanwijzingen voor handelen in de uitoefening van een bedrijf. Maar dat het daarbij gaat om een “gestructureerde en duurzame zelfstandige economische of beroepsmatige activiteit van een onderneming” kan de rechtbank niet vaststellen. [eiser in conventie] moet dus de gewone wettelijke rente over de factuur betalen.
7.44.
De wettelijke rente gaat in vanaf het moment dat [eiser in conventie] met de betaling van de factuur in verzuim is. [gedaagde in conventie] heeft zich op het standpunt gesteld dat [eiser in conventie] in verzuim is omdat de betaaltermijn, die als fatale termijn moet worden gezien, is overschreden. De rechtbank oordeelt anders. Een betaaltermijn kán een fatale termijn zijn, als die betaaltermijn tussen partijen overeen is gekomen. Alleen het (eenzijdig) hanteren van een betaaltermijn op de facturen is daarvoor onvoldoende. Dat partijen een betaaltermijn overeen zijn gekomen heeft [gedaagde in conventie] niet gesteld en is de rechtbank uit het dossier niet gebleken. Bij gebrek aan andere aanknopingspunten merkt de rechtbank de brief van 21 juni 2024 van de gemachtigde van [gedaagde in conventie] aan als (eerste) ingebrekestelling. Daarin wordt [eiser in conventie] een termijn van zeven dagen gegeven om alsnog te betalen. Dat heeft [eiser in conventie] niet gedaan dus was hij per 29 juni 2024 in verzuim. Vanaf die datum is hij de wettelijke rente over de factuur verschuldigd.
Meerwerkfactuur
7.45.
Daarnaast vordert [gedaagde in conventie] betaling van een factuur van € 12.623,74. Dit betreft de factuur voor het meerwerk. [gedaagde in conventie] heeft op 23 september 2021 een meer- en minderwerkoverzicht gestuurd. Het saldo moet [eiser in conventie] betalen, zo zegt [gedaagde in conventie] .
7.46.
[eiser in conventie] vindt niet dat hij deze factuur moet betalen. Volgens [eiser in conventie] heeft [gedaagde in conventie] gezegd dat hij deze factuur zou schrappen. Verder is de factuur onjuist, omdat diverse meerwerkposten helemaal niet van tevoren met [eiser in conventie] zijn besproken en/of door hem zijn geaccordeerd.
7.47.
Uit artikel 7:755 BW volgt dat de aannemer voor extra werk boven op de oorspronkelijke aanneemovereenkomst alleen een verhoging van de prijs kan vorderen als hij de opdrachtgever op tijd heeft gewaarschuwd dat door het extra werk extra kosten voor de opdrachtgever zouden ontstaan. De achtergrond hiervan is dat de aannemer de opdrachtgever op tijd op de financiële consequenties van gewenste extra werkzaamheden moet wijzen, zodat de opdrachtgever eventueel nog van die extra werkzaamheden kan afzien. Als de opdrachtgever de financiële consequenties van de extra werkzaamheden zelf had moeten begrijpen, dan hoeft de aannemer niet te waarschuwen. Omdat [gedaagde in conventie] betaling wil voor het meerwerk moet zij feiten aandragen en onderbouwen waaruit blijkt dat dat [eiser in conventie] opdracht heeft gegeven voor het meerwerk en dat [gedaagde in conventie] hem tijdig heeft gewezen op de prijsverhoging of dat de uitzondering zich hier voordoet.
7.48.
[gedaagde in conventie] heeft ter onderbouwing van haar vordering op dit punt verwezen naar het meer- en minderwerkoverzicht bij de e-mail van 23 september 2021 aan [eiser in conventie] . Deze e-mail van [gedaagde in conventie] zelf zegt niets over of [eiser in conventie] haar opdracht heeft gegeven voor het meerwerk. Ook kan daaruit niet worden afgeleid dat [gedaagde in conventie] hem
tijdigheeft gewaarschuwd voor de prijsverhoging. De e-mail is namelijk één dag voor 24 september 2021, de geplande oplevering, verzonden. Het is niet aannemelijk dat [eiser in conventie] op dat moment nog een reële keuze had om van het meerwerk af te zien. Omdat [gedaagde in conventie] onvoldoende heeft onderbouwd dat aan de hiervoor geschetste eisen voor betaling van meerwerk is voldaan, wordt het gevorderde bedrag van de meerwerkfactuur afgewezen. Of afgesproken zou zijn de factuur te schrappen, wat [gedaagde in conventie] heeft betwist, hoeft gezien deze uitkomst niet meer besproken te worden.
Bevrijding van de verplichting tot nakoming
7.49.
[gedaagde in conventie] stelt dat [eiser in conventie] nakoming heeft afgehouden en dat hij in schuldeisersverzuim verkeert. [gedaagde in conventie] verzoekt de rechtbank om haar in lijn met artikel 6:60 BW te bevrijden van de (eventuele) verplichting om de punten waarover [eiser in conventie] in dit geschil heeft geklaagd te herstellen. Dit verzoek wordt afgewezen. De rechtbank heeft namelijk hiervoor beslist dat [gedaagde in conventie] in verzuim is geraakt door de gebreken aan de trap niet te herstellen, ondanks dat hij daartoe in de brief van 2 juni 2022 in de gelegenheid is gesteld (zie hiervoor onder 7.28). Dat [eiser in conventie] [gedaagde in conventie] heeft afgehouden van nakoming voordat [gedaagde in conventie] in verzuim is geraakt, is niet gebleken. Voor zover [gedaagde in conventie] zijn verzuim daarna heeft willen zuiveren, mocht [eiser in conventie] nakoming weigeren, omdat niet is gebleken dat [gedaagde in conventie] een aanbod heeft gedaan tot nakoming inclusief vergoeding van kosten en schade. [4] Er is dus geen sprake van schuldeisersverzuim aan de zijde van [eiser in conventie] .
De buitengerechtelijke incassokosten
7.50.
[gedaagde in conventie] maakt aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.192,93. [eiser in conventie] heeft deze kosten niet bestreden. De rechtbank vindt dat [gedaagde in conventie] voldoende heeft onderbouwd dat zij werkzaamheden heeft verricht of laten verrichten om de vordering bij [eiser in conventie] te innen, voordat de procedure bij de rechtbank is gestart. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en de daarin genoemde berekeningswijze voor de kosten van dit soort werkzaamheden is van toepassing. De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen voor € 986,75 op basis van het toewijsbare bedrag van € 21.175, dat lager is dan waar [gedaagde in conventie] vanuit is gegaan.
De proceskosten in reconventie
7.51.
[eiser in conventie] is grotendeels in het ongelijk gesteld in reconventie en moet daarom de proceskosten van [gedaagde in conventie] betalen. Deze kosten begroot de rechtbank op
- griffierecht € 2.889,00
- salaris advocaat € 786,00 (0,5 × 2 × € 786)
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 3.853,00
In conventie en in reconventie
Verrekening
7.52.
[eiser in conventie] heeft in reconventie een beroep gedaan op verrekening; voor zover hij [gedaagde in conventie] nog een bedrag aan hoofdsom moet betalen, wil hij dit bedrag verrekenen met de vordering in conventie. [gedaagde in conventie] vindt dat de verrekening moet worden afgewezen omdat de gegrondheid ervan niet eenvoudig kan worden vastgesteld.
7.53.
Verrekening kan op grond van artikel 6:127 lid 2 BW als de schuldenaar een prestatie te vorderen heeft die beantwoordt aan haar schuld jegens dezelfde wederpartij en zij bevoegd is zowel tot betaling van de schuld als tot het afdwingen van de betaling van de vordering.
7.54.
De rechtbank kán op grond van 6:136 BW aan een verrekeningsverweer voorbij gaan, maar ziet daarvoor in dit geval geen aanleiding; de gegrondheid van het verweer is, zeker gezien de beoordeling in conventie, voldoende eenvoudig vast te stellen. Aan de hiervoor genoemde eisen wordt in dit geval voldaan, omdat [eiser in conventie] een opeisbare vordering op [gedaagde in conventie] heeft en andersom, uit dezelfde aanneemovereenkomst. De toewijsbare hoofdsommen in conventie en reconventie worden dus verrekend. Omdat het bedrag dat [eiser in conventie] van [gedaagde in conventie] moet ontvangen lager is dan het bedrag dat [eiser in conventie] aan [gedaagde in conventie] moet betalen, wordt de toegewezen vordering van [eiser in conventie] op [gedaagde in conventie] helemaal door verrekening voldaan. [eiser in conventie] moet na verrekening nog (€ 21.175 - € 11.920 =) € 9.255 (inclusief btw) betalen aan [eiser in conventie] , te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 29 juni 2024.

8.De beoordeling in de vrijwaringszaak

8.1.
Daarmee is de rechtbank toegekomen aan de vorderingen in de vrijwaring.
8.2.
[gedaagde partij] wil in vrijwaring zijn geleden schade (als gevolg van de aansprakelijkheid jegens [eiser in conventie] ) verhalen op [eisende partij] . [gedaagde partij] legt aan haar vorderingen in vrijwaring ten grondslag dat [eisende partij] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [gedaagde partij] , namelijk door niet een (deugdelijke) trap te leveren en te monteren.
8.3.
[eisende partij] is het daar niet mee eens. Volgens [eisende partij] is de trap deugdelijk. Ook is [eisende partij] altijd bereid geweest om kleine punten aan de trap te herstellen. Na het laatste overleg op 14 oktober 2022 zou [eisende partij] nog van [gedaagde partij] horen wanneer zij de laatste punten in orde zou moeten maken, maar [eisende partij] heeft niets meer gehoord. Zij is dus niet in de gelegenheid gesteld om eventuele punten te herstellen.
8.4.
De rechtbank oordeelt als volgt. De vrijwaringsprocedure is materieel een zelfstandige procedure; [gedaagde partij] moet zelfstandige grondslagen voor de rechtsverhouding tussen haar en [eisende partij] aanvoeren en onderbouwen die haar vordering kunnen dragen. Voor zowel de primaire vordering tot vergoeding van de schade als de subsidiaire vordering tot ontbinding is een tekortkoming van [eisende partij] vereist, en in dit geval ook verzuim. [eisende partij] moet dus een redelijke termijn hebben gekregen waarbinnen zij de gebreken nog kon herstellen, waarvan zij geen gebruik heeft gemaakt. Daarvan is niet gebleken. De brief van 16 juli 2024 kwalificeert niet als een ingebrekestelling, omdat in die brief geen herstelmogelijkheid is geboden, maar is verzocht tot erkenning van aansprakelijkheid. Dat [eisende partij] op een andere manier in verzuim zou zijn geraakt is niet gesteld en blijkt ook niet uit het dossier. De vorderingen in vrijwaring worden dus afgewezen.
8.5.
[gedaagde partij] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [eisende partij] veroordeeld. Deze kosten begroot de rechtbank op:
- griffierecht € 2.889,00
- salaris advocaat € 2.428,00 (2 punten × € 1.214,00)
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 5.495,00

9.De beslissing

in de hoofdzaak
in conventie
9.1.
verklaart voor recht dat de trap niet conform de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst en ondeugdelijk is,
9.2.
verwijst de vordering voor de gevolgschade door herstel van de trap naar de schadestaat,
9.3.
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de proceskosten [eiser in conventie] , begroot op € 2.866,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde in conventie] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
9.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
9.5.
wijst, na verrekening zoals geoordeeld in 7.54, het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
9.6.
veroordeelt [eiser in conventie] tot betaling van € 9.255,00 aan [gedaagde in conventie] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juni 2024,
9.7.
veroordeelt [eiser in conventie] in de buitengerechtelijke incassokosten van € 986,75,
9.8.
veroordeelt [eiser in conventie] in de proceskosten [gedaagde in conventie] , begroot op € 3.853,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser in conventie] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
9.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
9.10.
wijst, na verrekening zoals geoordeeld in 7.54, het meer of anders gevorderde af,
in de vrijwaringszaak
9.11.
wijst het gevorderde af,
9.12.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten van [eisende partij] , begroot op € 5.495,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde partij] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
9.13.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Huber, rechter, bijgestaan door mr. P. Palanciyan, griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

2.Artikel 6:119a BW.
3.Zie ECLI:NL:PHR:2023:617 en de verwijzing daarin naar HvJ EU 15 december 2016, C-256/15, ECLI:EU:C:2016:954 (
4.Artikel 6:86 BW.