Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.[eiser 1] ,2. [eiser 2] ,3. [eiser 3] ,4. [eiser 4] ,
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
1.De procedure
2.Het rapport van de deskundige en de standpunten van partijen
3.De beoordeling
“4.30. Verkopers merken terecht op dat als vast komt te staan dat sprake is van een schending van de mededelingsplicht, de prijsvermindering na ontbinding niet gelijk is aan de door Kopers gestelde herstelkosten. Als een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst vast komt te staan, moet voor begroting van de schade in principe worden aangeknoopt bij het verschil tussen de prijs die Kopers betaald hadden als zij ervan op de hoogte waren geweest dat het pand gezien de staat van de fundering niet voor splitsing geschikt was en de huidige situatie. Verkopers betwisten dat in de koopprijs geen rekening gehouden is met de staat van de fundering, dat is volgens hen wel zo. Van een prijsverschil zal volgens Verkopers dus überhaupt geen sprake zijn. De rechtbank heeft nog onvoldoende informatie om op dit punt een oordeel te geven. Als vast komt te staan dat de koopovereenkomst gedeeltelijk kan worden ontbonden, zal de rechtbank daarom een deskundige taxateur aanwijzen om een oordeel te geven over de marktprijs van het pand tentijde van de koop met (juiste) mededeling over de staat van de fundering, dat wil zeggen als ten tijde van de verkoop het rapport Lankelma bekend zou zijn geweest. Indien en voor zover kopers meer hebben betaald dan die waarde zal sprake zijn van schade.
Uit het eindoordeel zoals aangehaald onder 2.2 blijkt dat de deskundige zijn oordeel baseert op de daar genoemde omstandigheden, waaronder de kennis die bij kopers aanwezig was en op wat zij op basis daarvan mochten verwachten. Hij heeft, zoals ook de bedoeling was dat vergeleken met de situatie dat zij ook over het rapport Lankelma zouden hebben beschikt. Dat hij hierbij een eigen oordeel over de wederzijdse onderzoeksplicht en mededelingsplicht heeft gegeven blijkt uit het rapport niet.
Indienen voor zover kopers meer hebben betaald dan die waarde zal sprake zijn van schade.” (3.30) “Nu die noodzaak bij de koop niet bekend was en in de koopprijs daarmeemogelijkgeen rekening is gehouden, is de schade het verschil tussen de betaalde koopprijs en de te taxeren waarde bij bekendheid van het rapport Lankelma.”(3.31)(vet in dit vonnis toegevoegd).
De rechtbank heeft daarmee dus uitdrukkelijk de mogelijkheid opengehouden dat er geen verschil in waarde zou zijn. Dit blijkt ook uit de vraagstelling. De eerste vraag is immers
ofer verschil is in waarde.
De deskundige is wel ingegaan op wat de kopers aanduiden als “positieve punten, waardoor kopers vertrouwden op de kwaliteit van de fundering en de woning in het algemeen”. De deskundige stelt namelijk dat uit de situatie zoals aangetroffen bij de bezichtiging geen positieve conclusie kon worden getrokken over de staat van de fundering, gezien “de absoluut merkbare scheefstand”.
Volgens kopers zou als het Lankelma-rapport aan kopers was verstrekt een zeer kleine groep geïnteresseerden overblijven, die logischerwijs bereid zou zijn aanzienlijk minder te betalen. Dit oordeel is in tegenspraak met het oordeel van de deskundige, die immers tot de conclusie is gekomen dat het Lankelma-rapport geen invloed heeft op de waarde.
Het is aan de deskundige om zijn onderzoeksmethode te bepalen en dus om te bepalen of marktonderzoek nodig is; hier heeft de deskundige dat niet nodig geoordeeld.