ECLI:NL:RBAMS:2025:1020

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
751877
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake schadevergoeding na brand van een Porsche en de geldigheid van de verzekeringsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 maart 2025 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen [eiser] en de naamloze vennootschap Ansvar Verzekeringsmaatschappij N.V. over de schadevergoeding na een brand van een Porsche 911. [eiser] had een premium autoverzekering afgesloten bij Ansvar, maar na de brand op 16 juli 2021 heeft Ansvar de verzekering opgezegd per 30 september 2021, wat [eiser] betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsovereenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd, omdat Ansvar dit niet langer betwist. Daarnaast heeft de rechtbank artikel 3.11 van de autopolis voorwaarden vernietigd, omdat dit beding onredelijk bezwarend is voor de consument. De rechtbank heeft besloten een deskundige te benoemen om de omvang van de schade aan de Porsche vast te stellen, en heeft Ansvar opgedragen het voorschot voor de deskundige te betalen. De vordering van [eiser] om stallingskosten vergoed te krijgen is afgewezen, omdat deze kosten niet onder de dekking van de polis vallen. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling na het deskundigenonderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/751877 / HA ZA 24-611
Vonnis van 5 maart 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat: mr. J.A.M. van de Sande,
tegen
de naamloze vennootschap
ANSVAR VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ N.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
advocaat: mr. M. Smit.
Partijen zullen hierna [eiser] en Ansvar worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
In het dossier zitten de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 31 mei 2024;
- de akte houdende producties I t/m X;
- de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie met producties 1 t/m 14;
- de conclusie van antwoord in reconventie met productie XI;
- het tussenvonnis van 2 oktober 2024, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte houdende vermeerdering van eis in conventie.
1.2.
Op 17 januari 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Ter zitting is mr. Van de Sande namens [eiser] verschenen. [eiser] zelf is niet op de zitting verschenen. Namens Ansvar is de heer [naam 1] verschenen, bijgestaan door
mr. Smit.
1.3.
Door de griffier zijn aantekeningen gemaakt van de zitting. Mr. Smit heeft gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die hij op de zitting aan de rechtbank heeft overgelegd. Deze zijn daarmee onderdeel geworden van het procesdossier. Mr. Van de Sande heeft ter zitting kunnen reageren op de spreekaantekeningen van mr. Smit.
1.4.
Aan het einde van de zitting heeft de rechtbank partijen meegedeeld dat op 5 maart 2025 een tussenvonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
Op 20 augustus 2018 heeft [eiser] via zijn tussenpersoon Turien & Co Assuradeuren (hierna: Turien) bij Ansvar een premium autoverzekering afgesloten voor zijn Porsche 911 3.8 Turbo S (hierna: de Porsche).
2.2.
Op de verzekeringsovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing, waaronder de Voorwaarden Premium Auto Polis, model PRM 20181101 (hierna: de autopolis voorwaarden) en de Algemene voorwaarden Motorrijtuigenverzekering, model PRR 20181101 (hierna: de algemene voorwaarden).
2.3.
Voor zover relevant is in artikel 3.1.2 van de autopolis voorwaarden opgenomen:

De onderstaande zaken zijn boven de verzekerde som meeverzekerd:
(…) - de kosten van noodzakelijke bewaking en noodzakelijk vervoer van het motorrijtuig naar de dichtstbijzijnde garage of reparateur, waar de door deze verzekering gedekte beschadiging kan worden hersteld, voor zover dit niet al verzekerd is op de hulpverleningsdekking van de polis;(…)”
2.4.
Verder bepaalt artikel 3.11 van de autopolis voorwaarden:

Als u een geschil heeft met de door ons ingeschakelde expert heeft u het recht om een contra-expert in te schakelen. Bij verschil van mening tussen beide experts zullen zij samen een derde expert, de arbiter, benoemen. De arbiter moet een expert zijn die bij Nivre (…), VRT (…), TMV (…) of FEHAC (…) is aangesloten. De arbiter mag geen taxateur zijn. De schadevaststelling van de arbiter is bindend. (...) Van de kosten van de arbiter betalen u en wij ieder de helft.
2.5.
Tot slot is in artikel 4.2 van de autopolis voorwaarden nog het volgende opgenomen:

Het recht op hulp ontstaat als het motorrijtuig en/of aangekoppelde aanhanger door een ongeval, brand of ander van buiten komend onheil (waaronder niet is begrepen het enkel tot stilstand komen als gevolg van een mechanisch gebrek) niet meer kan rijden en/of de bestuurder en de andere inzittenden door dit ongeval niet in staat zijn het motorrijtuig verder te besturen. De hulpverlening omvat:
1.
Het vervoer van het beschadigde motorrijtuig en/of aanhanger naar een door de verzekerde te bepalen adres in Nederland;(…)”
2.6.
Op 16 juli 2021 is de Porsche beschadigd geraakt door brand(stichting). Deze schade heeft [eiser] destijds bij Turien gemeld en [eiser] heeft haar verzocht de schade te vergoeden. Hierop heeft Turien op 18 augustus 2021 een brief naar [eiser] gestuurd, met de mededeling dat de verzekering is opgezegd per 30 september 2021 vanwege vier gemelde schades in de gehele verzekeringsperiode.
2.7.
Ansvar heeft opdracht gegeven aan Dekra Automotive (hierna: Dekra) om onderzoek te doen naar aard, oorzaak en omvang van de brand. Uiteindelijk heeft de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ), werkzaam bij Dekra, een schaderapport opgesteld op
28 februari 2022. [naam 2] heeft geconcludeerd dat op basis van de polis/aanschafwaarde van de Porsche (€ 211.000) het voertuig niet totaal verloren gaat en alsnog gerepareerd kan worden voor een bedrag van € 56.570,54.
2.8.
[eiser] heeft op zijn beurt door de heer [naam 3] (hierna: [naam 3] ) van [internetsite] een schaderapport laten opstellen. [naam 3] komt in zijn rapport van
25 maart 2022 tot de conclusie dat er sprake is van totaal verlies, waardoor hij de schade begroot op de verzekerde som van € 287.121.
2.9.
Vervolgens is er discussie ontstaan over de omvang van de schade en hoe deze definitief moet worden vastgesteld. Daarnaast zijn partijen het ook niet eens over de vraag of [eiser] aanspraak kan maken op vergoeding van stallingskosten.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eiser] vordert na eisvermeerdering – samengevat – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat de verzekeringsovereenkomst niet rechtsgeldig per
30 september 2021 is opgezegd en Ansvar te veroordelen om haar verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst jegens [eiser] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis na te komen;
voor recht te verklaren dat artikel 3.11 van de autopolis voorwaarden nietig is, dan wel dit artikel te vernietigen, voor zover dit betrekking heeft op de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de derde expert en de verdeling van de kosten van de derde-expert;
(primair)voor recht te verklaren dat Ansvar moet instemmen met de benoeming van één van de door [eiser] voorgestelde deskundigen, zijnde de heer
W. Steenbakker, de heer F. Bolsenbroek of de heer R. Henneveld, als derde expert die de schade aan de Porsche zal vaststellen met inachtneming van de polisvoorwaarden en de schadebegrotingen van [naam 2] en [naam 3] ;
(subsidiair)een onafhankelijke en onpartijdige deskundige, waaronder verstaan dient te worden een deskundige die niet meer dan sporadisch werkzaamheden uitvoert in opdracht van verzekeraars, te benoemen die als derde expert/arbiter de schade aan de Porsche zal vaststellen met inachtneming van de autopolis voorwaarden en de schadebegrotingen van [naam 2] en [naam 3] , waarbij wordt bepaald dat de kosten voor rekening van Ansvar komen;
Ansvar te veroordelen tot betaling van de door [eiser] gemaakte stallingskosten van € 19.040,80, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarden tot de dag van volledige betaling;
Ansvar te veroordelen tot betaling van de (na)kosten van deze procedure.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat Ansvar de verzekeringsovereenkomst niet goed nakomt en de afwikkeling van de schade blokkeert. Volgens [eiser] moet op grond van de autopolis voorwaarden een arbiter worden ingeschakeld, zodat deze de schade kan bepalen. Ansvar moet hiervoor kiezen uit de door [eiser] voorgestelde deskundigen. Ansvar kan zich niet beroepen op de kwaliteitseisen voor de derde expert die zijn opgenomen in artikel 3.11 van de auto polisvoorwaarden. Deze eisen zijn, net als de bepaling over de vergoeding van de kosten van de derde expert, in strijd met artikel 7:959 Burgerlijk Wetboek (BW) en daarmee nietig, dan wel vernietigbaar. Wanneer de rechtbank [eiser] daarin niet volgt, vordert [eiser] dat de rechtbank een deskundige benoemt die aan de hiervoor onder c
subsidairgestelde voorwaarden voldoet. Verder moet Ansvar volgens [eiser] ook nog de door hem gemaakte stallingskosten betalen op grond van de autopolis voorwaarden. De Porsche staat volgens hem al langdurig in een stalling doordat Ansvar de schadeafwikkeling vertraagt.
3.3.
De opzegging van de verzekeringsovereenkomst is volgens [eiser] ook niet rechtsgeldig. Volgens hem bevat de brief van 18 augustus 2021 geen gemotiveerde gronden voor opzegging en [eiser] heeft deze brief bovendien nooit ontvangen. Pas achteraf vernam [eiser] via de RDW dat zijn auto niet meer verzekerd was.
3.4.
Ansvar voert verweer. Ansvar concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] . Ansvar vordert daarnaast veroordeling van [eiser] – uitvoerbaar bij voorraad – in de (na)kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5.
Volgens Ansvar kunnen de vorderingen op inhoudelijke gronden worden afgewezen. Zo voert Ansvar aan dat de arbitrageregeling uit de autopolis voorwaarden niet van toepassing is, omdat er helemaal geen contra-expertise is uitgevoerd. Het rapport van [naam 3] is namelijk niet als contra-expertise aan te merken. Bovendien voldoen de voorgestelde deskundigen niet aan de voorwaarden die worden gesteld in de autopolis voorwaarden. [eiser] kan onder de polis ook geen aanspraak maken op vergoeding van de door hem gemaakte stallingskosten.
3.6.
Met betrekking tot de opzegging van de verzekering stelt Ansvar nog dat zij het ongeloofwaardig vindt dat de opzeggingsbrief en de voor die tijd verstuurde waarschuwingen [eiser] niet hebben bereikt, maar dat zij zich gezien de op haar rustende bewijslast erbij neerlegt. Dit betekent dat de verzekeringsovereenkomst niet per
30 september 2021 is geëindigd. De Porsche is dus nog gewoon verzekerd, maar dat betekent volgens Ansvar ook dat [eiser] nog premie verschuldigd is aan Ansvar. Dat is dan ook de reden dat Ansvar tegenvorderingen instelt.
In reconventie
3.7.
Ansvar vordert – samengevat – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[eiser] te veroordelen tot betaling van de verschuldigde premie vanaf
30 september 2021, zolang de verzekering nog voortduurt;
[eiser] te veroordelen in de (na)kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.8.
[eiser] voert verweer.
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie
De verzekeringsovereenkomst is niet per 30 september 2021 geëindigd.
4.1.
Zoals hiervoor is vermeld, vordert [eiser] voor recht te verklaren dat de verzekeringsovereenkomst niet rechtsgeldig per 30 september 2021 is opgezegd. De rechtbank zal deze vordering toewijzen omdat Ansvar dit niet langer betwist.
4.2.
De vordering van [eiser] om Ansvar te veroordelen om haar verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst binnen twee dagen na betekening van dit vonnis na te komen, zal worden afgewezen. Niet valt in te zien dat [eiser] een belang heeft bij toewijzing van deze vordering, waar Ansvar erkent dat de verzekeringsovereenkomst niet is geëindigd per
30 september 2021.
Artikel 3.11 is onredelijk bezwarend en zal worden vernietigd
4.3.
[eiser] vordert vervolgens voor recht te verklaren dat artikel 3.11 van de autopolis voorwaarden nietig is, dan wel vernietigd moet worden, voor zover dit betrekking heeft op de eisen die worden gesteld aan de derde expert en de verdeling van de kosten daarvan. De rechtbank zal artikel 3.11 vernietigen en wel om de hiernavolgende redenen.
4.4.
[eiser] is consument en Ansvar is een financiële dienstverlener die bedrijfsmatig handelt. Daarom moet de rechtbank ambtshalve onderzoeken of de bedingen uit de autopolis voorwaarden niet oneerlijk zijn in de zin van Richtlijn 93/12/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn). Een kernbeding als bedoeld in artikel 4 lid 2 van de richtlijn is uitgezonderd van deze ambtshalve toets, zolang een kernbeding wel transparant is. Artikel 3.11 van de autopolis voorwaarden is echter geen kernbeding. Het beding omschrijft of bakent de omvang van de dekking niet af, maar omvat alleen een arbitrageregeling en de verdeling van de kosten daarvan. Het beding moet dus getoetst worden aan de richtlijn op oneerlijkheid.
4.5.
Artikel 3 lid 1 van de richtlijn bepaalt dat een beding waarover niet afzonderlijk is onderhandeld als oneerlijk wordt beschouwd, wanneer dit in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. Als een beding ten nadele van de consument afwijkt van een naar Nederlands recht dwingende wetsbepaling ten aanzien van de minimaal vereiste bescherming van de consument, wordt ook dit beding als oneerlijk aangemerkt. [1]
4.6.
Wat betreft de gestelde kwaliteitseisen overweegt de rechtbank als volgt. Artikel 3.11 van de autopolis voorwaarden bevat de volgende kwaliteitseisen die Ansvar stelt aan een derde expert:

De arbiter moet een expert zijn die bij Nivre, VRT, TMV of FEHAC is aangesloten. De arbiter mag geen taxateur zijn.
4.7.
De kwaliteitseisen die gesteld worden in artikel 3.11 van de autopolis voorwaarden zijn naar het oordeel van de rechtbank niet per se nadelig voor [eiser] . Deze kwaliteitseisen hebben bijvoorbeeld geen invloed op de omvang van de premie. Daarnaast is het ook niet aannemelijk dat [eiser] door deze kwaliteitseisen wordt beperkt in zijn keuze voor een expert, nu een groot aantal experts is aangesloten bij bijvoorbeeld Nivre, VRT, TMV of FEHAC. De gestelde kwaliteitseisen zijn zelfs mede in het belang van [eiser] , omdat deze kunnen voorkomen dat hij in zee gaat met een mogelijk niet deskundige partij. Een inschrijving bij Nivre of een vergelijkbaar instituut is bovendien in ieder geval een objectieve indicator van deskundigheid. Met betrekking tot dit onderdeel van artikel 3.11 van de autopolis voorwaarden is de rechtbank van oordeel dat dit niet onredelijk bezwarend is.
4.8.
Dit oordeel pakt anders uit waar het beding gaat over de kosten van de derde expert voor het vaststellen van de schade. Artikel 7:959 lid 1 BW bepaalt onder meer dat de redelijke kosten, gemaakt voor het vaststellen van de schade, ten laste van de verzekeraar komen, ook al zou daardoor, tezamen met de vergoeding van de schade, de verzekerde som worden overschreden. Het gaat daarbij om het vaststellen van de omvang van de door de verzekering gedekte schade. De verzekerde zal die omvang moeten aantonen, en kan de kosten daarvan voor rekening van de verzekeraar brengen, zodat hij ook in dit opzicht schadeloos wordt gesteld. Volgens artikel 7:963 lid 6 BW kan van deze bepaling niet ten nadele van de verzekeringnemer of de verzekerde worden afgeweken, voor zover de daarin bedoelde kosten niet het bedrag overschrijden dat gelijk is aan de verzekerde som en de verzekeringnemer een natuurlijk persoon is die de verzekering anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf heeft gesloten. Uit de toelichting op artikel 7:959 BW blijkt dat in lid 1 aansluiting is gezocht bij (thans) artikel 6:96 lid 2, aanhef en onder b, BW. Dit betekent dat de kosten voor het vaststellen van de schade voor rekening van de verzekeraar komen indien is voldaan aan de dubbele redelijkheidstoets: zowel het maken van de kosten als de omvang van de gemaakte kosten moet redelijk zijn.
3.2.
De kostenverdeling is daarmee wel degelijk onredelijk bezwarend. De redelijke kosten van de expert komen immers op grond van artikel 7:959 BW – en in weerwil van artikel 3.11 van de autopolis voorwaarden – voor rekening van de verzekeraar. Het maakt daarbij niet uit of de consument gelijk krijgt. [2] Dit betekent dat artikel 3.11 als onredelijk bezwarend beding wordt aangemerkt. De rechtbank zal, met inachtneming van artikel 6:233 aanhef en onder a BW, artikel 3.11 vernietigen.
De rechtbank zal een deskundige (arbiter) benoemen
4.9.
Partijen zijn het er op de mondelinge behandeling over eens geworden dat een deskundige moet worden benoemd om de omvang van de schade vast te stellen. Daarbij zijn partijen het erover eens dat – ter bespoediging van de afhandeling van deze zaak – de rechtbank een deskundige zal benoemen, zonder dat zij zich eerst nog zullen uitlaten over de persoon van de deskundige en de aan deze te stellen vragen. Partijen zijn het erover eens dat de enige vraag die aan de deskundige moet worden voorgelegd luidt wat de omvang van de schade aan de Porsche is. Daarom zal al in dit tussenvonnis een deskundige worden benoemd zoals onder de beslissing vermeld, die de omvang van de schade zal vaststellen.
4.10.
Tijdens de mondelinge behandeling is al aangekondigd en toegelicht dat Ansvar het voorschot op de kosten van de deskundige zal moeten betalen. Partijen zullen zoals hierna onder de beslissing is omschreven nog in de gelegenheid worden gesteld om te reageren op een begroting van het voorschot door de deskundige.
4.11.
De rechtbank wijst er nog op dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichtingen verder uitwerken zoals hierna onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaraan de gevolgen verbinden die zij passend acht.
4.12.
Als een partij op verzoek van de deskundige of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige stuurt, moet zij daarvan ook een afschrift aan de wederpartij verstrekken.
De gevorderde stallingskosten zullen worden afgewezen.
4.13.
[eiser] vordert verder nog dat Ansvar wordt veroordeeld tot betaling van de door [eiser] gemaakte stallingskosten van € 19.040,80, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarden tot de dag van volledige betaling. Deze vordering zal worden afgewezen. Dit wordt hieronder verder toegelicht.
4.14.
[eiser] legt aan deze vordering ten grondslag dat de door hem gemaakte stallingskosten vergoed moeten worden, omdat deze gedekt zijn onder de polis. Ansvar is volgens hem op grond van artikel 3.1.2 van de autopolis voorwaarden gehouden om de kosten te vergoeden. Ansvar stelt daarentegen dat dat niet klopt, omdat [eiser] al gebruik heeft gemaakt van de hulpverleningsdekking zoals bedoeld in artikel 4.2 van de autopolis voorwaarden.
4.15.
Naar het oordeel van de rechtbank kan redelijkerwijs niet uit artikel 3.1.2. van de autopolis voorwaarden worden afgeleid dat de stallingskosten, zoals [eiser] die vordert, voor vergoeding in aanmerking komen. Ansvar wijst er terecht op dat [eiser] na de brand al een beroep heeft gedaan op hulpverlening zoals bedoeld in artikel 4.2 van de autopolis voorwaarden. Ansvar heeft (op haar kosten) de Porsche eerst naar een autoschadebedrijf vervoerd en vervolgens – op verzoek van [eiser] – naar een volgende locatie waar de Porsche gerepareerd zou kunnen worden. Van een reparatie is het daar evenwel niet gekomen en de Porsche staat kennelijk inmiddels bij één van de experts die [eiser] graag benoemd wil zien (Bolsenbroek). Al zou [eiser] daar kosten moeten maken voor de stalling, dan nog kunnen deze kosten niet worden begrepen onder het begrip “noodzakelijke bewaking” als bedoeld in artikel 3.1.2, gelezen in samenhang met artikel 4.2 van de autopolis voorwaarden. In artikel 3.1.2 gaat het immers om de kosten van noodzakelijke bewaking en vervoer naar de reparateur. Daarvan is in dit geval geen sprake.
4.16.
Daar komt bij dat Ansvar de echtheid van de facturen die [eiser] heeft overgelegd in twijfel trekt. Ansvar heeft eerder bij herhaling om deze facturen gevraagd, maar deze pas in deze procedure onder ogen gekregen. Ansvar betwist ook dat [eiser] deze facturen daadwerkelijk heeft betaald. Tegenover deze betwisting heeft [eiser] zijn vordering onvoldoende onderbouwd, waardoor niet is komen vast te staan dat [eiser] deze kosten heeft gemaakt.
In reconventie
4.17.
Op de mondelinge behandeling hebben partijen afgesproken dat de beslissing in reconventie kan worden aangehouden in afwachting van het bericht van de deskundige, dit in verband met de mogelijkheid om hun geschil alsnog via de minnelijke weg op te lossen. De rechtbank zal dus vooralsnog geen beslissing nemen op de reconventionele vordering van Ansvar.

5.De beslissing

De rechtbank:
In conventie
5.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige voor de beantwoording van de volgende vragen:
Hoeveel bedraagt naar uw deskundig oordeel de omvang van de schade aan de Porsche?
Heeft u verder nog opmerkingen die voor de beoordeling van het geschil van belang zouden kunnen zijn?
5.2.
benoemt tot deskundige:
De heer A.P.J. Verhees,
correspondentieadres: [corresp.adres] ,
bezoekadres: [bezoekadres] ,
telefoon: [telefoonnummer] ,
e-mailadres: [e-mailadres] ,
5.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
het voorschot
5.4.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:
- de deskundige moet
binnen drie wekenna de datum van deze beslissing een begroting van de kosten opgeven aan de griffie van de rechtbank, gespecificeerd naar het verwachte aantal te besteden uren, het uurtarief en de eventuele overige kosten,
- de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen,
- partijen kunnen desgewenst
binnen twee wekenna dagtekening van de brief/het bericht van de griffie schriftelijk bij de rechtbank bezwaar maken tegen de begroting,
- als niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige worden vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag,
- als wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal de hoogte van het voorschot door de rechtbank worden vastgesteld,
5.5.
bepaalt dat Ansvar het voorschot dient over te maken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
5.6.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
5.7.
bepaalt dat Ansvar - na vaststelling van het voorschot - het procesdossier in afschrift aan de deskundige moet toesturen,
5.8.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
5.9.
wijst de deskundige erop dat:
  • de deskundige voor aanvang van zijn onderzoek kennis moet nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of op te vragen bij de griffie);
  • de deskundige pas met het onderzoek kan beginnen ná het bericht van de griffier over de betaling van het voorschot, en dat een eerder begin van het onderzoek voor eigen rekening en risico van de deskundige geschiedt;
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk moet staken en contact moet opnemen met de griffier, als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn. Laat de deskundige dit na, dan geschiedt dit voor eigen rekening en risico;
  • de deskundige partijen de gelegenheid moet bieden het onderzoek aan de Porsche bij te wonen; als slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van de Porsche niet aanwezig is, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan;
  • indien partijen bij het onderzoek van de Porsche ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd;
5.10.
bepaalt dat partijen:
  • nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken als deze daarom verzoekt. Partijen moeten de eventueel aan de deskundige te verschaffen gegevens ook in afschrift aan elkaar toesturen;
  • de deskundige gelegenheid moeten geven tot het verrichten van het onderzoek, onder andere door de deskundige toegang te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen;
het schriftelijk rapport
5.11.
bepaalt dat de deskundige binnen
drie maandenna ontvangst van het schriftelijk bericht van de griffier dat het voorschot is betaald, een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in moet leveren, met een gespecificeerde declaratie;
5.12.
wijst de deskundige erop dat:
  • uit het schriftelijke rapport moet blijken waarop de deskundige zijn oordeel baseert;
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, en partijen de gelegenheid moet geven om binnen vier weken na verzending van het rapport daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden. Dit met het oog op het fundamentele recht van hoor en wederhoor;
5.13.
bepaalt dat partijen binnen vier weken nadat het conceptrapport van de deskundige aan hen is toegezonden, daarop schriftelijk kunnen reageren, en dat zij elkaar een afschrift van deze reactie moeten toezenden. Partijen krijgen bij de deskundige geen gelegenheid om op elkaars vragen en opmerkingen naar aanleiding van het conceptrapport te reageren;
overige bepalingen
5.14.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
1 oktober 2025;
5.15.
draagt de griffier op om de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
- als het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen van beide partijen op een termijn van twee weken of
- na ontvangst ter griffie van het rapport: voor conclusie na deskundigenbericht van [eiser] op een termijn van vier weken;
5.16.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad;
5.17.
houdt iedere verdere beslissing aan;
In reconventie
5.15.
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.P. Pompe en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2025.

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 10 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:198, r.o. 3.7 – 3.8.5.
2.Zie ook GC Kifid 2019-470, r.o. 4.3; GC Kifid 2024-1113, r.o. 3.7.