ECLI:NL:RBAMS:2025:1016

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
13/336419-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Polen

Op 18 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de District Court of Zamość, Second Penal Division in Polen. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1971, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende zittingen besproken, waarbij de detentieomstandigheden in Polen een belangrijk onderwerp van discussie waren. Tijdens de zitting op 24 december 2024 was de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, aanwezig, evenals de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw, mr. K. van der Vlies. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak op grond van de Overleveringswet verlengd en op 7 januari 2025 een tussenuitspraak gedaan waarin de detentieomstandigheden in de Poolse gevangenis in Barczewo aan de orde kwamen. De raadsvrouw voerde aan dat er een reëel gevaar bestond voor schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon, maar de rechtbank oordeelde dat er geen algemeen gevaar was voor de detentieomstandigheden in Barczewo. Op basis van de informatie die op 24 januari 2025 werd verstrekt, concludeerde de rechtbank dat de opgeëiste persoon waarschijnlijk niet in Barczewo zou worden gedetineerd, maar eerst in Warschau. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank staat de overlevering toe, en tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/336419-24
Datum uitspraak: 18 februari 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 25 oktober 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 september 2024 door
the District Court of Zamość, Second
Penal Division, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1971,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [penitentiaire inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 24 december 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. K van der Vlies, advocaat te Purmerend en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
De rechtbank heeft op 7 januari 2025 een tussenuitspraak gewezen waarbij het onderzoek is heropend en voor onbepaalde tijd is geschorst om op de volgende zitting de detentieomstandigheden in de penitentiaire instelling in Barczewo nader te bespreken.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste en derde lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met dertig dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding met dertig dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
De voortzetting van de behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 februari 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. K van der Vlies, advocaat te Purmerend en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak 7 januari 2025

De rechtbank stelt vast dat bij de tussenuitspraak van deze rechtbank van 7 januari 2025 [3] reeds is geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, het verweer ten aanzien van artikel 12 OLW, de strafbaarheid van het feit en artikel 11 OLW in combinatie met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU. Hetgeen de rechtbank in deze tussenuitspraak heeft overwogen kan als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat sprake is van een reëel gevaar van schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon, zowel een algemeen gevaar, als een individueel gevaar. Uit de aanvullende informatie van 24 januari 2025 volgt dat geen enkele zekerheid bestaat waar de opgeëiste persoon terecht komt na overlevering. Hij kan dus ook in de gevangenis in Barczewo worden geplaatst en uit het
Report of the Commissioner for Human Rights on the Activities of the National Mechanism for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment in Poland in 2022 [4] volgt dat in die gevangenis vermoedelijk sprake is van een inhumane behandeling van gedetineerden, waarbij zelfs martelingen worden toegepast. Verder is sprake van intimidatie, dwang en vernedering en zijn er indicaties dat direct noodzakelijke medische hulp uitblijft. Het individuele gevaar wordt nog eens versterkt, omdat de opgeëiste persoon een erg kwetsbare gezondheid heeft. Daarom moet de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat met de aanvullende informatie van 24 januari 2025 voldoende is komen vast te staan dat de opgeëiste persoon niet terecht komt in de gevangenis in Barczewo , waar de rechtbank onderzoek naar de detentieomstandigheden heeft laten doen.
De rechtbank verwijst allereerst naar haar overwegingen ten aanzien van de detentieomstandigheden in de tussenuitspraak van 7 januari 2025, waarin het verweer ten aanzien van de medische omstandigheden in Poolse gevangenissen is verworpen.
In de aanvullende informatie van 24 januari 2025 staat dat het lastig te bepalen is, maar dat als een inschatting gemaakt moet worden waar de opgeëiste persoon na overlevering aan Polen gedetineerd zal worden dit waarschijnlijk eerst in een detentie-instelling in Warschau zal zijn en daarna in een detentie-instelling in zijn vroegere woonplaats. Daarom is de kans dat hij in de gevangenis in Barczewo wordt geplaatst laag.
De rechtbank overweegt dat zij eerder in een andere zaak [5] vragen heeft gesteld over de detentieomstandigheden in Barczewo . Daarom is in deze zaak door het openbaar ministerie gevraagd waar de opgeëiste persoon wordt gedetineerd. De rechtbank heeft in voornoemde zaak op 14 februari 2025 een uitspraak gedaan [6] , waarin zij tot het oordeel komt dat er geen algemeen gevaar wordt aangenomen voor de detentieomstandigheden in de gevangenis in Barczewo . Derhalve is de vraag of de opgeëiste persoon na overlevering in de gevangenis in Barczewo wordt gedetineerd niet langer relevant. Een garantie dat hij daar niet zal worden gedetineerd is dus niet nodig.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 285 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 7 en 12 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court of Zamość,, Second Penal Division(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. B. van Galen en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 18 februari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
4.Zie bip.brpo.gov.pl/sites/default/files/2023-12/NMPT_Annual_Report_2022.pdf.
5.Rb. Amsterdam d.d. 16 januari 2025 (ECLI:NL:RBAMS:2025:326).