ECLI:NL:RBAMS:2024:994

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
C/13/745541 / KG ZA 24-64
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot voortzetting van bankrelatie en verbod op opname persoonsgegevens in Intern Verwijzingsregister

In deze zaak heeft eiseres, die als bestuurder van de Stichting Internationale Steun Rechtstreeks Aan Armen (Stichting ISRAA) fungeert, een kort geding aangespannen tegen de coöperatie Rabobank U.A. De eiseres vordert dat de Rabobank haar bankrelatie met haar in privé voortzet en haar persoonsgegevens niet opneemt in het Intern Verwijzingsregister (IVR). De achtergrond van de zaak ligt in de beëindiging van de bankrelatie door Rabobank, die dit deed op basis van vermeende risico's met betrekking tot witwassen en terrorismefinanciering, gerelateerd aan de activiteiten van de Stichting ISRAA. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van eiseres toewijsbaar zijn, omdat het belang van eiseres bij voortzetting van de bankrelatie zwaarder weegt dan de belangen van Rabobank. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat eiseres pas recentelijk als bestuurder is aangetreden en dat er onvoldoende bewijs is dat zij op de hoogte was van de activiteiten die aanleiding gaven tot de beëindiging van de bankrelatie. De rechter heeft Rabobank opgedragen de bankrelatie met eiseres voort te zetten en haar persoonsgegevens niet in het IVR op te nemen, en heeft Rabobank veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/745541 / KG ZA 24-64 EAM/TF
Vonnis in kort geding van 22 februari 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres bij dagvaarding van 26 januari 2024,
advocaten mr. S.M.Y. van de Graaff en mr. O.Y. Vrijhoef te Amsterdam,
tegen
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
statutair gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te Utrecht,
gedaagde,
advocaten mr. R. Vermaire en mr. R.E. Groot te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Rabobank worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Ter zitting van 8 februari 2024 heeft [eiseres] de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. Rabobank heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties en een pleitnota ingediend. Vonnis is bepaald op vandaag.
1.2.
Ter zitting waren, voor zover van belang aanwezig:
aan de kant van [eiseres] : [eiseres] met mr. Van de Graaff en mr. Vrijhoef,
aan de kant van Rabobank: [naam 1] (specialist Financial Economic Crime (FEC)) en [naam 2] (specialist FEC), [naam 3] (adviseur FEC) met mr. Vermaire en mr. De Groot.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] bankiert in privé bij Rabobank. Zij is daarnaast gevolmachtigde voor haar ernstig zieke moeder en minderjarige dochter, die ook allebei bij Rabobank bankieren.
2.2.
Sinds 14 januari 2022 is [eiseres] bestuurslid van de Stichting Internationale Steun Rechtstreeks Aan Armen (hierna: Stichting ISRAA of de Stichting), die in 2001 is opgericht. De Stichting is een Nederlandse humanitaire non-profitorganisatie. Zij ondersteunt Palestijnse weeskinderen en mensen die noodhulp nodig hebben, onder meer in vluchtelingenkampen in Gaza, Libanon en Turkije.
2.3.
Het bestuur van de Stichting heeft (althans had tot haar ontbinding in januari 2023, zie hierna onder 2.14) de volgende samenstelling: [naam 4] (voorzitter sinds 1 oktober 2016, hierna: [naam 4] ), [naam 5] (bestuurslid sinds 2017 en echtgenoot van [naam 4] ) en [naam 6] (secretaris sinds 2019). Daarnaast is [naam 7] , tot haar aanhouding in juni 2023 (zie hierna onder 2.8), anderhalf jaar penningmeester geweest van de Stichting. In het uittreksel van de Kamer van Koophandel van 8 januari 2024 is vermeld dat de bestuurders van de Stichting gezamenlijk bevoegd zijn.
2.4.
In de periode van 2003 tot 1 juli 2023 heeft Stichting ISRAA bij Rabobank gebankierd. Rabobank had vóór 1 juli 2023 al een aantal keer aangekondigd dat zij de bankrelatie met de Stichting wenste te beëindigen, omdat Rabobank niet aan haar verplichtingen in de Wet op het financieel toezicht (Wft), de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en sanctiewetgeving kon voldoen. Rabobank was van mening dat bij Stichting ISRAA sprake was van een niet transparante geld- en/of goederenstroom naar Gaza, waarbij het ging om transacties die via een omweg (bijvoorbeeld Turkije) naar Gaza werden geboekt. Rabobank verweet de Stichting dat ondanks de vele vragen die zij daarover aan de Stichting had gesteld nooit echt duidelijkheid kreeg. Rabobank verweet de Stichting ook dat, ondanks dat Rabobank al in 2017 de eis had gesteld dat Stichting ISRAA het zogenoemde CBF-keurmerk (het keurmerk van het Centraal Bureau Fondsenwerving) moest verkrijgen (waarvoor een accountantsverklaring is vereist), zij dat nog steeds niet had.
2.5.
In 2021 heeft Rabobank de bankrelatie daadwerkelijk opgezegd. In 2021 heeft de Stichting Rabobank in kort geding gedagvaard en gevorderd om de door Rabobank opgezegde bankrelatie met haar voort te zetten. Naast voornoemde verwijten, heeft Rabobank (voor het eerst) in haar conclusie van antwoord in dat kort geding ook erop gewezen dat Stichting Al Aqsa – waarvan Stichting ISRAA kort na haar oprichting een deel van de activiteiten had overgenomen – volgens de AIVD ervan werd verdacht dat zij terrorisme ondersteunde (waaronder Hamas), dat de Europese Unie Stichting Al Aqsa op de lijst van verboden terroristische organisaties had geplaatst en dat in de media ook ISRAA werd gelinkt aan Hamas. Er was dus een materieel risico dat het geld van Stichting ISRAA bij Hamas terechtkwam, aldus Rabobank. Bij vonnis van 1 september 2021 heeft de voorzieningenrechter [1] Rabobank veroordeeld de relatie met Stichting ISRAA (voorlopig) voort te zetten. De voorzieningenrechter heeft de Stichting destijds het voordeel van de twijfel gegeven, omdat de Stichting bereid was om aan de eisen van Rabobank te voldoen.
2.6.
Op 4 juni 2023 heeft het Israëlische
National Bureau for Counter Terror Financing(hierna: NBCTF) een zogenaamde
seizure orderafgekondigd tegen een (voormalig) vrijwilliger van de Stichting, genaamd [naam 8] . Als reden wordt hiervoor gegeven: “
Illegal Reward for Terror”. In de
seizure orderstaat voor zover van belang het volgende:
“Pursuant to my authority under (…) (hereinafter –
The Law), having been convinced that the property detailed below is the property of a declared terrorist organization and that it was obtained as payment or a reward for committing a serious terrorist offense or intented to be payment or a reward for such an offense, I order the temporary seizure of the following property:
$400,000 USD transferred from the designated terrorist organization HAMAS
To:
Name:
[naam 8]
Also known as:
(…)
ii. [naam 8]
(…)
Description:
Head of the designated terrorist organization
ISRAA Foundation(…)
IBAN:
[rekeningnummer]
Address: (…)
Rotterdam(…)
(…).”
2.7.
Op 16 juni 2023 heeft Rabobank aan de Stichting meegedeeld alsnog per 1 juli 2023 de bankrelatie met haar te beëindigen, mede naar aanleiding van de hiervoor genoemde
seizure order. De bankrelatie is toen ook daadwerkelijk beëindigd.
2.8.
Op 26 juni 2023 is het volgende nieuwsbericht op de website van het Openbaar Ministerie geplaatst:

Onderzoek naar grootschalige financiering van Hamas
Nieuwsbericht | 26-06-2023 | 15:45
Op 22 juni 2023 zijn een 55-jarige man en zijn 25-jarige dochter uit Leidschendam aangehouden door de FIOD. Het Openbaar Ministerie (OM) verdenkt ze ervan geld (ongeveer 5,5 miljoen euro) te hebben verzonden naar organisaties die te relateren zijn aan de in 2003 gesanctioneerde organisatie Hamas. Dit is strafbaar gesteld in de Sanctiewet 1977 in combinatie met Verordening (EG) 2580/2001 en de Sanctieregeling Terrorisme 2002. Eveneens worden zij ervan verdacht deel te nemen aan een criminele organisatie, die tot doel heeft Hamas financieel te ondersteunen. Tijdens doorzoekingen van een woning in Leidschendam en een bedrijfspand in Rotterdam is onder meer beslag gelegd op administratie en grote hoeveelheden contant geld. Tevens is beslag gelegd op een banktegoed van zo’n € 750.000.
Stichting op sanctielijst
De man en de vrouw zijn vermoedelijk betrokken bij een stichting die een voortzetting lijkt te zijn van een andere, gesanctioneerde, stichting. Deze stichting kwam op de sanctielijst omdat ze gelden deed toekomen aan organisaties die waren te relateren aan Hamas. De verdenking is dat de huidige stichting de strafbare feiten heeft overgenomen en voortgezet. Tot slot is er volgens het OM waarschijnlijk sprake van de voortzetting van een verboden organisatie, te weten de genoemde gesanctioneerde stichting. Beide verdachten zijn aangehouden en zitten nog vast.
Na meldingen FIU en krantenartikelen
Het onderzoek is gestart naar aanleiding van meldingen van ongebruikelijke transacties door de Financial Intelligence Unit (FIU) en krantenartikelen over een fondsenwerver in Europa voor Hamas. In Nederland is geen formele aanwezigheid van Hamas. Toch zijn er diverse pro-Palestijnse en pro-Gaza organisaties in Nederland die een belangrijke schakel zijn in het internationale netwerk dat geld inzamelt voor Hamas.”
De twee aangehouden personen zijn [naam 8] en [naam 7] (op dat moment) penningmeester van de Stichting (zie hiervoor onder 2.3).
2.9.
Op 28 juni 2023 heeft AD een artikel gepubliceerd over vader en dochter [naam 7 en 8] en Stichting ISRAA.
2.10.
Bij brief van 6 november 2023 heeft Rabobank de bankrelatie met [eiseres] per 8 januari 2024 opgezegd en aangekondigd dat haar gegevens
worden opgenomen in het Intern Verwijzingsregister van Rabobank (hierna: IVR). De brief van Rabobank luidt voor zover van belang als volgt:
“(…) Stichting ISRAA: algemeen
Zoals U weet, heeft Rabobank op 16 juni 2023 Stichting ISRAA geïnformeerd dat de bancaire relatie wordt beëindigd per 1 juli 2023. Deze beëindiging heeft reeds plaatsgevonden.
Stichting ISRAA: reden beëindiging
De reden voor beëindiging van de bancaire relatie met Stichting ISRAA is als volgt (zoals eerder gecommuniceerd). Al jaren was de bancaire relatie tussen Rabobank en Stichting ISRAA verstoord. De activiteiten die Stichting ISRAA ontplooit, zijn risicovol: er lopen via Stichting ISRAA geldstromen die (via een omweg) in Palestina uitkomen. Deze transacties vallen mogelijk onder sanctiewetgeving. Al jaren stelt Rabobank in het kader van het op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (“Wwft”) verplichte cliëntenonderzoek vragen over de activiteiten en geldstromen van Stichting ISRAA. En al jaren blijkt het ingewikkeld antwoord te krijgen op die vragen. (…) Bij herhaling heeft Rabobank aangegeven dat deze houding van Stichting ISRAA heeft gemaakt dat Rabobank het vertrouwen in Stichting ISRAA kwijt is geraakt.
Stichting ISRAA: aanvullende constatering
Daarnaast heeft Rabobank geconstateerd dat Stichting ISRAA opgenomen is op een door het Israëlische National Bureau for Counter Terror Financing (NBCTF) gepubliceerde lijst van partijen (…) die Harnas financieren.
Niet alleen wordt Stichting ISRAA met naam en toenaam (inclusief KvK-nummer en adres in Nederland) genoemd, er wordt/werd ook concreet melding gemaakt van het bankrekeningnummer dat Stichting ISRAA bij Rabobank aanhield. Voor Rabobank betrof dit een zodanig hoog (en concreet) risico dat er in strijd met de Wwft en/of sanctiewetgeving is en/of wordt gehandeld, dat dit voor Rabobank een reden vormde om de aangekondigde opzegging per 1juli 2023 reeds met ingang van 21 juni 2023 te effectueren.
Beëindiging bancaire relatie met [eiseres]
Rabobank gaat over tot beëindiging van de bancaire relatie met u per 8 januari 2024. De reden hiervoor is als volgt. U treedt sinds 14 januari 2022 op als bestuurder van Stichting ISRAA.
In die hoedanigheid wist u, danwel behoorde u te weten, van de activiteiten van voornoemde stichting. Vanwege uw (prominente) rol in deze stichting kunnen de activiteiten van deze stichting u ook in privé worden aangerekend. Derhalve kan de bancaire relatie met u in privé niet worden gecontinueerd.
Wij mogen vragen naar uw bankactiviteiten en de herkomst van de gelden op uw rekening. In onze Algemene Bankvoorwaarden en de Voorwaarden voor betalen en online diensten van Rabobank staat dat u zorgvuldig moet zijn tegenover de bank en ons bepaalde informatie en documentatie moet verstrekken als wij die nodig hebben en daarom vragen. (…)
Opzegging
Gelet op het bovenstaande zien wij ons genoodzaakt gebruik te maken van onze opzeggingsbevoegdheid zoals omschreven in artikel 35 van de Algemene Bankvoorwaarden. Dat betekent dat wij alle overeenkomsten die wij met u hebben opzeggen.
(…).”
2.11.
Bij bezwaarschrift van 28 november 2023 heeft (de advocaat van) [eiseres] bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen beëindiging van de bankrelatie en opname in het IVR.
2.12.
In reactie op het bezwaarschrift heeft Rabobank per e-mail van 22 december 2023 aan de advocaat van [eiseres] geantwoord dat Rabobank geen aanleiding heeft haar standpunt te herzien. In de e-mail staat voor zover van belang nog het volgende:
“ (…) Los daarvan is [eiseres] reeds gedurende 23 maanden bestuurslid van een stichting die is geplaatst op een lijst van NBCTF. Wij achten het wel degelijk opportuun dat deze feiten ten aanzien van (haar rol bij) ISRAA gevolgen hebben voor de bancaire relatie tussen Rabobank en [eiseres] in privé.
(…)
Wij verwijzen in dit kader naar bovenstaande link. Hieruit volgt dat ISRAA wel degelijk geplaatst is op een lijst van NBCTF. Reeds het feit dat ISRAA geplaatst is op voornoemde lijst in combinatie met gebrek aan vertrouwen en de verstoorde relatie is reden om de bancaire relatie te beëindigen met ISRAA. Vanwege het feit dat [eiseres] in haar rol als bestuurder van ISRAA wist danwel behoorde te weten van de activiteiten van ISRAA is reden om ook van haar afscheid te nemen. Immers het betrof een klein bestuur in een kleine organisatie waarvan mag worden verwacht dat de bestuursleden op de hoogte zijn van de activiteiten van ISRAA. (…)”
2.13.
Op 22 december 2023 is in Trouw een artikel verschenen met de kop “
Stichting Israa hielp weeskinderen in Gaza, gingen donaties ook naar Hamas?
In dit artikel wordt geschreven over vader en dochter [naam 7 en 8] en Stichting ISRAA. Daarnaast wordt er geschreven over de Rotterdammer [naam 9] die de week voor de publicatie van het artikel in Trouw in Duitsland is aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij aanslagplannen van Hamas in Europa. Deze man was volgens Trouw tussen 2005 en 2009 secretaris van Stichting ISRAA. Trouw heeft voorts in haar artikel verwezen naar haar gesprek met een anoniem bestuurslid van Stichting ISRAA, die zou hebben verklaard dat de Stichting controleerde of lokale ngo’s niet op internationale sanctielijsten stonden. In het artikel worden de volgende uitlating van dit bestuurslid geciteerd:
“alle gelden naar Gaza werden gecontroleerd door de penningmeester (…) én minstens één ander bestuurslid.”
In eerdere artikelen van AD en BNR op 4 december 2023 is ook aandacht besteed aan de aanhouding van [naam 9]
2.14.
Bij (schriftelijk) besluit van 27 december 2023, ondertekend door de vier bestuursleden, zijn de bestuursleden van de Stichting vrijwillig teruggetreden en is de Stichting met ingang van 1 januari 2024 overeenkomstig artikel 11 van de statuten ontbonden, met benoeming van een advocaat tot vereffenaar.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Rabobank op straffe van een dwangsom:
  • i) te gebieden de bankrelatie met haar voor onbepaalde duur voort te zetten, en
  • ii) te verbieden haar persoonsgegevens op te nemen in het IVR,
met veroordeling van Rabobank in de proceskosten (inclusief nakosten), te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[eiseres] legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag.
Rabobank stelt dat [eiseres] als bestuurder van de Stichting heeft geweten of had moeten weten van de ‘activiteiten’ van de Stichting. Rabobank maakt echter niet duidelijk om welke activiteiten het gaat. Niet gespecificeerde activiteiten zouden haar als bestuurder in privé kunnen worden aangerekend. Dat is echter onjuist.
[eiseres] is pas op 14 januari 2022 toegetreden tot het bestuur van de Stichting. Voor haar werkzaamheden ontving zij slechts een onkostenvergoeding van € 1.500,00 per jaar. Dat de Stichting volgens Rabobank onvoldoende adequaat heeft gereageerd op informatieverzoeken – een kwestie die ruim voordat [eiseres] bestuurder was speelde – kan [eiseres] niet worden toegerekend en mag [eiseres] niet in privé worden aangerekend. Ook de omstandigheid dat een voormalig vrijwilliger van de Stichting op een Israëlische Seizure List is geplaatst en in het besluit wordt verwezen naar de Stichting kunnen geen redenen zijn voor het beëindigen van de bankrelatie met [eiseres] als privé persoon. Noch de Stichting, noch de bestuurders wisten daarvan. Verder is die lijst ook niet overgenomen door de Europese Unie. De Stichting is niet vervolgd en het OM heeft laten weten de zaak tegen de stichting te seponeren, zodra de Stichting is vereffend. De geldstromen binnen de Stichting waren bovendien inzichtelijk, de accountant had jaarrekeningen goedgekeurd en de Stichting was op weg naar het behalen van een CBF-keurmerk. Er bestaat ten aanzien van [eiseres] zelf geen enkel concreet risico op overtreding van de Wwft of sanctiewetgeving. Voor zover de Stichting wel in rechte zou zijn vervolgd dan geldt dat dat [eiseres] in privé niet kan worden aangerekend. De activiteiten zijn in dat geval buiten het zicht van het bestuur gebleven en [eiseres] was hiervan niet op de hoogte.
Beëindiging van de bankrelatie heeft ook verstrekkende gevolgen voor [eiseres] , nu zij ook voor ernstige zieke moeder en haar minderjarige dochter bij Rabobank bankiert. [eiseres] heeft dus groot belang bij behoud van haar privé bankrelatie met Rabobank. Conclusie is dat de opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en niet voldoet aan de proportionaliteits- en subsidiariteitstoets.
3.3.
Rabobank voert – samengevat – als verweer.
Zij geeft als reden voor de opzegging dat zij vanwege haar reputatie, haar gebrek aan vertrouwen en om Wwft- en integriteitsredenen, geen contractuele relatie wil hebben met klanten die als bestuurder betrokken zijn bij een stichting die wordt verdacht van strafbare feiten (die de kern van een integer financieel systeem raken). [eiseres] in de hoedanigheid van bestuurslid wist, althans behoorde te weten, van de activiteiten van de Stichting en de activiteiten van de Stichting kunnen haar in privé worden aangerekend door de (prominente) rol die zij in de Stichting vervulde. Zij hield zich immers bezig met het op orde brengen van de administratie en had kennis of had kennis moeten hebben van de strafrechtelijke activiteiten van de Stichting. De bankrelatie met [eiseres] kan dan ook niet worden gecontinueerd, aldus Rabobank.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de beoordeling of Rabobank bevoegd was de bankrelatie met [eiseres] op te zeggen, geldt het volgende uitgangspunt. De bank heeft op grond van artikel 35 van de Algemene Bankvoorwaarden (ABV) de contractuele bevoegdheid de relatie met een klant te beëindigen. Die opzegging moet echter worden beoordeeld tegen de achtergrond van de bancaire zorgplicht (die ook is vastgelegd in artikel 2 ABV) op grond waarvan de bank bij haar dienstverlening zorgvuldigheid in acht moet nemen, waarin ook het belang van betalingsverkeer voor de rekeninghouders wordt meegewogen. Daarbij moet mede worden betrokken dat het voor (rechts)personen van groot belang is dat zij toegang hebben tot het bancaire systeem.
4.2.
De omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat een bank van haar contractuele opzeggingsbevoegdheid gebruik maakt (artikel 6:248 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW)).
4.3.
De vraag ligt voor of vooruitlopend op de bodemprocedure, waarin definitief wordt beslist of Rabobank in deze zaak de contractuele bevoegdheid had om de bankrelatie met [eiseres] te beëindigen, na afweging van alle belangen een voorlopige ordemaatregel tot voortzetting van de bankrelatie moet worden opgelegd.
4.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat daarvoor op basis van de huidige feiten en omstandigheden voldoende reden is. Het belang van [eiseres] bij voortzetting van de relatie moet vooralsnog zwaarder wegen dan het belang van Rabobank bij beëindiging. Het is dan ook naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Rabobank van haar opzeggingsbevoegdheid gebruik maakt. Dit wordt als volgt toegelicht.
Voorgeschiedenis met betrekking tot de Stichting
4.5.
Vooropgesteld wordt dat er sinds het persbericht van het OM (zie hiervoor onder 2.8) duidelijke aanwijzingen zijn voor een link tussen Stichting ISRAA en (geldstromen richting) Hamas. Ook wordt in de
seizure ordervan de Israëlische NBCTF Stichting ISRAA een terroristische organisatie genoemd en staat in de
seizure ordervermeld dat de Stichting bij Rabobank bankiert. Rabobank kon dus, zoals zij terecht stelt, vanaf dat moment niet negeren dat de Stichting door officiële overheidsinstellingen in verband werd gebracht met Hamas. Rabobank stelt terecht dat het niet relevant is of en in hoeverre de lijst van de Israëlische NBCTF is overgenomen door de Europese Unie en in Nederland mogelijk geen “juridische status” heeft. Dit geldt temeer nu Stichting ISRAA in het persbericht van het OM zelf ook wordt verdacht van strafbare feiten en in dat verband een criminele organisatie wordt genoemd. Bovendien verscheen op 28 juni 2023 het artikel in het AD waarin Stichting ISRAA weer in dit verband wordt genoemd (zie hiervoor onder 2.9). Rabobank heeft de relatie met de Stichting inmiddels beëindigd en Stichting heeft zich daartegen niet verzet.
De bankrelatie met [eiseres]
4.6.
Rabobank heeft op 6 november 2023 ook de bankrelatie met [eiseres] opgezegd en daartoe had zij vooralsnog onvoldoende reden. [eiseres] is immers pas op 14 januari 2022 aangetreden als algemeen bestuurslid [eiseres] van de Stichting. Ten tijde van de opzegging was zij dus nog maar twee jaar bij de Stichting betrokken. Dit betekent dat zij een groot deel van de voorgeschiedenis van de Stichting niet heeft meegemaakt. Ter zitting heeft [eiseres] verklaard dat de secretaris van de Stichting haar heeft gevraagd als “vulling” voor het bestuur, omdat daarin te weinig leden zaten. [eiseres] heeft daarmee ingestemd, omdat zij zich wilde inzetten voor weeskinderen in Palestijnse gebieden. Volgens [eiseres] is zij ook gevraagd omdat de Stichting naar aanleiding van de kortgedingzaak in 2021 orde op zaken moest stellen en het CBF-keurmerk wilde behalen. Van [eiseres] werd verwacht dat zij meedacht en een controlerende taak zou vervullen. Hoewel [eiseres] in haar hoedanigheid van bestuurder (samen met haar medebestuursleden) verantwoordelijk was voor het beleid van en de gehele gang van zaken binnen Stichting (vgl. artikel 2:9 lid 2 BW), is vooralsnog niet gebleken dat zij, zoals Rabobank stelt, een prominente rol had binnen het bestuur. Daarvoor was ze te kort bestuurder en aannemelijk is dat zij onvoldoende van (de financiële) gang van zaken op de hoogte was en werd gehouden. Volgens [eiseres] heeft zij namelijk nooit de boekhouding gecontroleerd. Verder heeft zij verklaard dat de penningmeester alle betalingen deed en dat zij daar niet bij was. [eiseres] heeft wel verklaard dat bij elke betaling richting Gaza werd gecontroleerd of de ontvanger op de sanctielijst stond. Hoewel is gebleken dat bestuurders gezamenlijk bevoegd waren en de penningmeester niet alleen geld kon overboeken, zal het [eiseres] niet te zwaar worden aangerekend dat zij er niet op heeft toegezien dat dat toch gebeurde. Zoals gezegd, zij was immers nog maar kort medebestuurder en zij heeft verklaard dat zij vlak na haar aanstelling moeite had om haar taken te vervullen, omdat het Coronatijd was. Zij heeft bovendien aannemelijk gemaakt dat zij louter met de beste intenties tot het bestuur van de Stichting is toegetreden. Evenmin is gebleken dat [eiseres] zelf enig risico vormt of heeft gevormd voor overtreding van de Wwft of sanctiewetgeving. Om de opzegging van de privé bankrelatie te rechtvaardigen blijft voor Rabobank eigenlijk alleen over de angst voor schade aan haar reputatie en haar gebrek aan vertrouwen in [eiseres] . Deze visie op het handelen of liever nalaten van [eiseres] is echter te ongenuanceerd en kan in ieder geval niet het verstrekkende gevolg hebben dat zij haar
privérekening bij de bank kwijtraakt. Tot slot is voor de belangenafweging relevant dat [eiseres] afhankelijk is van haar bankrelatie met Rabobank, omdat zij gevolmachtigde is voor haar ernstig zieke moeder, die ook bij Rabobank bankiert. Ter zitting heeft Rabobank betoogd dat [eiseres] ook bij een andere bank via een volmacht voor haar moeder kan bankieren. Hoewel dat inderdaad niet kan worden uitgesloten, praktisch oplossingen zijn denkbaar, wordt mede gelet op al het voorgaande het te verstrekkend geacht als [eiseres] daartoe moet overgaan.
4.7.
Gelet op het voorgaande worden de vorderingen toegewezen. Het gebod of verbod blijft gelden tot dat de (bodem)rechter anders beslist of partijen anders overeenkomen. De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen nu Rabobank heeft toegezegd een veroordelend vonnis na te komen.
4.8.
Rabobank zal als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 135,97
- griffierecht 320,00
- salaris advocaat
1.107,00
Totaal € 1.562,97,
te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt Rabobank de bankrelatie met [eiseres] voort te zetten,
5.2.
verbiedt Rabobank de persoonsgegevens van [eiseres] op te nemen in het IVR,
5.3.
veroordeelt Rabobank in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.562,97, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 178,00 voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 92,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,
te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G.H. Felix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2024. [2]

Voetnoten

2.type: GHF