ECLI:NL:RBAMS:2024:986

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
C/13/745615 / HA RK 24-28
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen bestuursrechter wegens gebrek aan feiten die onpartijdigheid aantasten

Op 29 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat op 25 januari 2024 was ingediend door een verzoeker tegen mr. T.L. Fernig-Rocour, bestuursrechter te Amsterdam. Het verzoeker stelde dat de rechter discrimineerde en dat er geen eerlijke rechtsgang was, wat volgens hem was geïnstitutionaliseerd. Tijdens de mondelinge behandeling van de zaak met zaaknummer AMS 23/1421, verklaarde de verzoeker dat hij zich bedreigd voelde door de beveiligers in de rechtszaal en dat hij de rechter niet vertrouwde. De rechter, mr. Fernig, vroeg de verzoeker naar de reden van zijn wraking, maar de verzoeker kon geen concrete feiten of omstandigheden aanvoeren die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trokken.

De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechter konden aantasten, en verklaarde het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank benadrukte dat de rechter op grond van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij het tegendeel bewezen kan worden. Aangezien de verzoeker het wrakingsmiddel lichtvaardig had ingezet zonder redelijke grond, werd er ook sprake geacht van misbruik van recht. De rechtbank besloot dat verdere verzoeken tot wraking in deze zaak niet in behandeling zouden worden genomen.

De beslissing werd uitgesproken door de Wrakingskamer, onder leiding van voorzitter P.B. Martens en leden N.C.H. Blankevoort en A.W.J. Ros, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op 25 januari 2024 ingekomen en onder rekestnummer C/13/745615 / HA RK 24-28 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. T.L. Fernig-Rocour, bestuursrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het navolgende processtuk:
 de zittingsaantekeningen van de enkelvoudige kamer van 25 januari 2024.
1.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust.

2.De feiten en het verzoek

2.1.
Op 25 januari 2024 is de rechter overgegaan tot de mondelinge behandeling van de zaak met zaaknummer AMS 23/1421 (hierna: de zaak) met verzoeker als eisende partij.
2.2.
Blijkens de zittingsaantekeningen is zakelijk weergegeven het volgende verklaard na aanvang van de zitting: “Rechter (R): Goedemiddag, u mag daar gaan zitten. U mag ook daar gaan zitten (Opmerking griffier: de rechter wijst naar de andere kant van de zaal, de kant waar de beveiligers niet zitten). R: u bent meneer Leeflang? Eiser (E): ja. R: mijn naam is Fernig. Naast mij ziet u mevrouw Den Toom. Ook zitten er twee beveiligers in de zaal. E: ik wraak u. R: wat is de reden? E: u discrimineert, geen eerlijke rechtsgang, de discriminatie is geïnstitutionaliseerd. Ik voel mij bedreigd door de beveiligers, ik begrijp niet waarom ze er zijn. R: En als ik de beveiligers wegstuur? E: Nee, het is geïnstitutionaliseerd. Eiser verlaat de zaal.”

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 8:15 van de Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: Awb) dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Op grond van artikel 8:16 Abw dient een wrakingsverzoek te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden en moeten alle feiten of omstandigheden tegelijk worden voorgedragen.
3.2.
Als uitgangspunt voor de beoordeling geldt dat de rechter krachtens zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, behoudens bewijs van het tegendeel.
3.3.
Aan het verzoek zijn geen feiten of omstandigheden ten grondslag gelegd waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Een mondelinge behandeling kan achterwege blijven.
3.4.
Omdat verzoeker het middel tot wraking lichtvaardig, want zonder redelijke grond heeft ingezet, is naar het oordeel van de Wrakingskamer sprake van misbruik van recht. Bepaald zal daarom worden dat verdere verzoeken tot wraking in de zaak niet in behandeling worden genomen.
4. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Wrakingskamer:
 verklaart verzoeker kennelijk niet ontvankelijk in het verzoek;
 bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking in de zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Aldus gegeven door mrs. P.B. Martens, voorzitter, N.C.H. Blankevoort en A.W.J. Ros, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 januari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.