Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Beslissing
[verdachte].
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 1 februari 2024 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die lijdt aan het syndroom van Usher, wat resulteert in zowel visuele als auditieve beperkingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door zijn intellectuele beperkingen en de symptomen van het syndroom, niet in staat is om de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen. Dit heeft geleid tot de beslissing om de vervolging te schorsen op basis van artikel 16 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank heeft tijdens de zitting geprobeerd om te achterhalen of de verdachte de strekking van de vervolging begrijpt, maar de communicatie verliep moeizaam, zelfs met behulp van een gebarentolk. De psycholoog die de verdachte had onderzocht, concludeerde dat de verdachte op een zeer laag intellectueel niveau functioneert en niet goed begrijpt waar hij van beschuldigd wordt. De officieren van justitie stelden dat de verdachte procesbekwaam was, maar de rechtbank oordeelde anders, gezien de bevindingen van de psycholoog en de observaties tijdens de zitting. De rechtbank benadrukte dat de schorsing van de vervolging een einduitspraak is en dat, indien de verdachte niet herstelt, de zaak op een later moment kan worden beëindigd. De beslissing is genomen in het belang van de verdachte, die niet in staat is om adequaat deel te nemen aan het strafproces.