ECLI:NL:RBAMS:2024:963

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
13/193387-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens ontucht met een minderjarige, seksuele handelingen in strijd met sociaal-ethische norm

Op 22 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De zaak betreft seksuele handelingen die plaatsvonden tussen 18 augustus 2015 en 31 oktober 2019, waarbij de aangeefster, geboren in 2006, op het moment van de handelingen nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 8 februari 2024, waar de officier van justitie, mr. M.L.A. ter Veer, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. H. de Kroon, hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De tenlastelegging omvatte meerdere seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van de aangeefster. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en de verdachte beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de onder 1 ten laste gelegde feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar achtte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ontuchtige handelingen had gepleegd met de aangeefster, die op dat moment nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank legde een werkstraf op van 80 uren, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming vervangende jeugddetentie zou worden toegepast. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van de handelingen op de betrokkenen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13/193387-23 (Promis)
Datum uitspraak: 22 februari 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
wonende op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.L.A. ter Veer en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. H. de Kroon, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door mw. [deskundige] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en door de ouders van verdachte naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat namens de aangeefster door haar moeder en haar advocaat, mr. C.A. Bouw, naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging op de zitting - ten laste gelegd dat
1
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 augustus 2015 tot en met 17 augustus 2018, te Amsterdam en/of te Lermoos en/of te Ibiza en/of in het vliegtuig van Ibiza naar Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of Oostenrijk en/of Spanje, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte
- zijn penis in de vagina van voornoemde [slachtoffer] gebracht/geduwd en/of (vervolgens) heen en weer bewogen en/of
- zijn vinger(s) in/tegen de vagina en/of schaamlippen en/of clitoris van voornoemde [slachtoffer] gebracht/geduwd en/of (vervolgens) heen en weer bewogen en/of
- zijn (ontblote) penis tegen de (ontblote) billen en/of vagina van voornoemde [slachtoffer] gedrukt/geduwd en/of (vervolgens) heen en weer bewogen en/of
- de hand van voornoemde [slachtoffer] op zijn (ontblote) penis gebracht/gelegd en/of
- zijn hand(en) op/over de borsten van voornoemde [slachtoffer] gebracht/gelegd en/of heen en weer bewogen;
( art 244 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 augustus 2015 tot en met 17 augustus 2018, te Amsterdam en/of te Lermoos en/of te Ibiza en/of in het vliegtuig van Ibiza naar Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of Oostenrijk en/of Spanje, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, hebbende verdachte
- zijn vinger(s) in/tegen de vagina en/of schaamlippen en/of clitoris van voornoemde [slachtoffer] gebracht/geduwd en/of (vervolgens) heen en weer bewogen en/of
- zijn (ontblote) penis tegen de (ontblote) billen en/of vagina van voornoemde [slachtoffer] gedrukt/geduwd en/of (vervolgens) heen en weer bewogen en/of
- de hand van voornoemde [slachtoffer] op zijn (ontblote) penis gebracht/gelegd en/of
- zijn hand(en) op/over de borsten van voornoemde [slachtoffer] gebracht/gelegd en/of heen en weer bewogen;
( art 247 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 augustus 2018 tot en met 31 oktober 2019, te Amsterdam en/of te Lermoos en/of te Ibiza en/of in het vliegtuig van Ibiza naar Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of Oostenrijk en/of Spanje, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte
- zijn penis in de vagina van voornoemde [slachtoffer] gebracht/geduwd en/of (vervolgens) heen en weer bewogen en/of
- zijn vinger(s) in/tegen de vagina en/of schaamlippen en/of clitoris van voornoemde [slachtoffer] gebracht/geduwd en/of (vervolgens) heen en weer bewogen en/of
- zijn (ontblote) penis tegen de (ontblote) billen en/of vagina van voornoemde [slachtoffer] gedrukt/geduwd en/of (vervolgens) heen en weer bewogen en/of
- de hand van voornoemde [slachtoffer] op zijn (ontblote) penis gebracht/gelegd en/of
- zijn hand(en) op/over de borsten van voornoemde [slachtoffer] gebracht/gelegd en/of heen en weer bewogen;
( art 245 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 augustus 2018 tot en met 31 oktober 2019, te Amsterdam en/of te Lermoos en/of te Ibiza en/of in het vliegtuig van Ibiza naar Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of Oostenrijk en/of Spanje, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, hebbende verdachte
- zijn vinger(s) in/tegen de vagina en/of schaamlippen en/of clitoris van voornoemde [slachtoffer] gebracht/geduwd en/of (vervolgens) heen en weer bewogen en/of
- zijn (ontblote) penis tegen de (ontblote) billen en/of vagina van voornoemde [slachtoffer] gedrukt/geduwd en/of (vervolgens) heen en weer bewogen en/of
- de hand van voornoemde [slachtoffer] op zijn (ontblote) penis gebracht/gelegd en/of
- zijn hand(en) op/over de borsten van voornoemde [slachtoffer] gebracht/gelegd en/of heen en weer bewogen;
( art 247 Wetboek van Strafrecht ).

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Beoordeling van het onder 1 ten laste gelegde

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich, samengevat weergegeven, op het standpunt gesteld dat het aan verdachte onder 1 primair, dan wel subsidiair, ten laste gelegde kan worden bewezen. De officier van justitie baseert zich bij haar standpunt op de verklaringen van de aangeefster, die op onderdelen worden ondersteund door de verklaring van verdachte en de de auditu verklaringen van de zus en de moeder van de aangeefster.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, samengevat weergegeven, op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 1 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Verdachte ontkent dat er vóór 15 juni 2019 seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen hem en de aangeefster.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet ieder onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De strekking van de regel brengt mee dat naast een getuigenverklaring in het geheel van bewijsmiddelen een tweede, daarvan verschillende bron moet kunnen worden onderscheiden waarvan redengevende bewijsmiddelen afkomstig zijn. De feiten en omstandigheden waarover de getuige heeft verklaard, mogen niet op zichzelf staan en moeten voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Wetboek van Strafvordering is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval (zie Hoge Raad 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1216 en 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452.). De wettige bewijsmiddelen zijn opgesomd in artikel 339 van het Wetboek van Strafvordering. Als beginsel geldt ten aanzien van alle wettige bewijsmiddelen de regel van de dubbele bevestiging die hierboven voor de getuigenverklaring is geformuleerd. Dat wil, kort samengevat, zeggen dat de bewezenverklaring moet berusten op ten minste twee verschillende bronnen/bewijsmiddelen (zie Tekst en Commentaar Strafvordering, aant. 7 na art. 342). Om een feit bewezen te kunnen verklaren dient dan ook sprake te zijn van twee wettige bewijsmiddelen die elkaar, ten minste gedeeltelijk, bevestigen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde, samengevat inhoudend dat verdachte seksuele handelingen heeft verricht met de aangeefster vóór zij twaalf jaar oud was, bevat het dossier de verklaring van de aangeefster, [slachtoffer] . Zij heeft verklaard dat de seksuele handelingen tussen haar en verdachte vanaf haar negende levensjaar hebben plaatsgevonden. Daar tegenover staat de verklaring van verdachte die, kort gezegd, inhoudt dat hij geen seksuele handelingen met [slachtoffer] heeft verricht toen zij nog geen twaalf jaar oud was. Er is in het dossier voor de ene, noch de andere verklaring voldoende steunbewijs te vinden. De verklaringen van de moeder en de zus van [slachtoffer] over wat zij van [slachtoffer] hebben gehoord over het moment waarop de seksuele handelingen tussen [slachtoffer] en verdachte zouden hebben plaatsgevonden, zijn afkomstig uit dezelfde bron, namelijk [slachtoffer] . Daarbij is van belang dat [slachtoffer] haar moeder en zus pas geruime tijd later voor het eerst heeft verteld over de seksuele handelingen en het moment waarop deze zouden hebben plaatsgevonden.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat in het dossier geen bewijsmiddelen voorhanden zijn die de verklaringen van [slachtoffer] wat betreft de seksuele handelingen vóór haar twaalfde betreft in voldoende mate bevestigen om aan het bewijsminimum te voldoen. Die conclusie houdt niet in dat de verklaringen van [slachtoffer] niet betrouwbaar of geloofwaardig zijn, maar wel dat deze onvoldoende bevestiging vinden in de overige bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden om tot een strafrechtelijke bewezenverklaring te komen.
Dat maakt dat verdachte van het hem onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.

5.Beoordeling van het onder 2 ten laste gelegde

5.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich, samengevat weergegeven, op het standpunt gesteld dat het aan verdachte onder 2 primair, dan wel subsidiair, ten laste gelegde kan worden bewezen. De officier van justitie baseert zich bij haar standpunt op de verklaringen van de aangeefster, die op onderdelen worden ondersteund door de verklaring van verdachte en de de auditu verklaringen van de zus en de moeder van de aangeefster.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, samengevat weergegeven, op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 2 primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, nu de onder 2 primair ten laste gelegde handelingen niet kunnen worden bewezen. Datzelfde geldt voor de onder 2 subsidiair ten laste gelegde handelingen voor zover verdachte die ontkent. Ten aanzien van de gedragingen onder het eerste, tweede en vierde gedachtestreepje van feit 2 subsidiair die vanwege de bekennende verklaring van verdachte kunnen worden bewezen, ontbreekt het ontuchtig karakter. Daarom moet verdachte ook van het hem onder 2 subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, onder verwijzing naar het onder 4.3. overwogene met betrekking tot het bewijsminimum, dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich aan de onder 2 ten laste gelegde handelingen heeft schuldig gemaakt die hij niet heeft bekend. Dat maakt dat verdachte van het onder 2 primair moet worden vrijgesproken, net als van de onder 2 subsidiair ten laste gelegde handelingen waar hij geen bekennende verklaring over heeft afgelegd.
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of deze handelingen als ontuchtig kunnen worden aangemerkt. Voor bewezenverklaring van ontuchtige handelingen zoals ten laste gelegd onder feit 2 subsidiair, moet sprake zijn geweest van handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Of daarvan sprake is, hangt af van de omstandigheden van het geval en in het algemeen kan geen scherpe afgrenzing van strijd met de sociaal-ethische norm worden gegeven. Het ontuchtig karakter kan ontbreken bij seksueel contact met een minderjarige, als het gaat om een vrijwillig contact tussen personen, die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen en eventueel een affectieve relatie hebben. Dan nog kunnen de aard van de seksuele relatie en de daarin gelegen wezenlijke ondergeschiktheid van het slachtoffer aanleiding geven te spreken van ontuchtige handelingen (zie Tekst en Commentaar Strafrecht, aant. 6b na art. 245).
In het geval van verdachte en [slachtoffer] , is sprake van een leeftijdsverschil van 2,5 jaar en vonden de bewezen verklaarde handelingen plaats vanaf het moment dat [slachtoffer] twaalf of dertien jaar oud was en verdachte veertien of vijftien. Niet is gebleken dat zij in die periode een affectieve relatie hadden. Zij zagen elkaar in de weekenden als zij met hun ouders en de andere kinderen van hun ouders als samengesteld gezin bijeen waren. Verdachte heeft verklaard dat hij voor het eerst seksuele spanning voelde toen hij op een avond met [slachtoffer] in de badkamer was, waar zij hun tanden poetsten. Hij is die avond, op het moment dat hij dacht dat iedereen in huis sliep, naar de slaapkamer van [slachtoffer] gegaan en daar bij haar in bed gestapt. Verdachte heeft desgevraagd verklaard dat ze dat niet hadden afgesproken maar dat dat zijn initiatief was. Desgevraagd heeft hij verder verklaard dat hij altijd naar [slachtoffer] is gegaan en dat zij nooit naar hem in zijn slaapkamer toe is gekomen. Als [slachtoffer] leek te slapen – of zich volgens haar verklaring slapend hield – ging verdachte weer weg. De rechtbank concludeert dat verdachte in de seksuele handelingen die tussen hem en [slachtoffer] plaatsvonden, een meer leidende rol had dan [slachtoffer] . Daarbij is nog van belang dat verdachte naar eigen zeggen eerst een periode seksuele handelingen had verricht met de zus van [slachtoffer] en vervolgens met [slachtoffer] . Verdachte was zichzelf en zijn seksuele identiteit aan het ontdekken door daarmee te experimenteren, waarbij hij het initiatief nam en – kennelijk – onvoldoende bij [slachtoffer] heeft gecontroleerd hoe zij daar tegenover stond. Zowel verdachte als [slachtoffer] hebben verklaard dat zij nooit met elkaar over de situatie hebben gesproken. Zelfs als het zo zou zijn geweest dat [slachtoffer] wervend of flirterig gedrag zou hebben vertoond, of als verdachte in die veronderstelling verkeerde, dan nog moet [slachtoffer] volgens de bedoeling van de wetgever worden beschermd in haar belang. Dat is nu juist waar de strafbaarstelling van ontuchtige handelingen met o.a. minderjarigen voor is bedoeld. Nu naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is geweest van gelijkwaardig experimenteel gedrag, zoals door de verdediging naar voren is gebracht, is sprake geweest van gedrag dat in strijd was met een sociaal ethische norm. Dat maakt dat de handelingen zoals hierna te noemen een ontuchtig karakter hadden en dat verdachte wegens ontucht met [slachtoffer] zal worden veroordeeld.
5.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
1.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2022172093-3 van 18 november 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] , doorgenummerde pag. 4-10.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als vragen van voornoemde opsporingsambtenaren en als verklaring van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van misbruik tegen [verdachte] . Het misbruik is gestopt in oktober 2019.
Waar heeft het misbruik plaatsgevonden?
Op de [straat 1] te Amsterdam en in de woning van de vader van [broer verdachte] en [verdachte] . Hij woont op de [straat 2] . Tijdens vakantie in Ibiza, maar ook één keer in het vliegtuig van Ibiza naar Nederland.
Heb je je wel eens verzet?
Ik deed meestal net alsof ik sliep, dat hielp vaak wel. Hij liet het dan zo.
Hoe ging het in de [straat 1] ?
[verdachte] kwam 's nachts naar de kamer van [broer verdachte] en mij en kwam dan bij mij in bed liggen.
Je hebt tijdens de intake verteld over een ander incident in bad met [verdachte] . Vertel daar eens over?
Dat was ook op de [straat 2] . Ik dacht alleen thuis te zijn en zat in bad.
Plotseling kwam [verdachte] de badkamer in en kwam bij mij in bad zitten.
Hoe was hij gekleed toen hij de badkamer in kwam?
Hij was naakt.
Wat deed [verdachte] toen hij bij jou in bad kwam zitten?
Ik lag eerst op mijn rug in bad toen hij binnenkwam hij draaide mij vervolgens op mijn zij en kwam achter mij liggen lepeltje/lepeltje net zoals in bad. Hij ging vervolgens met zijn stijve penis tegen mijn billen aanrijden en met zijn penis over mijn billen wrijven.
2.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2022172093-8 van 16 mei 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] , doorgenummerde pag. 41-52.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als vragen van voornoemde opsporingsambtenaren en als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Was er sprake van seksuele spanning of gevoelens naar je stiefzusjes?
Ja dat denk ik wel van beide kanten. Ik heb nooit ontkend dat er dingen zijn gebeurd. Het is
met [slachtoffer] gebeurd.
Wanneer is het tussen [slachtoffer] en jou begonnen?
Op 15 juni 2019.
Er is ook iets tussen [slachtoffer] en mij gebeurd op Ibiza. Die avond was [slachtoffer] 13 jaar geworden.
Ik lag toen met [slachtoffer] en [zus slachtoffer] in één bed. Ik lag lepeltje lepeltje met [zus slachtoffer] . Later kwam [slachtoffer] ook steeds dichter bij mij liggen, omdat zij aangeraakt wilde worden. Ik ben toen verder gegaan met [slachtoffer] . [slachtoffer] lag toen op haar rug. Er is ook een keer een moment in het vliegtuig geweest. [slachtoffer] legde een doek of kleding over ons heen. Zij pakte mijn hand en had deze fysiek naar haar vagina gebracht.
Er zou ook iets in bad zijn gebeurd met [slachtoffer] in de woning van je vader. Wat kan jij daarover vertellen?
Wij zijn toen samen in bad gegaan. Wij zaten eerst tegenover elkaar in bad. [slachtoffer] heeft zich toen op een gegeven moment omgedraaid en is met haar rug tegen de voorkant van mijn lichaam gaan zitten. Wij hebben later samen gedoucht. Wij hebben elkaar toen samen in de douche aangeraakt en ingezeept. Vervolgens zijn wij samen naakt op mijn bed gaan liggen. Wij hebben toen droog geneukt, waarbij ik ook ben klaar gekomen.
Wanneer was dit op jouw bed?
Dat was na de vakantie in Ibiza dus ik denk de tweede helft van 2019 is geweest. Ik was toen 16 en [slachtoffer] was 13 jaar. Het is voor het eerst gebeurd in 2019 tussen mij en [slachtoffer] tijdens een vakantie in Ibiza. Zij was toen 13 jaar.
3.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 8 februari 2024, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat er seksueel contact is geweest tussen mij en [slachtoffer] . Ik ben met mijn vingers over haar clitoris gegaan. We hebben ook lepeltje-lepeltje in bed gelegen, waarbij we tegen elkaar hebben aangeduwd. Droogneuken noem ik dat. Ik ben daarbij één keer klaargekomen. Het is gebeurd op Ibiza, in de woning aan de [straat 2] in Amsterdam en in de woning aan de [straat 1] in Amsterdam. De eerste keer was aan de [straat 1] in Amsterdam, in juni of juli van 2019. Ik vond [slachtoffer] een mooie en interessante meid. We stonden in de badkamer onze tanden te poetsen, toen voelde ik seksuele aantrekkingskracht. Later die avond, toen we al in bed lagen en ik dacht dat iedereen in huis sliep, ben ik naar boven gelopen en in de slaapkamer van [slachtoffer] naast haar in haar bed gaan liggen. We hebben toen lepeltje-lepeltje gelegen en drooggeneukt. Op een gegeven moment ben ik weer weggegaan. Het is meerdere keren zo gegaan in de woning aan de [straat 1] in Amsterdam, het was altijd zo dat ik naar boven ging naar de slaapkamer van [slachtoffer] . Zij is nooit naar mij toe gekomen. In de woning van mijn vader aan de [straat 2] in Amsterdam zijn [slachtoffer] en ik samen in bad gegaan en daarna samen in bad gaan liggen. Op Ibiza is het één keer gebeurd dat we met elkaar in bed zijn beland. We lagen onder de dekens en ik heb met mijn hand over haar vagina heen gewreven. In het vliegtuig van Ibiza naar Amsterdam zaten [slachtoffer] en ik onder een dekentje. Daaronder trok [slachtoffer] mijn hand naar de binnenkant van haar been, bij haar vagina. We hebben er nooit over gesproken. Als ik merkte dat ze stil bleef liggen, dan ging ik weg. Ik was niet verliefd op [slachtoffer] .

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 5.4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde:
in de periode van 18 augustus 2018 tot en met 31 oktober 2019 te Amsterdam en Ibiza en in het vliegtuig van Ibiza naar Amsterdam, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, hebbende verdachte
  • zijn vingers tegen de vagina en clitoris van voornoemde [slachtoffer] gebracht en
  • zijn (ontblote) penis tegen de (ontblote) billen van voornoemde [slachtoffer] geduwd en heen en weer bewogen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

7.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf

9.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 primair, dan wel subsidiair en 2 primair, dan wel subsidiair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 1 maand, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf voor de duur van 150 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op haar verzoek tot vrijspraak, geen strafmaatverweer gevoerd. Zij heeft enkel verwezen naar het advies van de Raad.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de hierna te noemen straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
d.d. 5 december 2023 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als first offender.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht. Hij was voor zijn gevoel aan het ontdekken en experimenteren, maar heeft onvoldoende gecontroleerd of dit ook voor de aangeefster, [slachtoffer] , goed en veilig voelde. Verdachte heeft daardoor inbreuk gemaakt op de integriteit van [slachtoffer] en haar recht om daarin te worden beschermd. Dat verdachte dat niet opzettelijk heeft gedaan maar voor de bewezenverklaring weliswaar niet uit, maar in het kader van het bepalen van de strafmaat wel. De rechtbank merkt voorts op dat [slachtoffer] en verdachte deel uitmaakten van een zogenaamd samengesteld gezin. Zoals namens [slachtoffer] naar voren is gebracht ter zitting, heeft zij ten tijde van de seksuele handelingen niet geweten hoe ze de seksuele handelingen kon laten stoppen. Ze was jong en was bang het samengesteld gezin in gevaar te brengen door erover te praten. De rechtbank kan zich goed voorstellen dat dit voor [slachtoffer] een zeer ingrijpende situatie is geweest. Ook is gebleken dat als gevolg van het bewezenverklaarde de relaties binnen het samengestelde gezin zijn verslechterd of verbroken. De rechtbank rekent dit verdachte niet aan. Ook hij was immers nog jong en hoefde toen niet te overzien wat de consequenties van zijn handelen waren op voornoemde relaties. Het is voor de rechtbank in elk geval duidelijk dat wat er is gebeurd op alle betrokkenen grote impact heeft gehad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de Raad van 18 januari 2024, dat in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte is opgemaakt. De Raad adviseert verdachte schuldig te verklaren, zonder oplegging van straf.
De rechtbank legt dat advies naast zich neer. Artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht bepaalt – voor zover hier van belang – dat de rechtbank kan bepalen dat aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd in verband met de geringe ernst van het feit, de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. De genoemde criteria geven de rechtbank geen aanleiding tot het toepassen van dit artikel. De Raad heeft, zoals ook bij de toelichting op het rapport naar voren is gebracht, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de conclusie getrokken dat het opleggen van een straf of maatregel voor verdachte geen toegevoegde waarde zal hebben. Dat mag zo zijn, de rechtbank heeft bij het bepalen van de straf ook rekening te houden met andere belangen. Zo moet rekening worden gehouden met het belang van het slachtoffer bij bestraffing en het belang dat de maatschappij heeft bij vergelding en preventie. Omdat de rechtbank ook met die belangen rekening moet houden en omdat naar het oordeel van de rechtbank niet is voldaan aan de hiervoor genoemde criteria die de wet geeft voor een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel, ziet zij aanleiding aan verdachte wel een straf op te leggen.
Bij het bepalen van de straf en de duur daarvan, heeft de rechtbank kennisgenomen van de inhoud van het rapport van de Raad en van alles wat er over de persoonlijke omstandigheden van verdachte is besproken. Samengevat kan daaruit worden afgeleid dat de gevolgen van het bewezen verklaarde niet alleen voor [slachtoffer] , maar ook voor verdachte en voor hun beide families heel groot zijn geweest en nog steeds zijn. De rechtbank ziet daarin aanleiding om de straf geheel voorwaardelijk op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Artikel 77ma van het Wetboek van Strafrecht bepaalt – voor zover hier van belang – dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een taakstraf, maar dat daarnaast jeugddetentie moet worden opgelegd voor het bewezen verklaarde feit. De rechtbank overweegt dat het jeugdstrafrecht nu juist wordt gekenmerkt door de bijzondere positie die het inneemt binnen het Wetboek van Strafrecht, in het bijzonder door het pedagogisch karakter daarvan. Het doel van het jeugdstrafrecht is (her)opvoeding en resocialisatie. De artikelen 77g en 77h van het Wetboek van Strafrecht bieden de rechter een scala aan straffen en maatregelen om dat doel in een strafzaak van een individuele verdachte te verwezenlijken. Het jeugdstrafrecht is steeds maatwerk, waarbij rekening moet worden gehouden met de situatie van de verdachte en de omstandigheden waaronder een strafbaar feit is begaan. Toepassing van artikel 77ma van het Wetboek van Strafrecht kan strijd opleveren met het bepaalde in artikel 37 lid 1, aanhef en onder b en art. 40 lid 4 van het Verdrag in zake de Rechten van het Kind (IVRK). Volgens deze artikelen zijn Staten verplicht om vrijheidsbeneming als uiterste maatregel te hanteren en moeten zij ervoor zorgen dat de strafrechtelijke aanpak van minderjarigen hun welzijn niet schaadt en in de juiste verhouding staat tot zowel hun omstandigheden als het strafbare feit. In het geval van verdachte, zou artikel 77ma van het Wetboek van Strafrecht verplichten tot het opleggen van een jeugddetentie naast een werkstraf aan verdachte. Op deze wijze is een werkstraf geen alternatief meer voor vrijheidsbeneming. Dat jeugddetentie ook voorwaardelijk kan worden opgelegd, maakt dat niet anders. Als verdachte opnieuw een strafbaar feit zou plegen, is de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke jeugddetentie daar weliswaar een reactie op, maar blijft zij wel het directe gevolg van – en daarmee onlosmakelijk verbonden met – de oorspronkelijk opgelegde straf. Ook kan toepassing van artikel 77ma van het Wetboek van Strafrecht strijd opleveren met artikel 40 lid 1 van het IVRK. Dat artikellid bepaalt dat Staten minderjarigen die worden verdacht van, vervolgd wegens of veroordeeld voor een strafbaar feit zo te behandelen dat dit hun herintegratie en opbouwende rol in de maatschappij bevordert. Dit alles overziend, is de rechtbank van oordeel dat de hierna op te leggen voorwaardelijke werkstraf aan verdachte in deze strafzaak als enige juiste interventie uit het jeugdstrafrecht aan hem moet worden opgelegd. Die straf komt naar het oordeel van de rechtbank tegemoet aan alle belangen waar de rechtbank bij het bepalen van een straf in deze zaak rekening mee heeft te houden.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde golden, dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het onder 1 primair en subsidiair en onder 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een
werkstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen.
Beveelt dat deze strafnietten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders mocht gelasten als de verdachte zich voor het einde van de op 2 (twee) jaren gestelde proeftijd opnieuw aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K. Oldekamp-Bakker, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. J.M. van Hall en I.M. Nusselder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Veldman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 februari 2024.