ECLI:NL:RBAMS:2024:914

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
13/319968-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met Duitse nationaliteit en onschuldverweer

Op 8 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Essen in Duitsland. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat op 7 december 2022 is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1998 in Duitsland en momenteel gedetineerd in Nederland, heeft de Duitse nationaliteit en is zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. Tijdens de zitting op 25 januari 2024 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw en een tolk in de Duitse taal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten waarvoor hij wordt vervolgd, maar heeft dit niet tijdens het verhoor ter zitting aangetoond, wat volgens de OLW niet tot weigering van de overlevering leidt. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht zijn lijstfeiten, waaronder moord, doodslag en zware mishandeling, waarvoor in Duitsland een vrijheidsstraf van ten minste drie jaren is gesteld.

De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met 30 dagen verlengd en concludeert dat de overlevering kan plaatsvinden, aangezien aan alle wettelijke vereisten is voldaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/319968-23
Datum uitspraak: 8 februari 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 11 december 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 7 december 2022 door het
Amtsgericht Essen, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1998 in [geboorteplaats] (Duitsland),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in [P.I.] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 25 januari 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. T. Mustafazade, advocaat in Amsterdam, en door een tolk in de Duitse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Duitse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van het
Amtsgericht Essen(Duitsland) van 2 december 2022, dossiernummer: 71 Gs 1770/22.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 14, te weten:
moord, doodslag en zware mishandeling.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Onschuldverweer

De opgeëiste persoon verklaart niet schuldig te zijn aan de feiten. Hij heeft dit, anders dan de OLW vereist, niet tijdens het verhoor ter zitting aangetoond.
De onschuldbewering leidt alleen om die reden al niet tot weigering van de overlevering. [4]

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Essen(Duitsland) voor de feiten zoals de zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. E.G.M.M. van Gessel, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en A.W.T. Klappe, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 8 februari 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rechtbank Amsterdam, 19 augustus 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:4340.