4.3.1.Het ontnemingsrapport
De ontnemingsvordering is gebaseerd op een eenvoudige kasopstelling. Daarin is over de periode van 1 januari 2018 tot en met 22 januari 2020 berekend hoeveel contant geld veroordeelde voorhanden heeft gehad en welk deel daarvan kan worden verklaard uit legale inkomsten. Het contante geld dat daardoor niet kan worden verklaard, wordt als wederrechtelijk verkregen voordeel aangemerkt. De rechtbank is van oordeel dat deze berekening in het rapport, gebaseerd op bewijsmiddelen, goed onderbouwd en voldoende aannemelijk is gemaakt door het Openbaar Ministerie, behoudens de hierna te bespreken investering door ‘ [naam 1] ’. In ontnemingszaken is het dan vervolgens aan veroordeelde om gemotiveerd en onderbouwd aannemelijk te maken dat de berekening van het Openbaar Ministerie niet juist is. De enkele betwisting van de berekening is daarvoor onvoldoende. Als een veroordeelde de stellingen van het Openbaar Ministerie niet kan weerleggen omdat de administratie onvoldoende nauwkeurig is vastgelegd, is dat het risico van veroordeelde.
4.3.2.Betwisting veroordeelde
Legale contante inkomsten
Veroordeelde heeft aangevoerd dat hij in de betreffende periode een legale bron van inkomsten had door op te treden als artiest, waarbij hij ook regelmatig, buiten zijn boekingsbureau om, werd geboekt voor optredens. Daarnaast verzorgde hij veelvuldig informele feesten, zoals privé- en bedrijfsfeesten. Ook werd hij na een optreden vaak benaderd om een “meet and greet” te doen. Voor al deze optredens en de “meet and greets” kreeg hij contant betaald. Voor de berekening van contante legale inkomsten vindt de verdediging het aannemelijk dat veroordeelde 104 optredens (52 per jaar) had waarvan er 24 buiten boekingsbureaus omgingen. Daarbij telt de verdediging nog 24 optredens op waarvan op internet registraties zijn aangetroffen. Dit komt neer op 48 optredens die contant betaald zijn waarbij de verdediging een bedrag van € 6.000,- per optreden berekent. Dit levert een bedrag van € 288.000,- aan contante inkomsten op. Daarnaast waren er 14 “meet and greets”/fotomomenten, elk voor een bedrag van € 5.000,- per keer, totaal € 120.000,-.
Het totaal aan legale contante inkomsten in de betreffende periode bedraagt volgens de verdediging daarom € 408.000,-.
Subsidiair stelt de verdediging dat minimaal 24 optredens en 12 “meet and greets” aannemelijk zijn, wat resulteert in contante legale inkomsten van € 204.000,-.
De rechtbank stelt vast dat veroordeelde geen boekhouding, agenda of registratie van deze optredens heeft kunnen overleggen. De raadsman heeft ter onderbouwing van zijn standpunten verwezen naar een registratielijst op de website www.partyflock.nl en heeft zelf een overzicht aangeleverd met optredens. De bewijswaarde daarvan is echter zeer beperkt. Uit het overzicht is niet op te maken dat de optredens op deze lijsten ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Er zijn daarbij ook contra-indicaties dat de optredens hebben plaatsgevonden. Op deze lijsten staan namelijk ook optredens vermeld op data waarop veroordeelde (volgens het detentieoverzicht dat de officier van justitie heeft overgelegd) in detentie verbleef. Bovendien heeft veroordeelde zelf verklaard dat veel van de geboekte optredens uiteindelijk niet doorgingen, omdat hij zich had verslapen.
Dat er contante betalingen met de optredens waren gemoeid blijkt evenmin uit de lijst of uit het overzicht. Ook uit de opgave bij de Belastingdienst is niet op te maken dat er inkomsten van deze optredens zijn geweest. De verklaringen van de bij de rechter-commissaris gehoorde getuigen bieden bovendien onvoldoende concrete aanknopingspunten om legale contante inkomsten uit optredens te berekenen. Zo heeft getuige [naam getuige 1] verklaard dat hij niet betrokken was bij het plannen en boeken van de optredens van veroordeelde en dat hij niet weet hoeveel veroordeelde daarmee verdiende. Ook getuige [naam getuige 2] vindt het moeilijk om aan te geven hoeveel optredens veroordeelde deed. Getuige [naam getuige 3] heeft verklaard geen zicht te hebben op het aantal optredens van veroordeelde en dat hij slechts met vier optredens van veroordeelde is mee geweest. Omdat getuige [naam getuige 3] niets kan verklaren over het aantal optredens dat veroordeelde in de onderzoeksperiode heeft gegeven, ziet de rechtbank ook geen noodzaak om deze getuige hierover nader te horen en wijst het voorwaardelijk verzoek van de verdediging daartoe af.
De rechtbank kan gezien het vorenstaande niet vaststellen of schatten of en hoeveel optredens veroordeelde daadwerkelijk buiten boekingsbureaus om heeft gedaan en evenmin welk bedrag hij daarvan contant heeft verkregen. De rechtbank zal dan ook geen rekening houden met mogelijke contante inkomsten uit die optredens of uit “meet and greets”.
Investering door ‘ [naam 1] ’
Ten aanzien van de contante investering van € 300.000,- door een persoon met de naam ‘ [naam 1] ’ stelt de rechtbank op basis van het dossier vast dat in een ander onderzoek genaamd Brannec, een SkyECC chatbericht voorkomt met de tekst: ‘
had gehad 875 laatst waarvan 300 terug was geinvest of was 850’. In het rapport wordt gesteld dat hieruit kan worden afgeleid dat veroordeelde € 300.000,- heeft geïnvesteerd in een partij, vermoedelijk cocaïne. De rechtbank is, met de verdediging, van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om de naam ‘ [naam 1] ’ in dit chatgesprek aan veroordeelde te koppelen en de contante investering aan hem toe te rekenen. De rechtbank stelt vast dat veroordeelde de naam ‘ [naam 1] ’ gebruikt. Deze naam is bij diverse accounts in zijn telefoon is gevonden. Dat met “ [naam 1] ” genoemd in enkele chatbericht in het onderzoek Brannec, ook veroordeelde wordt bedoeld, blijkt niet uit andere bewijsmiddelen, zoals bijvoorbeeld een proces-verbaal van identificatie in dat onderzoek. De enkele vermelding van de naam “ [naam 1] ” vindt de rechtbank daarom onvoldoende om het bedrag aan veroordeelde toe te rekenen. De rechtbank zal het bedrag van € 300.000,- dan ook niet betrekken bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Contant geldbedrag in videobestand
In de voordeelsberekening in het rapport is een geldbedrag van € 233.400,- opgenomen. Dit bedrag betreft geld dat in bundels in een videobestand op de telefoon van veroordeelde te zien is. Volgens de verdediging zijn er in het rapport onvoldoende aanwijzingen dat veroordeelde dit bedrag voorhanden heeft gehad en heeft uitgegeven. De rechtbank stelt vast dat de betreffende video is gemaakt met en aangetroffen is op de telefoon van veroordeelde die tijdens zijn aanhouding in beslag is genomen. Op de video is de zoon van de vriendin van veroordeelde te zien die het geld in tassen doet. Verbalisanten verklaren dat de stem van veroordeelde in de opname is te horen. Verder heeft de vriendin van veroordeelde, [naam vriendin] , verklaard dat veroordeelde het filmpje in haar woning heeft gemaakt, het geld bestemd was voor een clip-shoot was en dat veroordeelde het geld in de woning had gebracht.Op basis hiervan is de rechtbank van oordeel dat het geldbedrag dat in de video te zien is, aan veroordeelde kan worden toegerekend.
Horloge [naam getuige 4]
Op de telefoon van veroordeelde is een video aangetroffen waarop is te zien dat veroordeelde een Rolex-horloge overhandigt aan [naam getuige 4] . Deze video is gemaakt op 13 december 2019 op de verjaardag van [naam getuige 4] . Getuige [naam getuige 4] heeft verklaard dat de video een ‘toneelstukje’ betrof en dat hij het horloge in werkelijkheid dezelfde dag, een paar uur voordat veroordeelde bij hem op kantoor kwam, van [naam 2] uit Dubai heeft gekregen. De verdediging stelt dat op basis van deze verklaring het bedrag van € 13.000,- als contante uitgave aan het Rolex-horloge niet aan veroordeelde kan worden toegerekend.
De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring van [naam getuige 4] onvoldoende onderbouwd en onaannemelijk is. De enkele verklaring van [naam getuige 4] is, gelet op de aangetroffen video, onvoldoende om aan te nemen dat [naam 2] het horloge aan [naam getuige 4] heeft gegeven. Uit een proces-verbaal dat ter terechtzitting is overgelegd, blijkt daarnaast dat in de telefoon van veroordeelde een foto is aangetroffen van hetzelfde horloge.Deze foto is gemaakt op 6 december 2019. Aannemelijk is dus dat veroordeelde een week voordat de betreffende video werd gemaakt de beschikking had over het horloge. Dat iemand uit Dubai vervolgens het horloge aan [naam getuige 4] zou hebben gegeven, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Gelet op de data van de foto van het horloge in combinatie met het videobestand in de telefoon van veroordeelde gaat de rechtbank er vanuit dat veroordeelde degene is die het horloge cadeau heeft gegeven aan [naam getuige 4] en daarvoor een contante uitgave heeft gedaan. De rechtbank ziet gelet hierop geen noodzaak tot het horen van getuige [naam 2] . Het voorwaardelijk verzoek van de verdediging daartoe wijst de rechtbank af.
4.3.3.Vaststelling wederrechtelijk verkregen voordeel
Naar het oordeel van de rechtbank heeft veroordeelde uit de baten van strafbare feiten wederrechtelijk voordeel verkregen dat de rechtbank schat op € 515.423,99. De rechtbank ontleent deze schatting aan de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen in het rapport zijn vervat.
De rechtbank komt op dat bedrag op basis van de volgende berekening:
Beginsaldo contant geld € 1.000,-
Contante opnamen bank en Legale ontvangsten € 21.161,-
Totaal beschikbaar aan herleidbare legale contanten voor uitgaven € 22.161,-
Aangetroffen contanten € 197.990,43
Contante uitgaven € 339.594,56
Totaal niet-legale contante uitgaven € 537.584,99
Wederrechtelijk verkregen voordeel€ 515.423,99