ECLI:NL:RBAMS:2024:8776

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
13/296136-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed en verlaten van de plaats van het ongeval

Op 23 december 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 april 2023 betrokken was bij een verkeersongeval te Amsterdam. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, heeft een fietser aangereden en is vervolgens de plaats van het ongeval verlaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. De verdachte was bekend met de verkeerssituatie en had geen voorrang verleend aan de fietser. Na het ongeval heeft hij het slachtoffer in hulpeloze toestand achtergelaten. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het veroorzaken van het ongeval, het verlaten van de plaats van het ongeval en het rijden onder invloed van alcohol. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, maar de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar heeft geoordeeld dat een gevangenisstraf passend is gezien de ernst van de feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/296136-23
Datum uitspraak: 23 december 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
ingeschreven op het postadres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
9 december 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.D. Rijnsburger, naar voren hebben gebracht.
Tevens heeft de rechtbank kennisgenomen van wat het slachtoffer [slachtoffer] naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat op 16 april 2023 te Amsterdam:
door zijn schuld een verkeersongeval heeft plaatsgevonden ten gevolge waarvan [slachtoffer] (zwaar) lichamelijk letsel werd toegebracht, dan wel (subsidiair) hij zich dusdanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt;
hij zich schuldig heeft gemaakt aan het verlaten van de plaats van een verkeersongeval waarbij naar hij wist of redelijkerwijs kon vermoeden aan [slachtoffer] letsel en/of schade was toegebracht en [slachtoffer] in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
hij zich schuldig heeft gemaakt aan het besturen van een personenauto na gebruik van een meer dan de toegestane hoeveelheid alcohol (665 μg/l).
De tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Verdachte heeft zeer onvoorzichtig en/of onoplettend gereden. Hij heeft geen voorrang gegeven aan het slachtoffer en hij reed onder invloed van een grote hoeveelheid alcohol. Na het ongeval heeft verdachte zich onttrokken aan zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer door weg te rennen en het slachtoffer, dat verdachte gewond op de grond had zien liggen, in hulpeloze toestand achter te laten. Het letsel van het slachtoffer is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit. Er is geen sprake van een gedraging waaruit kan worden afgeleid dat verdachte zich bewust had moeten zijn van zeer ernstig gevaar dat door zijn buitengewoon onvoorzichtige gedraging in het leven is geroepen.
Verdachte heeft een inschattingsfout gemaakt door plotseling naar links te sturen. Hij is daarbij de controle over zijn auto kwijt geraakt. Hij is met zijn auto over het fietspad gegleden en heeft daarmee onbedoeld geen voorrang verleend aan een fietser, die hij daarbij kennelijk heeft geraakt. Vervolgens is hij tegen een boom tot stilstand gekomen. Gedurende deze handelingen was verdachte onder invloed van alcohol en nadien heeft hij de benen genomen.
Verdachte heeft voorafgaand aan het ongeval niet zodanig gereden dat daaruit enige opzet valt af te leiden. Er blijkt niet van slingerend of opvallend rijgedrag. Het enkele feit dat hij onder invloed van alcohol achter het stuur is gestapt, is daarvoor onvoldoende. Ook kan niet worden bewezen dat verdachte te hard heeft gereden.
Indien de rechtbank wel tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde komt dan zou de mate van schuld moeten worden beperkt tot aanmerkelijke onvoorzichtigheid.
Het letsel van het slachtoffer kan gezien de aard en de ernst van het letsel (hersenschudding en kneuzingen aan de benen) niet gelden als zwaar lichamelijk letsel in de zin van de wet.
Oordeel van de rechtbank
Feitelijke toedracht
Op 16 april 2023 reed verdachte als bestuurder in zijn auto over de Cornelis Krusemanstraat te Amsterdam, komende uit de richting van de Amstelveenseweg en gaande in de richting van het Valeriusplein. Aangekomen bij de kruising met de Hendrik Jacobszstraat is verdachte linksaf geslagen. Daarbij is hij bij het oversteken van het fietspad tegen een op de Cornelis Krusemanstraat uit tegengestelde richting tegemoetkomende fietser (slachtoffer [slachtoffer] ) aangereden die rechtdoor wilde gaan. [slachtoffer] is hierdoor ten val gekomen en heeft een hersenschudding en kneuzingen aan zijn benen opgelopen.
Verdachte heeft vervolgens de plaats van het ongeval verlaten, maar werd even later door een omstander alsnog staande gehouden. Uit onderzoek is gebleken dat verdachte onder invloed van alcohol verkeerde.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Bij de beoordeling van de vraag of een verdachte schuld heeft aan een ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) komt het volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het gaat daarbij om aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam verkeersgedrag waardoor het ongeval en de gevolgen daarvan zijn ontstaan. Voorts verdient het opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. [1]
Feit 1 primair
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de bestuurder van de auto was ten tijde van het ongeval en dat hij zich, ondanks dat hij alcohol had gedronken, in staat voelde om de auto te besturen. Verdachte was ter plaatse bekend. Hij is met een vriend uit eten geweest en heeft daarna met die vriend nog wat drankjes genuttigd. Verdachte had zijn auto op een busbaan geparkeerd en wilde zijn auto naar eigen zeggen verplaatsen naar een paar straten verderop bij of in de buurt van zijn woning omdat zijn auto de volgende ochtend niet meer op die busbaan mocht staan. Uit een ademonderzoek, uitgevoerd bij verdachte kort na het ongeval, bleek dat het alcoholgehalte van de adem van verdachte 665 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht was. Verdachte had aldus veel te veel alcohol gedronken voordat hij in de auto stapte. Het alcoholgehalte bedroeg meer dan drie keer de toegestane hoeveelheid, hetgeen ongetwijfeld nadelig van invloed is geweest op zijn rijvaardigheid.
Verdachte bestuurde bovendien de auto terwijl op dat moment zijn rijbewijs was ingevorderd wegens het zes dagen ervoor (ook al) rijden onder invloed van alcohol, maar ook dat heeft hem er niet van weerhouden toch in de auto te gaan rijden.
Bij de Hendrik Jacobszstraat is verdachte bij het linksaf slaan de macht over het stuur verloren en is hij tegen [slachtoffer] aangereden. Verdachte heeft zich er voorafgaand aan en tijdens het linksaf slaan niet van vergewist of er sprake was van enig kruisend verkeer. Hij heeft in het geheel niet gekeken, zo heeft hij ter zitting verklaard. Hoewel zijn zicht ter plaatse niet werd beperkt door bijvoorbeeld geparkeerde auto’s of andere obstakels, zag hij het slachtoffer pas nadat hij tegen hem aan was gereden, en heeft hij dan ook niet nog geprobeerd om te remmen. Omdat [slachtoffer] op dezelfde weg rechtdoor reed, had de naar links afslaande verdachte hem voorrang moeten verlenen.
Snelheid
Het dossier bevat onvoldoende informatie over de door verdachte gereden snelheid ten tijde van het ongeval, zodat niet kan worden bewezen dat verdachte harder dan de maximaal toegestane snelheid ter plaatse heeft gereden of met een snelheid die te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse.
Letsel
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het letsel dat [slachtoffer] ten gevolge van het ongeval heeft opgelopen, valt aan te merken als zwaar lichamelijk letsel in de zin van de wet. Het dossier bevat voldoende informatie over de aard en ingrijpendheid van de benodigde medische behandelingen en het zicht op volledig herstel, om tot deze vaststelling te kunnen komen. Het slachtoffer heeft zich mede als gevolg van aanhoudende klachten (constante hoofdpijn, duizeligheid, verstoorde oogmotoriek, slapeloosheid) na het ongeval onder behandeling moeten stellen van een neuroloog, een fysiotherapeut, een sportarts, een chiropractor en een ergotherapeut. Daarnaast volgt hij thans EMDR therapie in verband met mentale klachten ten gevolge van het ongeval. In december 2023 werd vastgesteld dat er sprake is van een zogenaamd postcommotioneel syndroom. Het slachtoffer ondervindt tot op heden verregaande beperkingen in zijn (sociale) leven. Of, en zo ja wanneer, er uiteindelijk sprake zal zijn van volledig herstel is vooralsnog niet vastgesteld.
Conclusie
Gelet op het geheel van de gedragingen van verdachte en de aard en de ernst daarvan, en de overige omstandigheden van het geval – zoals hiervoor overwogen – kwalificeert de rechtbank het verkeersgedrag van verdachte als zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het ongeval aan de schuld van verdachte te wijten is.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat in het dossier voldoende bewijs voorhanden is om ook tot een bewezenverklaring van feit 2 te komen. Nadat verdachte met zijn auto tegen een boom tot stilstand was gekomen en was uitgestapt, heeft hij het slachtoffer op de grond zien liggen en is weggerend. Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij na de botsing is weggerend.
Feit 3
Ook feit 3 kan worden bewezen op grond van hetgeen hiervoor bij feit 1 met betrekking tot het alcoholgehalte is overwogen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte

1.primair

op 16 april 2023 te Amsterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmee rijdende over de Cornelis Krusemanstraat, zich zodanig, te weten zeer onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, genaamd [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding en twee zwaar gekneusde benen, werd toegebracht, bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Cornelis Krusemanstraat, komende uit de richting van de Amstelveenseweg en gaande in de richting van het Valeriusplein,
- terwijl het donker was,
- terwijl verdachte ter plaatse zeer bekend was,
- terwijl verdachte onder invloed van alcohol verkeerde,
- terwijl het rijbewijs van verdachte was ingevorderd,
verdachte is vervolgens linksaf geslagen naar de Hendrik Jacobszstraat,
verdachte is vervolgens het fietspad voor tegemoetkomend verkeer overgestoken,
verdachte heeft zich er bij het afslaan niet van vergewist dat het fietspad vrij was van enig kruisend verkeer,
verdachte heeft vervolgens een rechtdoor gaande verkeersdeelnemer, te weten de bestuurder van een fiets, [slachtoffer] , geen voorrang verleend,
verdachte heeft daarbij niet afgeremd en heeft de macht over het stuur verloren,
verdachte is vervolgens tegen die [slachtoffer] aangereden, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, terwijl verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Amsterdam aan de Cornelis Krusemanstraat op 16 april 2023, de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist, aan een ander, te weten [slachtoffer] , letsel was toegebracht en een ander, te weten [slachtoffer] , aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
3.
op 16 april 2023 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig, namelijk als bestuurder van een personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 665 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.De strafbaarheid van het feit

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen en maatregelen

Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 primair, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, en tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen (OBM) voor de duur van drie jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen maar te volstaan met een (forse) taakstraf gecombineerd met voorwaardelijke sancties. Verdachte heeft na een lange periode van stress door financiële en zakelijke problemen en een kapotgelopen relatie, het faillissement van zijn horecaonderneming moeten aanvragen en zijn cateringbedrijf moeten verkopen. Verdachte is de komende anderhalf jaar nog wel werkzaam bij het cateringbedrijf. Verdachte hoopt te worden toegelaten tot schuldsanering via de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) en hoopt na afwikkeling van het faillissement verder te kunnen met het oplossen van zijn problemen. Een gevangenisstraf zou dit traject doorkruisen. Hij zal daardoor zijn baan verliezen en vreest voor eventuele consequenties met betrekking tot de overname van zijn onderneming. Dit geldt ook voor een onvoorwaardelijke rijontzegging. Verdachte heeft voor zijn werkzaamheden (het halen en brengen van apparatuur en voedingsmiddelen) zijn rijbewijs nodig.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt, waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Verdachte is in zijn auto gaan rijden nadat hij zodanig veel alcohol had gedronken dat hij niet tot het behoorlijk kunnen besturen van zijn auto in staat kon worden geacht. Dat verdachte er voor koos om toch te gaan rijden is des te meer verwijtbaar, omdat het rijbewijs van verdachte slechts zes dagen eerder was ingevorderd wegens het rijden na het (eveneens) drinken van te veel alcohol. Dit rijbewijs had verdachte op 16 april 2023 nog niet terug. Door zo veel te drinken en zich daarna in het verkeer te begeven, heeft verdachte onverantwoorde risico’s genomen en de kans op een ongeval zeer vergroot. Verdachte was zich totaal niet bewust van de aanwezigheid van andere verkeersdeelnemers. Zo kon het gebeuren dat hij bij een ondoordachte manoeuvre zijn auto niet meer onder controle kon houden en tegen het slachtoffer Van der Steen is aangereden die op zijn fiets op het fietspad reed.
Hoewel verdachte wist dat hij iemand had aangereden, en hij ook heeft gezien dat deze persoon gewond op de grond lag, heeft hij niet zijn verantwoordelijkheid genomen en heeft hij zich daarna niet om het slachtoffer bekommerd, maar is er vandoor gerend. Kort daarna is verdachte echter door een oplettende omstander staande gehouden en overgedragen aan de politie. Ook ter terechtzitting heeft verdachte zich in dit opzicht weinig schuldbewust getoond.
Het slachtoffer [slachtoffer] ondervindt nog dagelijks – zowel fysiek als mentaal – de nadelige gevolgen van het ongeval. Zoals ook gebleken is uit zijn ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring wordt hij thans nog steeds aanzienlijk beperkt in zijn dagelijkse (sociale) leven.
De rechtbank houdt voorts rekening met de omstandigheid dat verdachte, zoals blijkt uit het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van 26 november 2024, in het verleden eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen voor de Wegenverkeerswet 1994 (rijden onder invloed en een snelheidsovertreding).
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gekeken naar straffen die voor vergelijkbare gevallen door rechtbanken en gerechtshoven worden opgelegd en naar de geldende oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij sprake is van ernstige schuld, er een alcoholpercentage van meer dan 570 µg/l is vastgesteld en het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, wordt als uitgangspunt een gevangenisstraf van zeven maanden en een onvoorwaardelijke OBM voor de duur van drie jaren opgelegd.
Gelet op het voorgaande, de mate van schuld die de rechtbank bewezen acht, de ernst van de verweten gedragingen en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, ziet de rechtbank, ook in hetgeen de raadsman heeft aangevoerd over de persoonlijke omstandigheden van verdachte, geen aanleiding hier al te zeer van af te wijken. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een taakstraf, en acht een gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank zal de officier van justitie volgen voor wat betreft de hoogte van die gevangenisstraf en daarmee een lagere gevangenisstraf dan de oriëntatiepunten opleggen, omdat de rechtbank mee laat wegen dat de aanrijding ruim anderhalf jaar geleden heeft plaatsgevonden en de strafzaak hem al die tijd boven het hoofd heeft gehangen.
Daarnaast acht de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen op zijn plaats. Anders dan door de officier van justitie geëist zal de rechtbank deze geheel onvoorwaardelijk opleggen, met name ook omdat verdachte in het verleden eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen, maar hiervan niet blijkt te hebben geleerd. Deze bijkomende straf strekt er daarom mede toe verdachte ervan te doordringen in de toekomst de grootst mogelijke voorzichtigheid in het verkeer in acht te nemen, en niet nogmaals lichtzinnig te besluiten in de auto te stappen en te gaan rijden in een toestand waarin hij dat niet mag doen en niet moet doen.
Daarnaast is niet gebleken dat verdachte dusdanige werkzaamheden heeft die met het opleggen van een OBM niet meer uitvoerbaar zouden zijn.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, en op de artikelen 6, 7, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het onder de feiten 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Met betrekking tot feit 1 primair en feit 3:
Eendaadse samenloop van:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
en
Overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
Met betrekking tot feit 2:
Overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 (zes) maanden.
Ontzegtverdachte terzake van het onder 1 primair bewezenverklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
3 (drie) jaren.
Bepaalt dat de tijd dat het rijbewijs in verband met de bewezen feiten 1 primair en 3 vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak reeds ingevorderd of ingehouden is geweest, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. Beunk, voorzitter,
mrs. C.M. Degenaar en I. Mannen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. West, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 december 2024.
[…]
,
[…]

Voetnoten

1.Zie onder meer de arresten van de Hoge Raad van 1 juni 2004 ECLI:NL:HR:2004:AO5822 en van 29 april