GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Aan betrokkene is bij de inleidende beschikking wegens een verkeersgedraging een administratieve sanctie opgelegd ingevolge de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene wordt verweten dat met het motorvoertuig met kenteken [kenteken] , waarvoor betrokkene als kentekenhouder aansprakelijk is, een weg is gebruikt in strijd met een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen (bord C12). Deze gedraging is door middel van camerahandhaving geconstateerd op 3 oktober 2023 om 12:42 uur op de [locatie 1] .
2. Het beroep is tijdig ingesteld.
3. Betrokkene voert tegen de beslissing van verweerder aan dat hij geen borden heeft gezien. Betrokkene reed voor het eerst op de pleeglocatie en heeft geen waarschuwingsperiode gezien of daarover een brief ontvangen.
Voorts voert betrokkene, kort gezegd, aan dat de verkeerssituatie op de pleeglocatie onduidelijk en misleidend is. Betrokkene verwijst in dit verband onder meer naar een overgelegde foto van een matrixunit waarop volgens betrokkene onjuiste informatie staat weergegeven. Daarnaast voldoen de borden op de pleeglocatie volgens betrokkene niet aan de wettelijke vereisten. De borden zijn namelijk te klein en niet goed zichtbaar. Verder voldoet de gemeente niet aan de voorwaarden die horen bij de digitale handhaving geslotenverklaringen. Betrokkene was onbekend op de pleeglocatie en heeft de aankondigingsborden niet kunnen zien.
In een aanvulling op het beroepschrift d.d. 15 december 2024 stelt betrokkene nog dat de informatie op het matrixbord, waarvan een foto in het geding is gebracht, aangaf dat de situatie per 1 november gewijzigd zou zijn. Op deze manier is betrokkene toch min of meer misleid en waren de feitelijke omstandigheden verwarrend.
4. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het beroep ongegrond is. De tekstkar heeft er gestaan nadat betrokkene de onderhavige gedraging heeft begaan. De tekstkar kan in dit geval dus niet voor verwarring hebben gezorgd.
Daarnaast merkt verweerder op dat de waarschuwingsperiode op 3 oktober 2023 al voorbij was. Deze was immers van 1 juli 2023 tot en met 31 augustus 2023.
5. Het volgende wordt overwogen.
6. Op grond van de verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht, die in dit geval wordt ondersteund met fotografisch materiaal, staat voldoende vast dat de aan betrokkene verweten gedraging is verricht. Er is geen aanleiding om aan de juistheid van deze stukken te twijfelen, zodat de sanctie terecht aan betrokkene is opgelegd.
7. Uit artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) volgt dat weggebruikers verplicht zijn gevolg te geven aan verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt of de verkeerstekens al dan niet met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke voorschriften zijn geplaatst. Het staat niet ter beoordeling van de individuele weggebruiker of een verkeersbord wel of niet overeenkomstig de voorschriften is geplaatst.
8. Uit het zaakoverzicht blijkt dat de overtreding langs de elektronische weg is geconstateerd en op digitale foto’s is vastgelegd door een camera die enkele meters na het bord C12 is geplaatst. De camera heeft vastgelegd dat het voornoemde voertuig kwam uit de oostelijke richting van het [locatie 2] en reed in westelijke richting naar de [locatie 3] .
9. In het dossier bevinden zich twee schouwrapporten van de bebording, daterend van 30 september 2023 en 10 oktober 2023 en hieruit blijkt dat de bebording op beide momenten ter plaatse aanwezig was en conform de wet en regelgeving was geplaatst. De juiste plaatsing van de verkeersborden wordt maandelijks geschouwd door een boa.
10. Wat betreft het verweer dat de matrixunit onjuiste informatie weergaf overweegt de kantonrechter het volgende. De [locatie 1] is aan de
westzijdemet ingang van 1 juli 2023 afgesloten voor verkeer met uitzondering van lijnbussen. In de periode van 16 oktober tot en met 1 november heeft er op de [locatie 1] een tekstkar gestaan met de mededeling dat vanaf 1 november 2023 de weg niet zou mogen worden ingereden. Dit betrof een andere weg, maar heeft wel tot een onduidelijke situatie geleid in die periode. Nu de onderhavige gedraging dateert van 3 oktober 2024, was er geen sprake van een verwarrende situatie als gevolg van deze matrixunit. De gedraging valt immers buiten de voornoemde periode. Dit verweer faalt derhalve.
11. Betrokkene voert aan dat hij niet eerst is gewaarschuwd. Een daartoe bevoegde verbalisant heeft bij het opleggen van een sanctie in de zin van een Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) een zekere discretionaire bevoegdheid. De verbalisant kan afhankelijk van omstandigheden van het geval afzien van het opleggen van een administratieve sanctie. In dit geval is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan de verbalisant had moeten afzien van het opleggen van de sanctie.
Voorts blijkt uit een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 augustus 2023, vindplaats ECLI:NL:GHARL:2023:6933, onder meer dat een verbalisant niet slechts van zijn bevoegdheid tot oplegging van een boete gebruik mag maken indien een waarschuwingsperiode in acht is genomen. Ook is het vanuit de Wahv niet vereist dat er een waarschuwingsperiode moet worden gehanteerd of dat slechts nadat een waarschuwing gegeven is, een boete mag worden opgelegd. Óf er een waarschuwingsperiode van kracht is geweest en of de boete binnen of buiten deze periode is opgelegd, is daarom niet relevant. Voorwaarden digitale handhaving geslotenverklaringen
12. Betrokkene heeft aangevoerd dat de gemeente Amsterdam niet heeft voldaan aan de voorwaarden die horen bij de digitale handhaving geslotenverklaringen. De kantonrechter gaat hierin niet mee en overweegt daartoe als volgt. Gelet op de beslissing van de officier van justitie en het algemeen
“Proces-verbaal alle motorvoertuigen [locatie 1] ”van 1 september 2023 is voldaan aan de vereisten betreffende de publicatie en bekendmaking van de inwerkingtreding van deze geslotenverklaring.
Onbekend op de pleeglocatie
13. In het algemeen mag van een weggebruiker worden verwacht dat hij anticipeert op naderende verkeerssituaties en zijn snelheid en rijgedrag zodanig aanpast dat daarop tijdig kan worden gereageerd. Ook mag van kentekenhouders worden verwacht dat zij zich inspannen om zichzelf op de hoogte te stellen en op de hoogte te blijven van de voor hen geldende regelgeving, en dat zij daarnaar handelen. Dat betrokkene onbekend was op de pleeglocatie doet aan het voorgaande niet af.
14. Daarom wordt beslist als volgt.