De beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 100,- voor: “als snorfietser niet de rijbaan gebruiken waar dit verplicht is”. Deze gedraging zou zijn verricht op 17 februari 2022 om 18:37 uur op de Amstelveenseweg in Amsterdam met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde voert aan dat voor digitale handhaving in zaken als de onderhavige instemming van het openbaar ministerie is vereist. Van instemming was ten tijde van de gedraging geen sprake. Verder voert de gemachtigde aan dat voor het digitaal handhaven geen waarschuwingsperiode is vastgesteld. Er is daarom niet gehandeld in overeenstemming met de randvoorwaarden van het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden (hierna: het Beleidskader). Dit brengt mee dat de ambtenaar niet bevoegd was om de sanctie op te leggen. Voor zover deze grond niet slaagt, voert de gemachtigde aan dat het billijk is om alsnog een waarschuwingsperiode vast te stellen en hierbij aansluiting te zoeken bij de door rechtbank Amsterdam gehanteerde periode van 3 maanden in zaken als de onderhavige.
3. De vermeende gedraging (feitcode R312c) is van 17 februari 2022 en betreft een overtreding van artikel 5, achtste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990).
Uit het dossier volgt dat de gedraging (op automatische wijze) is vastgesteld door middel van een camera. Er is sprake van digitale handhaving, de sanctie is opgelegd door een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) van het domein openbare ruimte.
4. De ten tijde van de gedraging geldende Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar (hierna: Regeling) bepaalt ten aanzien van de bevoegdheid van de boa Openbare ruimte in de bij deze behorende bijlage voor zover hier van belang het volgende:
“De boa Openbare ruimte is belast met de opsporing van de strafbare feiten in de volgende wettelijke voorschriften voor zover noodzakelijk voor een goede uitoefening van de functie en de daaraan gekoppelde taakomschrijving, tenzij de wet zich daartegen verzet.
(…)
Digitaal handhaven is slechts mogelijk op overtreding van het RVV en na instemming van het Openbaar Ministerie. Een aanvraag tot instemming wordt getoetst aan de door het Openbaar Ministerie hiertoe vastgestelde kaders. De toepasselijke kaders zijn te vinden op www.om.nl/digitaalhandhavenRVV.”
5. Bij het verweerschrift is een afschrift van een verklaring van instemming van het openbaar ministerie d.d. 21 februari 2023 gevoegd. Hierin is onder meer het volgende te lezen:
“In september 2021 heeft Parket CVOM ingestemd met het voorgelegde plan. Daarbij is aangegeven dat Parket CVOM wel nog graag enkele dossierstukken ter beoordeling toegezonden zou krijgen. Dat betrof het brondocument, de overtredingsfoto, het algemeen proces-verbaal en het schouw proces-verbaal. Op die manier wordt de kwaliteit gewaarborgd. Deze afspraak wordt altijd gemaakt met de gemeente bij het verlenen van instemming voor digitale handhaving. Al deze genoemde documenten zijn opgestuurd, beoordeeld en akkoord bevonden door Parket CVOM in oktober (het hof begrijpt: 2021). Nu de instemming was gegeven en alle benodigde documenten door Parket CVOM waren ontvangen en beoordeeld kon de gemeente aanvangen met de digitale handhaving per 8 november 2021.”
6. Aldus kan worden vastgesteld dat ten tijde van de gedraging was voldaan aan de door de minister in de Regeling opgenomen voorwaarden dat digitaal handhaven slechts mogelijk is op overtreding van het RVV, in dit geval de overtreding van artikel 5, achtste lid, van het RVV 1990 met feitcode R312c, en na instemming van het openbaar ministerie op een aanvraag tot instemming door de gemeente.
7. Met betrekking tot de vraag waaraan de aanvraag om instemming moet worden getoetst, stelt
het hof vast dat de tekst van de Regeling niet noopt tot de conclusie dat instemming slechts kan worden verleend indien aan alle voorwaarden van een concreet Beleidskader wordt voldaan. Bepaald is slechts dat een aanvraag tot instemming dient te worden getoetst aan bepaalde kaders. De Regeling biedt daarmee het openbaar ministerie de ruimte om zelf te bepalen aan welke (onderdelen van) (al dan
niet opgestelde) kaders moet worden voldaan, wil instemming kunnen worden verleend. De verwijzing in de Regeling naar de toepasselijke kaders die te vinden zijn op “www.om.nl/digitaalhandhavenRVV” moet als een opsomming van mogelijke kaders worden beschouwd waarop potentiële aanvragers om instemming zich kunnen oriënteren indien zij overwegen een aanvraag om instemming te doen, maar kan niet als uitputtend worden gezien.
8. De hier aan het openbaar ministerie gegeven ruimte brengt tevens mee dat voor het antwoord op de vraag of, en zo ja in hoeverre, voor ambtenaren aan de kaders te ontlenen beleidsregels als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Wahv gelden (vgl. het arrest van het hof van 1 september 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:7566), betekenis toekomt aan hetgeen het openbaar ministerie - bij het verlening van instemming - heeft bepaald met betrekking tot de toe te passen (onderdelen van) kaders. 9. Met het oog daarop zal het hof nagaan welke (onderdelen van) kaders het openbaar ministerie bij het verlenen van instemming heeft gehanteerd en wat het met betrekking daartoe heeft aangegeven.
10. Bij het verweerschrift is een afschrift van een e-mailwisseling overgelegd met een beleidsadviseur van de gemeente Amsterdam. Hierin is onder meer het volgende te lezen:
“Wanneer is de gemeente Amsterdam gestart met de digitale handhaving op de genoemde locatie?
1 november 2021 is de pilot camerahandhaving SNOR gestart. Gedurende de pilot zijn verschillende locaties toegevoegd en verwijderd, per toegevoegde locatie is steeds de voorbeeldfoto vooraf afgestemd met collega’s van CVOM (…) Heeft de gemeente Amsterdam bij de digitale handhaving van onder andere feitcode R312c een periode gehanteerd waarin enkel werd gewaarschuwd voor het rijden met een snorfiets op locaties waar dit niet is toegestaan? Er is geen waarschuwingsperiode voor aanvang van de pilot digitale handhaving aangehouden, wel is er via o.a. raad en media gecommuniceerd en bebording ter plaats om te waarschuwen voor camerahandhaving. Dit is voor aanvang van de pilot zo afgestemd met de CVOM en de subdriehoek verkeer, zie ook het meegezonden (niet openbare PvA). Waarom: SNOR maatregel geldt in Amsterdam al sinds 8 april 2019 en is geen nieuw verkeersbesluit. Daarbij is destijds bij invoering wel een waarschuwingsperiode van 8 weken gehanteerd voordat gesanctioneerd werd. Men mag inmiddels bekend worden verondersteld met de geldende regels in Amsterdam. Het gebied – verkeersbesluit ten grondslag van de pilot camerahandhaving is exact dezelfde als 8 april 2019.”
11. Het dossier bevat verder een algemeen proces-verbaal d.d. 4 november 2021. Onder het kopje ‘Communicatie snorfiets naar de rijbaan door de gemeente Amsterdam’ is opgesomd op welke wijze de maatregel onder de aandacht is gebracht. Het verzenden van een waarschuwingsbrief is hieronder niet vermeld.
12. Het kader dat als uitgangspunt is genomen bij de toetsing of instemming kan worden verleend is, zo stelt het hof op grond van deze mededelingen en het verhandelde ter zitting vast, het destijds geldende Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden, versie augustus 2018.
13. Gelet op hetgeen hierboven (rechtsoverweging 7) is overwogen, maakt de omstandigheid dat aan de in dit Beleidskader opgenomen randvoorwaarde dat sprake dient te zijn van een waarschuwingsperiode niet is voldaan, niet dat het openbaar ministerie geen instemming mocht verlenen aan de digitale handhaving.
14. Aan het hanteren van een waarschuwingsperiode is bij de toetsing van instemming geen betekenis is toegekend en daarbij is niet bepaald dat ambtenaren slechts van hun bevoegdheid tot oplegging van een sanctie gebruik mogen maken indien een waarschuwingsperiode in acht is genomen. Gelet op hetgeen hierboven (rechtsoverweging 8) is overwogen rechtvaardigt het door de gemachtigde gestelde daarom niet de conclusie dat de ambtenaar bij het opleggen van de sanctie heeft gehandeld in strijd met een voor hem geldende beleidsregel.
15. Evenmin bestaat aanleiding voor het oordeel dat het billijk is om een waarschuwingsperiode te hanteren, zoals de gemachtigde meent. De Wahv eist niet dat een waarschuwingsperiode moet worden gehanteerd of dat slechts nadat een waarschuwing gegeven is, een sanctie mag worden opgelegd.
16. Het voorgaande betekent dat de aangevoerde gronden falen. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter bevestigen en dat betekent dat er geen aanleiding tot een proceskostenvergoeding bestaat.