ECLI:NL:RBAMS:2024:8748

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
13/259024-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot overlevering van opgeëiste persoon

Op 16 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Tsjechische autoriteiten. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Tsjechië, die wordt verdacht van het obstructie van de uitvoering van een officiële beslissing en ontruiming. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 2 oktober 2024 in aanwezigheid van de officier van justitie en de opgeëiste persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw en een tolk, behandeld. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen, met schorsing tot aan de uitspraak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Tsjechische nationaliteit heeft en dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, onder de Nederlandse strafbepaling van rijden tijdens een rijontzegging vallen. De rechtbank heeft geen gronden gevonden voor weigering van de overlevering, maar heeft de zaak heropend en geschorst om deze gelijktijdig te kunnen afdoen met een andere EAB-zaak. De rechtbank heeft bepaald dat de zaak uiterlijk twee weken voor 10 november 2024 opnieuw op zitting wordt gepland, samen met de andere EAB-zaak. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/259024-24 (EAB I)
Datum uitspraak: 16 oktober 2024
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering van 16 augustus 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 mei 2024 door
the District Court in Ústí nad Labem, Tsjechië, (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Tsjechië) op [geboortedag] 1974,
verblijvende op het adres: [adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 2 oktober 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Tsjechische taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Tsjechische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
Judgement of the District Court in Ústí nad Labemvan 27 november 2023 (kenmerk: 32 T 36/2023-14)
in connection with the Resolution of the Regional Court in Ústí nad Labemvan 6 februari 2024 (kenmerk: 7 To 412/2023-223), die
legally effectivewerd op 6 februari 2024.
Uit de aanvullende informatie van 28 augustus 2024 blijkt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen in de procedures die tot beide beslissingen hebben geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van acht maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde beslissingen.
De beslissingen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het strafbare feit
‘obstructing the execution of an official decision and eviction’niet als lijstfeit is aangekruist en dat dit feit niet dubbel strafbaar is, zodat de overlevering daarvoor dient te worden geweigerd.
De rechtbank overweegt als volgt. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
Telkens: overtreden van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeersweg 1994.
De rechtbank merkt hierbij op dat de feitomschrijving in het EAB onder de Nederlandse strafbepaling van rijden tijdens een rijontzegging valt. Daarmee vallen de feiten onder de delictsomschrijving van artikel 9, eerste lid, Wegenverkeerswet 1994. Voor de beoordeling van de dubbele strafbaarheid is het niet nodig dat de feitomschrijving onder een identieke Nederlandse strafbepaling valt of een identieke Nederlandse kwalificatie oplevert zoals die is vermeld in het EAB. De rechtbank moet beoordelen of de feitelijke elementen in de feitomschrijving in het EAB ook in Nederland zouden kunnen worden bestraft als de feiten hier waren begaan, en dat is hier het geval.

5.Heropening van het onderzoek

De rechtbank ziet vooralsnog geen gronden voor weigering van de overlevering in deze zaak.
Deze zaak is echter gelijktijdig behandeld met een andere EAB-zaak met parketnummer 13/259212-24 (EAB II), welke zaak de rechtbank bij tussenuitspraak van heden zal aanhouden voor onbepaalde tijd. Die zaak betreft een EAB waaraan een vonnis ten grondslag ligt dat ten aanzien van de feiten deels overeenkomt met die van dit EAB. Dat vonnis zal bij feitelijke overlevering van de opgeëiste persoon aan hem worden betekend waarop – zo begrijpt de rechtbank – het vonnis dat ten grondslag ligt aan het dit EAB komt te vervallen. De rechtbank heeft ten aanzien van de overlevering voor EAB II bij genoemd tussenvonnis aanvullende informatie gevraagd naar aanleiding van – kort samengevat – de geldigheid van het nationaal aanhoudingsbevel, die van belang is voor de afdoening van EAB II. De rechtbank wil beide zaken gelijktijdig afdoen en zal daarom ook deze zaak voor onbepaalde tijd aanhouden. De rechtbank acht van belang dat op EAB II te zijner tijd kan worden beslist. Daarvoor moet de opgeëiste persoon op dat moment in Nederland verblijven. Een feitelijke overlevering in deze zaak zou daaraan in de weg staan. De rechtbank laat het belang om op het EAB II te kunnen beslissen zwaarder wegen dan de andere belangen bij definitieve afdoening van deze zaak op dit moment.

6.Beslissing

HEROPENT en SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd om deze zaak gelijktijdig af te kunnen doen met de zaak met parketnummer 13/259212-24.
BEPAALTdat de zaak uiterlijk 2 weken voor 10 november 2024 (de datum waarop de beslistermijn in deze zaak verstrijkt) opnieuw op zitting wordt gepland, tezamen met de zaak met parketnummer 13/259212-24 (EAB II).
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsvrouw.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Tsjechische taal tegen voornoemde nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. C. Klomp en R.W.L. Koopmans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.P. van Kessel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van16 oktober 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.