Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the Circuit Court in Bydgoszcz, III Criminal Division(Polen) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
II K 430/18opgelegde vrijheidsstraffen die zijn opgelegd wegens de in het EAB genoemde feiten I t/m V. Het onderzoek ter zitting is daarnaast heropend onder gelijktijdige schorsing voor onbepaalde tijd ten aanzien van het deel van het EAB dat strekt tot de vervolging van de opgeëiste persoon ten aanzien van de in het EAB genoemde feiten VI tot en met VIII.
remand regime. Deze vragen dienen om na te gaan of – in het licht van het CPT rapport van 22 februari 2024 [4] – een algemeen gevaar moet worden aangenomen voor gedetineerden die in Polen in voorlopige hechtenis zitten.
remand regimeaangezien er nog geen vertaalde reactie beschikbaar was.
remand regime, ten aanzien van de opgeëiste persoon kan worden weggenomen.
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.(Tussen)uitspraak van 13 maart 2024
District Court in Świecievan 18 oktober 2018 met referentie IIK 430/18 opgelegde vrijheidsstraffen, die zijn opgelegd wegens de in het EAB genoemde feiten I t/m V. De uitspraak van 13 maart 2024 betreft ten aanzien van dit gedeelte van het EAB een einduitspraak.
4.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden in Polen
remand regimein Polen terechtkomen. [5]
remand regime, kan op zichzelf niet tot weigering van de overlevering leiden. Het enkele bestaan van gegevens die duiden op gebreken in dit regime, impliceert immers niet noodzakelijkerwijs dat, in een concreet geval, de grondrechten van de opgeëiste persoon bij overlevering zullen worden geschonden.
remand regimewaar hij zal worden gedetineerd. De mogelijkheid bestaat dat bij wijziging van de omstandigheden het reële gevaar van schending van de grondrechten van deze opgeëiste persoon alsnog kan worden uitgesloten. [6]
remand regimesaan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen:
remand regimeniet is weggennomen, omdat er geen antwoorden waren ontvangen op de vragen die in de tussenuitspraak van 12 juni 2024 in de zaak van de opgeëiste persoon waren gesteld. De rechtbank is er daarom van uitgegaan dat er voor de opgeëiste persoon een individueel gevaar van schending van zijn grondrechten bestond als de overlevering zou worden toegestaan. De rechtbank heeft daarop op grond van artikel 11, tweede lid, OLW de beslissing over de overlevering aangehouden en een niet meer te verlengen redelijke termijn van 30 dagen gesteld om de uitvaardigende justitiële autoriteit in de gelegenheid te stellen alsnog nadere informatie te verstrekken die het vastgestelde individuele gevaar wegneemt.
the Regional Court in Bydgoszcz, III Criminal Divisonde gestelde vragen als volgt beantwoord:
‘living cell’.
garantiegeeft dat toch voldoende uren buiten de cel kunnen worden doorgebracht)
5.Slotsom
6.Toepasselijke wetsartikelen
7.Beslissing
[opgeeiste persoon].