ECLI:NL:RBAMS:2024:8598

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
13-751009-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke opschorting van de termijn voor feitelijke overlevering wegens ernstige humanitaire omstandigheden

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 20 december 2024 uitspraak gedaan over een verzoek tot tijdelijke opschorting van de termijn voor de feitelijke overlevering van de opgeëiste persoon aan Litouwen. De opgeëiste persoon, geboren in Marokko in 1976, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en is ingeschreven in de Basisregistratie Personen. De rechtbank oordeelt dat er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de feitelijke overlevering de gezondheid van de opgeëiste persoon ernstig in gevaar zou brengen, gezien zijn psychiatrische en lichamelijke aandoeningen. De rechtbank stelt vast dat de officier van justitie de feitelijke overlevering heeft uitgesteld, maar dat deze beslissing niet tijdig aan de rechtbank is voorgelegd, waardoor het verzoek tot opschorting te laat is ingediend. De rechtbank wijst het verzoek af, maar gaat ervan uit dat het Openbaar Ministerie niet zal overgaan tot feitelijke overlevering zolang de gezondheidsrisico's bestaan. De zaak is complex, met veel medische en juridische overwegingen, en de rechtbank benadrukt het belang van adequate zorg voor gedetineerden in andere lidstaten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-751009-20
Opschorting feitelijke overlevering wegens ernstige humanitaire omstandigheden (artikel 35, derde lid, OLW)
De uitvaardigende justitiële autoriteit van Litouwen heeft om overlevering verzocht van de opgeëiste persoon:

[opgeëiste persoon] ,

geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1976,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP adres] ,
Raadsvrouw mr. D.S. Altena en raadsman mr. R. Zilver.

Procedure

Op 26 maart 2021 is de overlevering van de opgeëiste persoon aan Litouwen ten behoeve van de strafvervolging toegestaan.
Dat betekent dat hij ingevolge artikel 35, eerste lid, OLW niet later dan 10 dagen na de uitspraak feitelijk moet worden overgeleverd. Op dat moment was echter sprake van een beletsel voor de feitelijke overlevering op grond van de toen geldende versie van artikel 36, eerste lid, OLW in de vorm van een nog openstaande taakstraf, die op 12 maart 2019 aan de opgeëiste persoon was opgelegd (parketnummer 18/830122-18).
De Arboarts heeft op 30 november 2022 vastgesteld dat het uitvoeren van die taakstraf voor de opgeëiste persoon niet mogelijk is, wat op 30 december 2022 door de huisarts van de opgeëiste persoon is bevestigd. Daarbij is door hen beiden aangegeven dat de opgeëiste persoon op dit moment niet detentiegeschikt is. In de brief van de huisarts is daarover het volgende te lezen: “
Meneer is bekend met een psychiatrische en meerder lichamelijke aandoeningen en verder een licht verstandelijke beperking. Meneer heeft stabiliteit en langdurige intensieve verzorging nodig waarvoor hij nu vai WIZ toegekend gekregen. Naar mijn inzizne is dhr op dit moment niet in staat en stabiel genoef om detentie procedure voort te zetten. Echter is ook van belang dat de ingang gezette therapie ononderbroken voorgezet kan worden.”
Op grond daarvan is op 2 maart 2023 namens de opgeëiste persoon aan de officier van justitie verzocht om op grond van de toen geldende versie van artikel 35, derde lid, OLW de feitelijke overlevering op te schorten en subsidiair (nader) onderzoek te doen naar de zorg die Litouwen kan bieden in het licht van de psychische gesteldheid van de opgeëiste persoon en de garantie te bedingen dat hij aldaar de intensieve zorg zal ontvangen die hem momenteel ook wordt verleend.
Namens de officier van justitie werd op 13 april 2023 bericht dat er geen aanleiding werd gezien de verzoeken in te willigen; “
de medische toestand van uw cliënt - voor zover dat met stukken is onderbouwd - zal voorafgaand aan de feitelijke overlevering onder de aandacht van de Litouwse autoriteiten worden gebracht.
Op 12 september 2023 is namens de opgeëiste persoon een kort geding gestart, waarbij primair werd gevorderd te bepalen dat de overlevering alsnog werd geweigerd, subsidiair dat de feitelijke overlevering achterwege wordt gelaten zolang de gezondheidsklachten van de opgeëiste persoon bestaan en meer subsidiair dat het verboden is de opgeëiste persoon over te brengen naar Litouwen zolang er geen nader onderzoek is gedaan naar de specifieke zorg die hij nodig heeft en zolang er door de Litouwse autoriteiten geen garanties zijn afgegeven over de detentieomstandigheden.
Bij vonnis van 6 november 2023 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen afgewezen, en daartoe – voor zover hier relevant – het volgende overwogen: (…)
Uit de door [opgeëiste persoon] overgelegde verklaringen van de Arboarts en van zijn huisarts kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet worden afgeleid dat sprake is van nieuwe klachten die het leven of de gezondheid van [opgeëiste persoon] bij overlevering aan Litouwen ernstig in gevaar zouden brengen. De Staat heeft er daarbij terecht op gewezen dat een huisarts of een Arboarts niet de aangewezen partij is om detentiegeschiktheid in het kader van overlevering te beoordelen. Daarvoor is immers noodzakelijk dat de betreffende arts beschikt over relevante informatie aangaande detentieomstandigheden en zorgmogelijkheden in de betreffende staat. Over die informatie beschikten de betreffende artsen niet kenbaar. Daar komt bij dat de verklaringen van de Arboarts en de huisarts zeer beknopt zijn, zonder concrete uitleg of motivering van hun oordeel. Ook volgt uit deze verklaringen niet dat sprake zou zijn van andere of nieuwe gezondheidsklachten dan de reeds langere tijd bekende – onder 3.2 genoemde – gezondheidsklachten die door de IRK zijn meegewogen. De verklaring van de Arboarts zegt bovendien niets over de detentie(on)geschiktheid van [opgeëiste persoon] , maar ziet slechts op de vraag of [opgeëiste persoon] in staat moet worden geacht een taakstraf te verrichten. Verder volgt uit het door [opgeëiste persoon] overgelegde begeleidingsplan van [zorginstelling 1] , het zorgindicatiebesluit van het [zorginstelling 2] en de samenvatting zaaknummer: C/09/653616 / KG ZA 23-757 6 november 2023 5 van het psychodiagnostisch onderzoek van [zorginstelling 3] dat [opgeëiste persoon] weliswaar psychisch kwetsbaar is, maar zonder toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom die omstandigheid aan feitelijke overlevering aan Litouwen in de weg zou moeten staan. Dat klemt temeer nu, zoals de Staat onweersproken heeft gesteld, [opgeëiste persoon] met dezelfde medische klachten enige jaren geleden nog in Nederland gedetineerd is geweest. Tegen die achtergrond heeft [opgeëiste persoon] naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat feitelijke overlevering vanwege zijn gezondheidstoestand niet verantwoord is en dat in zijn geval sprake is van een dreigende schending van artikel 4 van het Handvest en/of artikel 3 EVRM. (…) Dan resteert de vraag of de Staat toch, alvorens tot overlevering over te gaan, gehouden is nog nader onderzoek te verrichten naar de specifieke zorg die [opgeëiste persoon] nodig heeft of dat de Staat vooraf de garantie van Litouwen moet verlangen dat [opgeëiste persoon] in Litouwen de intensieve zorg zal ontvangen die hem momenteel ook wordt verleend. De voorzieningenrechter is van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden geen verdere verplichtingen op de Staat rusten.
Namens de opgeëiste persoon is vervolgens in november 2023 aan de Staat verzocht om een onafhankelijke deskundige aan te stellen om onderzoek te doen naar de detentie(on)geschiktheid van de opgeëiste persoon. Dit verzoek is besproken op 13 juni 2024. Daarbij is door de Staat toegezegd dat zij – na ontvangst van alle relevante informatie over de medische situatie van de opgeëiste persoon – een medisch adviseur zou verzoeken om op basis daarvan te rapporteren welke zorg de opgeëiste persoon nodig heeft en om na ontvangst van het rapport aan de Litouwse autoriteiten te vragen of die zorg kan worden geboden tijdens zijn gevangenschap aldaar.
Op 16 juli 2024 is er door de medisch adviseur, T.M. Ledderhof, gerapporteerd. In dat rapport (hierna: het rapport) is – voor zover hier relevant – het volgende te lezen:

“Overzicht benodigde zorg

Fysiek
Er is sprake van:
Clusterhoofdpijn. Hiervoor heeft betrokkene een zuurstoffles tot zijn beschikking die hij overal mee naar toe kan nemen. Zuurstof (12 liter per minuut gedurende 15 minuten; enkele malen per 24 uur) helpt hem de hevige pijnaanval te onderdrukken of te minimaliseren. Betrokkene probeert uitlokkende factoren zoals geluid, licht, intensieve gesprekken of drukte te vermijden. Hij krijgt medicatie en wordt regelmatig gecontroleerd door de neuroloog. Tijdens de nachtelijke aanvallen heeft betrokkene ondersteuning nodig bij de zuurstof toediening. (…)
Diabetes (suikerziekte). Dit wordt medicamenteus behandeld (zonder insuline). Hiervoor zijn regelmatige controles door de huisarts nodig.
Wat de problematiek aan hart- en vaten is, wordt op basis van de beschikbare info niet duidelijk. (…) Uit de beschikbare info wordt niet duidelijk of betrokkene wordt gecontroleerd door de cardioloog. Een beoordeling door een cardioloog zal indien nodig beschikbaar moeten zijn.
(…)
(…)
(…)

Samenvatting benodigde zorg (inclusief omgeving) fysiek

- Mobiele zuurstofvoorziening (minimaal 12 liter per minuut gedurende 15 min; enkele malen per 24 uur)
- Regelmatige controle door de neuroloog en indien nodig door de cardioloog
- Regelmatige controles door de huisarts
- Medicatie
- Mogelijkheid om heftige geluiden/licht en drukte te vermijden
- Hulp/zorgverlener tijdens de nachten
Psychisch
Er is sprake van:
1.
Chronische posttraumatische stressstoornis, gegeneralisserde angsstoornis,

ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis (met antisociale en afhankelijke trekken). In juni 2024 werd door behandelaren het volgende als plan van aanpak geformuleerd: (…) Gespecialiseerde traumabehandeling (door een gezondheidszorg psycholoog), die bestaat uit Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) en Boks-Psychotherapie. Tevens met gebruik van aanvullende technieken zoals cognitieve interweaves en rescripting. (…) Gezien de beperkingen in het (neuro)psychologisch en het cognitief functioneren is de verwachting dat andere therapievormen (zoals bijvoorbeeld Cognitieve Gedrags Therapie) niet afdoende danwel toereikend zullen zijn. Ook zijn consulten door de psychiater nodig wegens de voorgeschreven psychofarmaca. (…) Het is volgens recente behandelaren van groot belang om de therapie zo snel mogelijk te starten. Indien de psychische problematiek namelijk langer onbehandeld blijft, zullen de klachten toenemen in ernst. (…)

2.
Licht verstandelijke beperking: neuropsychologische stoornissen onder andere op gebied van aandacht, executief functioneren en geheugen (inprenten). (…) Er wordt gesteld dat hij betrouwbare begeleiders nodig heeft die hem hierin beschermen en dat hierin een langdurig zorgtraject nodig is met dezelfde mensen. Betrokkene heeft structuur en voorspelbaarheid in zijn dag en omgeving nodig. Daarin is hij afhankelijk van anderen. Hij heeft geen overzicht van bijv. de dag, omgeving, taken, gevolgen van besluiten of problemen. (…) Hij moet worden aangestuurd, bijv. bij het beginnen van de dag, bij het eten (hierin ook begrenzen) en het innemen van medicatie. Er is begeleiding nodig bij het (onderhouden van) sociaal contact en bij het verwerken en onthouden informatie bijv. tijdens artsbezoek. Er is behoefte aan een zorgverlener die hem zaken in begrijpelijke taal uitlegt (zijn begrip toetst), onderscheid maakt tussen de stemmen in zijn hoofd en de werkelijkheid, zijn emoties en dwangmatig gedrag reguleert en medische en psychiatrische zorg organiseert. Betrokkene heeft ondersteuning bij de algemeen dagelijkse levensverrichtingen (ADL), huishoudelijke taken en mobiliteit nodig bijv. bij persoonlijke hygiene (wassen; toiletgang; verschonen in de nacht), traplopen en verplaatsen binnens/buitenshuis. (…) Zelfstandig wonen is niet mogelijk. Mentorschap wordt aangevraagd. Er is sprake van bewindvoering.
3.
Psychogene Niet-Epileptische Aanvallen (PNEA): aanvallen van klachten die structureel onder emotionele stress optreden zoals paniek en angst, lichamelijke spanningsklachten, geheugenproblemen, impulsdoorbraken, nachtelijke verwardheid en woordvindingsproblemen. Wat betreft benodigde zorg verwijs ik naar de punten 1 en 2.
4.
(…)

Samenvatting benodigde zorg psychisch/cognitief

- Zo snel als mogelijk start van gespecialiseerde traumatherapie door een bevoegde en bekwame psycholoog waaronder Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) aangevuld met cognitieve interweaves, imaginaire rescripting en psychomotore therapie (als alternatief voor bokspsychotherapie indien dit niet mogelijk is in Litouwen)
- Nadere psychodiagnostiek
- Consulten door de psychiater
- Medicatie
- Gesprekken met hulpverlener na traumabehandeling
- Stabiele 24 uurs zorg, ondersteuning en begeleiding door vertrouwde zorg-

/hulpverleners. Dit is ook van belang om te bevorderen dat psychische behandeling slaagt, medicatie in wordt genomen en dat voldoende medische en psychische zorg wordt ontvangen en gevolgd.

- Dagbesteding”
Aan de Litouwse autoriteiten is het rapport verschaft met de vraag of zij de benodigde zorg aan de opgeëiste persoon kunnen bieden tijdens zijn detentie.
Bij brief van 26 september 2024 hebben zij – voor zover relevant – het volgende laten weten:

(…) Eye Movement Desensitisation and Reprocessing (EMDR) therapy is not available in Lithuanian prisons. (…) Active oxygen treatment (3-4 times daily, at all hours of the day and night, at a specific intensity set) is also not available. (…) It is also not possible to ensure that other recommendations made by the same professionals are followed, i.e. avoiding sound, light, intense conversations and large gatherings of people. (…)
Gelet op deze informatie, is namens de opgeëiste persoon op 5 december 2024 verzocht om de termijn voor de feitelijke overlevering op te schorten nu er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de feitelijke overlevering de gezondheid van de opgeëiste persoon (ernstig) in gevaar zou brengen.
De officier van justitie heeft op 9 december 2024 een vordering met gelijke strekking als het verzoek ingediend en heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek moet worden toegewezen.

Beoordeling

De rechtbank stelt voorop dat het beginsel van wederzijds vertrouwen met zich brengt dat er vanuit moet worden gegaan dat lidstaten voorzien in adequate zorg en behandeling van gedetineerden. Echter, in dit geval hebben de Litouwse autoriteiten bij brief van 26 september 2024 aangegeven dat zij de opgeëiste persoon niet de - door de medisch adviseur in het rapport omschreven - benodigde zorg kunnen bieden in detentie.
Gelet daarop – en gezien de ernst van de klachten en de gevolgen van het onbehandeld blijven daarvan, zoals beschreven in het rapport – is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de opgeëiste persoon gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de feitelijke overlevering zijn gezondheid ernstig in gevaar zou brengen. Reden waarom de rechtbank van oordeel is dat de situatie als bedoeld in artikel 35, derde lid, OLW aan de orde is. De rechtbank merkt daarbij op dat de gezondheidstoestand van de opgeëiste persoon – indien deze ongewijzigd blijft – dusdanig penibel is dat er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat zijn overlevering zou betekenen dat hij wordt blootgesteld aan een ernstige, snelle en onomkeerbare achteruitgang van zijn gezondheidstoestand, waardoor ook artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) op dit moment aan een overlevering in de weg staat.
De rechtbank stelt echter vast dat de officier van justitie, nadat de overlevering was toegestaan op 26 maart 2021, (al dan niet impliciet) de feitelijke overlevering heeft uitgesteld overeenkomstig artikel 36, eerste lid (oud), OLW. Gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU) van 8 december 2022 had deze beslissing moeten worden genomen door de uitvoerende rechterlijke autoriteit (de rechtbank), en niet door de officier van justitie. [1] De uitstelbeslissing is weliswaar van vóór dit arrest, maar volgens vaste rechtspraak heeft de uitleg die door het HvJ EU wordt gegeven aan een voorschrift van Unierecht ook te gelden ten aanzien van rechtsbetrekkingen die zijn ontstaan en tot stand gekomen vóór het arrest waarbij die betreffende uitleg is gegeven. [2] De door de officier van justitie na de uitspraak genomen beslissing tot uitstel van de feitelijke overlevering is dus niet rechtmatig. [3]
De rechtbank stelt verder vast dat de beslissing van de officier van justitie tot uitstel van de feitelijke overlevering ten onrechte niet binnen 10 dagen nadat de overlevering is toegestaan, is voorgelegd aan de rechtbank om te bezien of zij haar eigen beslissing tot uitstel in de plaats kan stellen van die van de officier van justitie. [4]
Het vorenstaande betekent dat het verzoek en de vordering tot tijdelijke opschorting van de termijn voor de feitelijke overlevering te laat zijn ingediend, in zoverre dat de 10-dagentermijn als bedoeld in artikel 35, eerste lid, OLW is verstreken. De rechtbank heeft daarom ook niet de mogelijkheid om dat verzoek of die vordering nog toe te staan. [5] De rechtbank gaat er echter van uit – mede gelet op het standpunt van de officier van justitie in raadkamer – dat zolang de hiervoor bedoelde situatie aanwezig is het Openbaar Ministerie niet zal overgaan tot feitelijke overlevering, en dat als het reële gevaar van schending van artikel 4 van het Handvest niet binnen een redelijke termijn kan worden uitgesloten het Openbaar Ministerie de overlevering achterwege zal laten. De rechtbank merkt in dat kader nog op dat mocht het Openbaar Ministerie op enig moment alsnog besluiten over te gaan tot feitelijke overlevering, de opgeëiste persoon – indien hij zich daarmee niet kan verenigen – de zaak aan de kortgedingrechter kan voorleggen.

Beslissing

De rechtbank:

WIJST AF het verzoek ex artikel 35, derde lid, OLW.

Deze beslissing is genomen op 20 december 2024 door:
mr. E.G.M.M. van Gessel, rechter,
in tegenwoordigheid van J.R. Korte, griffier.

Voetnoten

1.HvJ EU 8 december 2022, C-492/22 PPU, ECLI:EU:C:2022:964 (
2.HvJ EU 10 november 2016, C‑477/16 PPU, ECLI:EU:C:2016:861 (
3.Zie punt 57 van het arrest van 8 december 2022 (voetnoot 1).
4.Zie punt 61 van het arrest van 8 december 2022 (voetnoot 1).
5.Vgl. Rechtbank Amsterdam 17 oktober 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:6372.