ECLI:NL:RBAMS:2024:8574

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
13/323864-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen en medeplichtigheid aan plofkraken en voorbereiding daarvan, met cocaïnebezit

Op 17 december 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van en medeplichtigheid aan meerdere plofkraken, alsook aan de voorbereiding daarvan. De verdachte werd beschuldigd van verschillende feiten, waaronder diefstal door middel van braak en het opzettelijk teweegbrengen van ontploffingen in Amsterdam en Kaatsheuvel. De rechtbank oordeelde dat het handelen van de verdachte en zijn mededaders georganiseerd en professioneel was. De verdachte had ook hoeveelheden cocaïne in zijn bezit. De rechtbank hield rekening met procesafspraken die waren gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging, wat leidde tot een gevangenisstraf van 40 maanden in plaats van het gebruikelijke uitgangspunt van 6 jaar. De vordering van de benadeelde partij werd hoofdelijk toegewezen, maar de schadevergoedingsmaatregel werd afgewezen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, en oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen rechtvaardigingsgronden waren voor zijn handelen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de verdachte aanwezig was met zijn raadsvrouw.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Team Strafrecht
Parketnummer: 13/323864-23
Datum uitspraak: 17 december 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1991 in [geboorteplaats],
wonende op het adres [adres 1],
gedetineerd in “Penitentiaire Inrichting [locatie]” in [plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 december 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. van de Venn, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. V.H. Hammerstein, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de tussen het Openbaar Ministerie en verdachte op 17 december 2024 gesloten overeenkomst ten aanzien van de door hen gemaakte procesafspraken.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]. en van hetgeen mevrouw [persoon] namens de benadeelde partij op de zitting naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt na wijziging van de tenlastelegging – kort gezegd – ervan beschuldigd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
diefstal door middel van braak en/of verbreking door twee of meer personen op 13 april 2020 in Amsterdam. Subsidiair is dit ten laste gelegd als medeplichtigheid hieraan;
medeplegen van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen op 13 april 2020 in Amsterdam. Subsidiair is dit ten laste gelegd als medeplichtigheid hieraan;
diefstal door middel van braak en/of verbreking door twee of meer personen op 30 maart 2020 in Kaatsheuvel;
medeplegen van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen op 30 maart 2020 in Kaatsheuvel;
poging tot diefstal door middel van braak en/of verbreking door twee of meer personen in de periode van 11 april 2020 tot en met 23 april 2020 in Goslar, Osnabruck, Viersen-Dulken en/of Herzogenrath in Duitsland;
medeplegen van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen in de periode van 11 april 2020 tot en met 23 april 2020 in Goslar, Osnabruck, ViersenDulken en/of Herzogenrath in Duitsland;
medeplegen van het opzettelijk handelen in of aanwezig hebben van cocaïne in de periode 3 juni 2020 tot en met 12 juni 2020 in Amsterdam;
medeplegen van voorbereiding van medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen in de periode van 27 maart 2020 tot 20 juli 2020 in Amsterdam, Zevenaar, Beverwijk, Badhoevedorp, Drunen, Waalwijk en/of Reuver.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Procesafspraken en de beoordeling daarvan

De rechtbank heeft kennisgenomen van de tussen de officier van justitie en de verdediging gemaakte procesafspraken. De overeenkomst waarin deze procesafspraken zijn neergelegd is aan dit vonnis gehecht in
bijlage II. De procesafspraken houden – kort gezegd en onder andere – in dat de officier van justitie zal rekwireren tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden. De verdediging zal volgens de overeenkomst geen onderzoekswensen indienen en geen bewijsverweren voeren. Beide partijen zijn daarnaast overeengekomen geen hoger beroep in te zullen stellen in het geval de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en strafoplegging conform de tussen partijen gemaakte afspraken.
De rechtbank kan alleen acht slaan op een door de officier van justitie en de verdediging opgesteld afdoeningsvoorstel als gewaarborgd is dat wordt voldaan aan de eisen die
artikel 6 van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden stelt. Deze waarborg is in het bijzonder van belang, als van een afdoeningsvoorstel deel uitmaakt dat de verdachte afziet van de uitoefening van bepaalde aan hem toekomende verdedigingsrechten. [1]
De procesafspraken zijn op de zitting van 17 december 2024 besproken met verdachte, in aanwezigheid van zijn raadsvrouw. Verdachte heeft verklaard dat hij volledig achter de gemaakte afspraken staat en dat hij begrijpt welke gevolgen de afspraken hebben wanneer de rechtbank daarin meegaat. De rechtbank heeft uit de verklaringen van verdachte begrepen dat hij zich vrij voelde om zelf te beslissen en zich niet onder druk gezet heeft gevoeld om de procesafspraken te maken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, die gedurende zijn proces steeds is bijgestaan door zijn raadsvrouw, vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie, en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan de procesafspraken en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. De rechtbank heeft zich er bij de inhoudelijke behandeling van vergewist dat de verdachte nog altijd achter de gemaakte afspraken en het afdoeningsvoorstel staat. Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat zij acht kan slaan op de tussen de officier van justitie en de verdediging gemaakte procesafspraken.
Niettegenstaande hetgeen tussen de officier van justitie en de verdediging is overeengekomen, heeft de rechtbank een eigen verantwoordelijkheid om antwoord te geven op de vragen van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Zowel bij het onderzoek ter terechtzitting als in dit vonnis heeft de beantwoording van de vragen van artikel 348 en 350 Sv centraal gestaan. Bij het bepalen van de straf en de motivering daarvan zal de inhoud en doorwerking van de procesafspraken worden besproken.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich – overeenkomstig de procesafspraken – op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – overeenkomstig de procesafspraken – geen bewijsverweren gevoerd.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Inleiding
Het onderzoek Turbot is gestart naar aanleiding van bevindingen uit het onderzoek Lemont. Vanuit dit onderzoek zijn datasets verstrekt, bestaande uit onder meer EnchroChat-berichten. Daardoor zijn berichten van de gebruiker van het EncroChat-account ‘[naam account]’ in beeld gekomen. Het onderzoek naar deze berichten heeft geleid tot verschillende zaakdossiers die onder andere betrekking hebben op plofkraken in Nederland en Duitsland.
4.3.2.
Bewijs en procesafspraken
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en de hiernavolgende overwegingen. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
4.3.3.
Identificatie
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat het EncroChat-account ‘[naam account]’ aan verdachte toegeschreven kan worden.
4.3.4.
Vrijspraak
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde
medeplegenvan de betreffende feiten, omdat de rol van verdachte bij deze feiten die uit de berichten naar voren is gekomen slechts als
medeplichtige(subsidiair) kan worden aangemerkt.
4.3.5.
Bewezenverklaring
Op grond van de in het dossier aanwezige chatgesprekken die verdachte via het genoemde account heeft gevoerd en de overige bewijsmiddelen is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde. Dit is hierna in rubriek 5 weergegeven.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat (verdachte)

1 subsidiair:

personen op 13 april 2020 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen € 8.045,- dat aan de [benadeelde partij] toebehoorde hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die personen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, door de sealbagautomaat van die [benadeelde partij] op te blazen met een explosief
bij en tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 28 maart 2020 tot en met 13 april 2020 in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk middelen heeft verschaft, door het explosief te maken en te leveren ten behoeve van die explosie;

2 subsidiair:

personen op 13 april 2020 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een explosief af te laten gaan/tot ontploffing te brengen tegen/in/op de sealbagautomaat van de [benadeelde partij] op het [vestiging 1] te Amsterdam, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor voornoemd gebouw en naastgelegen woningen aan het [vestiging 1] te Amsterdam, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
bij en tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 28 maart 2020 tot en met 13 april 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk middelen heeft verschaft, door het explosief te maken en te leveren ten behoeve van die explosie;
3:op 30 maart 2020 te Kaatsheuvel tezamen en in vereniging met anderen € 61.000,- dat aan de [benadeelde partij] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, door de sealbagautomaat van die [benadeelde partij] op te blazen met een explosief;
4:op 30 maart 2020 te Kaatsheuvel tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een explosief af te laten gaan/tot ontploffing te brengen tegen/in/op de sealbagautomaat van de [benadeelde partij] op het [vestiging 2] te Kaatsheuvel, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor voornoemd gebouw en naastgelegen woningen aan het [vestiging 2] te Kaatsheuvel, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
5:in de periode van 11 april 2020 tot en met 23 april 2020 te Goslar en Osnabruck en Viersen-Dulken en Herzogenrath tezamen en in vereniging met , ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om een geldbedrag dat aan de [naam bank 1] en de [naam bank 2] toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en dat weg te nemen goed onder hun bereik te brengen door middel van braak, door met dat opzet, een explosief af te laten gaan/tot ontploffing te brengen tegen/op/in de afstortkluizen van de [naam bank 1] en de [naam bank 2], gevestigd aan de [adres 2] in Osnabruck en/of [adres 3] in Viersen en/of de [adres 4] in Herzogenrath, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6:in de periode van 11 april 2020 tot en met 23 april 2020 te Goslar en Osnabruck en Viersen-Dulken en Herzogenrath tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een explosief af te laten gaan/tot ontploffing te brengen tegen/in/op de afstortkluizen van de [naam bank 1] en de [naam bank 2] aan de [adres 2] in Osnabruck en/of [adres 3] in Viersen en/of de [adres 4] in Herzogenrath, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor voornoemde gebouwen en naastgelegen woningen aan de [adres 5] in Goslar en de [adres 6] in Osnabruck en [adres 3] in Viersen en de [adres 4] in Herzogenrath, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
7:inde periode van 3 juni 2020 tot en met 12 juni 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen meermalen opzettelijk aanwezig heeft gehad een blok van een materiaal bevattende cocaïne;
8:in de periode van 27 maart 2020 tot en met 20 juli 2020 te Amsterdam en Zevenaar en Beverwijk en Badhoevedorp en Drunen en Reuver tezamen en in vereniging met anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijk een ontploffing teweegbrengen waardoor gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is (ex artikel 157 lid 1 en lid 2 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk
- heeft deelgenomen aan het plannen van een of meer plofkraken in Nederland door te spreken en afspraken te maken over de locatie van de pinautomaten en afstortkluizen en benodigde personen voor het uitvoeren van de plofkraken en
- explosieve pakketjes heeft gemaakt en explosieve stoffen en explosieve pakketjes in bezit heeft gehad en gebruik heeft/hebben gemaakt van explosieve pakketjes die bestemd zijn om plofkraken mee te plegen, en aldus goederen en stoffen kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd en voorhanden heeft gehad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden met aftrek van voorarrest.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gewezen op de gemaakte procesafspraken en heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
8.3.1.
Rechtbank volgt de procesafspraken qua strafmaat
De rechtbank heeft zich beraden over de procesafspraken en haar eigen afweging gemaakt bij de bepaling van de op te leggen straf. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze naar voren zijn gekomen tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van en medeplichtigheid aan meerdere plofkraken en daarnaast aan de voorbereiding daarvan, zoals hiervoor bewezen is verklaard. Plofkraken leiden tot veel maatschappelijke onrust, er wordt doorgaans een grote ravage aangericht – iets waarvan in de bewezen verklaarde plofkraken ook het geval was –- en bij een geslaagde profkraak wordt meestal een aanzienlijk geldbedrag weggenomen. Het handelen van verdachte en zijn mededaders komt op de rechtbank als georganiseerd en professioneel over.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van hoeveelheden cocaïne. Cocaïne heeft een grote ontwrichtende invloed op de samenleving, zowel op het gebied van gezondheid en welzijn als op de veiligheid en het financiële stelsel. Drugs zijn immers schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers ervan en gaan ook veelvuldig gepaard met diverse vormen van (zware) criminaliteit, met veel geweld, schade en overlast als gevolg. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij hieraan heeft bijgedragen.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 19 juni 2024. Hieruit komt naar voren dat verdachte niet eerder veroordeeld is voor feiten zoals hier aan de orde. Verder stelt de rechtbank vast dat artikel 63 Sr van toepassing is.
Procesafspraken
Uit de procesafspraken blijkt dat volgens de officier van justitie zonder procesafspraken een gevangenisstraf van 6 jaar passend en geboden zou zijn. De rechtbank is van oordeel dat deze voorgestelde straf niet onredelijk is om als uitgangspunt te nemen. Verder is de rechtbank van oordeel dat het voorstel om in plaats daarvan 40 maanden gevangenisstraf aan verdachte op te leggen in redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak, mede gelet op de straf(proces)rechtelijke en maatschappelijke voordelen die behaald worden met een afdoening middels procesafspraken. Het maken van procesafspraken dient niet alleen een efficiënte en voortvarende behandeling van de zaak, maar ook een effectieve afdoening daarvan.
8.3.2.
Op te leggen straf
Alles afwegende volgt de rechtbank het afdoeningsvoorstel uit de procesafspraken en legt zij aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van voorarrest op.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

9.Beslag

Onder verdachte zijn een Huawei-telefoon, een Rolex-horloge en € 935,- in beslag genomen.
In de procesafspraken is ten aanzien van de telefoon overeengekomen dat verdachte hiervan afstand doet. Over de andere voorwerpen is niets in de procesafspraken opgenomen.
9.1.
Standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beslag op de telefoon moet worden afgedaan conform de procesafspraken. Over de overige voorwerpen is het standpunt dat deze teruggegeven kunnen worden aan de rechthebbende. Ten aanzien van het horloge kan het klassiek beslag worden opgeheven. Het horloge gaat echter niet terug naar verdachte, omdat hier ook conservatoir beslag op rust.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het beslag op de telefoon moet worden afgedaan conform de vordering van de officier van justitie. Ten aanzien van de overige voorwerpen is het standpunt van de raadsvrouw dat het klassieke beslag kan worden opgeheven.
9.2.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal over de telefoon geen beslissing nemen, omdat verdachte door ondertekening van de procesafspraken hiervan afstand heeft gedaan.
Ten aanzien van de overige voorwerpen zal de rechtbank teruggave gelasten aan degene bij wie de voorwerpen in beslag zijn genomen. Op het horloge rust naast klassiek beslag ook conservatoir beslag. Hierdoor zal het horloge niet feitelijk aan verdachte worden teruggegeven.

10.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde partij]. vordert € 81.044,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering maakt geen deel uit van de procesafspraken.
10.1.
Standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen, omdat de vordering voldoende is onderbouwd.
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij voor een deel in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat verdachte niet medeverantwoordelijk is voor een deel van de geleden schade. Er is een medeverdachte en er zijn twee uitvoerders. In dit geval zou uitgezocht moeten worden of sprake is van groepsaansprakelijkheid. Het explosief is namelijk op een andere wijze dan afgesproken tot ontploffing gebracht. Een onderzoek naar de groepsaansprakelijkheid vormt echter in dit stadium een te grote belasting. Om die reden bepleit de raadsvrouw dat de kosten, die verband houden met het herstel van de schade aan het gebouw van de [benadeelde partij], worden afgetrokken van het gevorderde schadebedrag. Verdachte heeft een bijdrage geleverd aan de voorbereiding van het plegen van het feit en is als medeplichtige slechts medeaansprakelijk voor de buit, te weten € 8.045,-. Dit deel van de vordering moet volgens de raadsvrouw door vier worden gedeeld. De raadsvrouw verzoekt subsidiair dat de gehele vordering niet hoofdelijk wordt toegewezen.
Verder is het standpunt van de raadsvrouw dat de schadevergoedingsmaatregel niet opgelegd moet worden, omdat de benadeelde partij een professionele partij is die in staat is de vordering te innen.
10.2.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat vaststaat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering zal daarom worden toegewezen. Ten aanzien van het verweer van de raadsvrouw en de vordering om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, overweegt de rechtbank als volgt.
Groepsaansprakelijkheid en hoofdelijkheid
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van groepsaansprakelijkheid in de zin van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek. Verdachte heeft het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezenverklaarde met anderen gepleegd. Er is namelijk steeds sprake geweest van deelname aan gedragingen in groepsverband en tussen die gedragingen en de gevorderde schade bestaat naar het oordeel van de rechtbank een duidelijke samenhang. Daarbij brengt het ontsteken van een explosief de kans met zich dat schade wordt toegebracht aan het gebouw waartegen het explosief wordt geplaatst. Deze te verwachten kans op schade had de daders ervan moeten weerhouden om het explosief te ontsteken of hieraan op een andere wijze een bijdrage te leveren. Verdachte heeft die kans op schade door zijn bijdrage echter aanvaard. Het voorgaande brengt met zich dat iedere betrokkene hoofdelijk aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan geleden schade.
Schadevergoedingsmaatregel
De schadevergoedingsmaatregel is een zelfstandige strafrechtelijk maatregel die beoogt een door een strafbaar feit benadeelde partij te versterken in zijn positie tot herstel van de rechtmatige toestand. Hieraan ligt de gedachte ten grondslag de benadeelde partij de inspanningen om dat herstel te bereiken zoveel mogelijk uit handen te nemen. Die inspanningen worden door het opleggen van de maatregel in handen gelegd van het Openbaar Ministerie als onderdeel van de Staat. De benadeelde partij in deze zaak, zijnde de [benadeelde partij]., is een professioneel bedrijf dat goed in staat kan worden geacht zelf de incasso van de toegewezen vordering ter hand te nemen. Om die reden zal de rechtbank niet tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel overgaan.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat de vordering tot schadevergoeding van € 81.044,- zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 13 april 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening. Het bedrag zal hoofdelijk, samen met de medeverdachten, worden toegewezen.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 45, 46, 47, 48, 49, 57, 63, 157 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:

1 subsidiair:

-
medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak

2 subsidiair:

-
medeplichtigheid aan medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
3:
-
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak

4 en 6:

-
telkens: medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
5:
-
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
7:
-
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
8:
-
medeplegen van voorbereiding van medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte],daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
40 (veertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
  • 1 STK € 935,- IBG 11 april 2024 (Omschrijving: goednr. 6488253);
  • 1 STK Horloge (Omschrijving: goednr. 6488238, Zilveren band, blauwe wijzerplaat, Rolex).
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij]., toe tot een bedrag van € 81.044,- (eenentachtigduizend vierenveertig euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade van 13 april 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij]. voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.R.J. van Wel, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en M.C.H. Broesterhuizen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Brokkelkamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 december 2024.
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]

Voetnoten

1.Hoge Raad 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252.