ECLI:NL:RBAMS:2024:855

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
C/13/735652 / HA ZA 23-595
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging en ontbinding van een overeenkomst voor medische repatriëring met terugbetaling van kosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 januari 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser, wonende in de Verenigde Staten, en EMS Ambulance B.V., gevestigd in Nederland. De eiser had een overeenkomst gesloten met EMS voor medische repatriëring van Ierland naar de Verenigde Staten, waarbij een bedrag van $ 118.600,00 was betaald. De eiser vorderde terugbetaling van dit bedrag, omdat EMS tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst door het vervoer niet binnen de afgesproken termijn van 48 uur na betaling te regelen. De rechtbank oordeelde dat EMS inderdaad tekort was geschoten en dat de eiser de overeenkomst terecht had ontbonden. De rechtbank heeft EMS veroordeeld tot terugbetaling van het volledige bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van betaling. Daarnaast zijn ook buitengerechtelijke incassokosten en beslagkosten toegewezen aan de eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overeenkomst een gemengde overeenkomst betrof, bestaande uit elementen van zowel een overeenkomst van opdracht als een overeenkomst van personenvervoer. De rechtbank heeft de internationale rechtsmacht van de Nederlandse rechter bevestigd en het toepasselijke recht als Nederlands recht vastgesteld. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van partijen bij het sluiten van overeenkomsten en de gevolgen van tekortkomingen in de nakoming.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Afdeling privaatrecht
Zaaknummer / rolnummer: C/13/735652 / HA ZA 23-595
Vonnis van 31 januari 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] (Verenigde Staten van Amerika),
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. L. Scherders te 's-Gravenhage,
tegen
EMS AMBULANCE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: EMS,
advocaat: mr. S.V.M. Stevens te Nijmegen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 juni 2023, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 6 september 2023, waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 1 december 2023, met de daarin genoemde stukken,
- het B2-formulier van 15 december 2023, met advocaatwisseling aan de zijde van [eiser] , mr. L. Scherders, in plaats van mr. L.S. van Meurs.
1.2.
Daarna is een datum voor het vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is begin april 2022 tijdens haar verblijf in Ierland ernstig ziek geworden. Zij is opgenomen in het ziekenhuis in Dublin.
2.2.
Op zaterdag 2 april 2022 heeft de zus van [eiser] , [naam] (hierna: [naam] ), namens [eiser] , EMS (telefonisch) benaderd om per vliegtuig de medische repatriëring van [eiser] te verzorgen van Dublin, Ierland, naar de woonplaats van [eiser] in de Verenigde Staten. [naam] heeft benadrukt dat er haast was bij deze medische repatriëring.
2.3.
Op zondag 3 april 2022 heeft EMS [naam] een offerte toegestuurd voor een medisch transport. Het medisch transport hield in dat [eiser] via een ‘air ambulance’ zou worden vervoerd van het ziekenhuis in Dublin naar (het vliegveld in) Sioux Falls, Verenigde Staten. Volgens deze offerte was de prijs hiervoor $ 118.600,00. Op deze offerte stond vermeld dat het vervoer pas zou plaatsvinden na ontvangst van de volledige betaling.
2.4.
[naam] heeft op zondag 3 april 2022 deze offerte ondertekend.
2.5.
Op maandag 4 april 2022 heeft [naam] het volledige bedrag van $ 118.600,00 aan EMS betaald. Ook heeft [naam] de medische gegevens van [eiser] aan EMS verstrekt.
2.6.
Op dinsdag 5 april 2022 was de datum voor het vervoer (nog) niet vastgesteld. [naam] heeft EMS toen een e-mail gestuurd waarin onder meer stond:
“(…) Please help me understand what the obstacles truly are to make this happen. We were told 24-48 hours after we had provided payment and all clinical data. That was all completed Monday afternoon. (…)
2.7.
Op donderdag 7 april 2022 heeft EMS een ‘order confirmation’ gestuurd waarop stond dat de ‘estimated date/time of departure’ zou zijn: zondag 10 april 2022 om 08.00 uur lokale tijd.
2.8.
Hierna heeft [naam] dezelfde dag een e-mail gestuurd aan EMS:
“(…) Given the time this has taken; we have made other arrangements for [eiser] [ [eiser] , rb] to be repatriated from Ireland. We will have a formal letter forthcoming. Please cease doing any additional work.”
2.9.
EMS heeft hierop geantwoord dat alles al in gang was gezet om [eiser] te vervoeren zodat zij er op bedacht moet zijn dat niets van het betaalde bedrag zou worden gerestitueerd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. EMS te veroordelen tot betaling van een bedrag van $ 118.600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek (BW) vanaf 4 april 2022, althans datum dagvaarding;
II. voor zover vereist de vernietiging van artikel 7.1 van de (algemene) voorwaarden van EMS uit te spreken;
III. EMS te veroordelen tot betaling van de tot op heden gemaakte kosten in verband met het leggen van conservatoir beslag, die op de dag der dagvaarding in totaal € 1.457,53, inclusief BTW, bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van beslaglegging(en);
IV. EMS te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 1.881,80, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding;
V. EMS te veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[eiser] voert drie grondslagen aan ter onderbouwing van haar vordering. Ten eerste is EMS tekort geschoten in nakoming van de overeenkomst omdat zij niet, zoals afgesproken, het vervoer heeft geregeld binnen 48 uur na ontvangst van betaling. Daarom mag [eiser] de overeenkomst ontbinden en dient EMS het bedrag van $ 118.600,00 terug betaling op grond van een ongedaanmakingsverbintenis. Ten tweede is volgens [eiser] sprake van een overeenkomst van opdracht, met EMS als opdrachtnemer. [eiser] mocht als natuurlijk persoon, niet handelend in de uitoefening van een beroep of bedrijf, de overeenkomst opzeggen zonder enige schadevergoeding verschuldigd te zijn (7:408 lid 3 BW). Door de opzegging is het bedrag van $ 118.600,00 onverschuldigd betaald en dient EMS dit terug te betalen. Ten derde bevatte de overeenkomst tussen EMS en [eiser] een opschortende voorwaarde, namelijk de datum van het transport, omdat in de offerte stond ‘tbd’ en dat betekent ‘to be determined’. [eiser] diende in te stemmen met de transportdatum die EMS heeft vastgesteld. [eiser] heeft niet ingestemd met de door EMS voorgestelde transportdatum van 10 april 2022. Daarom is de voorwaarde niet vervuld en is de overeenkomst niet tot stand gekomen. Op grond van artikel 6:25 BW kan een al verrichte prestatie (de betaling van $ 118.600,00) onder een verbintenis onder opschortende voorwaarde als onverschuldigd betaald worden teruggevorderd als de opschortende voorwaarde niet in vervulling is gegaan.
3.3.
EMS voert verweer. EMS heeft aangevoerd dat [eiser] de overeenkomst niet kan ontbinden omdat EMS niet is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Tussen partijen is namelijk niet overeengekomen dat het vervoer binnen 48 uur na betaling zou plaatsvinden. EMS heeft wel behoorlijk gepresteerd door een vlucht voor 10 april 2022 te regelen. Volgens EMS is er ten tweede geen sprake van een overeenkomst van opdracht, maar een overeenkomst van vervoer door de lucht. Op grond van artikel 8:1404 BW moet [eiser] de schade vergoeden als zij niet komt opdagen voor het vervoer. Als [eiser] al enige opzeggingsbevoegdheid toekomt, dan meent dat EMS een beroep hierop naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Ten derde is er geen overeenkomst onder opschortende voorwaarde tot stand is gekomen omdat er ‘to be determined’ op de offerte stond. Dat de datum van vervoer nog niet vast stond klopt, maar dit kan niet worden gekwalificeerd als een opschortende voorwaarde.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht
4.1.
[eiser] woont in de Verenigde Staten en EMS is gevestigd in Nederland, daarom heeft deze zaak een internationaal karakter. De rechtbank zal beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt en welk recht van toepassing is.
4.2.
Omdat EMS in Nederland is gevestigd en de vordering in de hoofdzaak een burgerlijke- of handelszaak betreft die is ingesteld na 10 januari 2015 moet de bevoegdheid van de rechtbank in deze zaak worden beoordeeld aan de hand Brussel I-bis [1] . De Nederlandse rechter is op grond van artikel 4 lid 1 Brussel I-bis bevoegd van de vordering kennis te nemen, omdat EMS in Nederland is gevestigd.
4.3.
De vraag welk recht van toepassing is, wordt beantwoord op basis van Rome I-Verordening [2] . Op grond van artikel 3 van Rome I kunnen partijen op elk moment een rechtskeuze maken. Beide partijen hebben ingestemd met toepassing van Nederlandse recht. De rechtbank zal dan ook het Nederlands recht toepassen.
Gemengde overeenkomst
4.4.
Ten eerste stelt de rechtbank vast dat tussen partijen niet in geschil is dat [naam] namens [eiser] de overeenkomst met EMS heeft gesloten. De contractspartijen zijn dus [eiser] en EMS.
4.5.
EMS zou [eiser] door de lucht (doen) vervoeren en daarbij zou medisch personeel (een arts en een verpleegkundige) aanwezig zijn om de gezondheidssituatie in de gaten te houden en zo nodig medische hulp te verlenen. Gelet hierop is de overeenkomst tussen [eiser] en EMS een zogenoemde gemengde overeenkomst (artikel 6:215 BW). Het is namelijk een combinatie van een overeenkomst van opdracht (artikel 7:400 e.v. BW) en een overeenkomst van personenvervoer door de lucht (8:1390 e.v. BW). Dit betekent dat de bepalingen van de overeenkomst van opdracht en de overeenkomst van personenvervoer door de lucht naast elkaar op de overeenkomst van toepassing zijn, tenzij de bepalingen niet verenigbaar zijn of de strekking in verband met de aard van de overeenkomst zich tegen toepassing verzet.
Wat is er afgesproken?
4.6.
EMS en [eiser] zijn het niet eens over de inhoud van de overeenkomst. [eiser] stelt dat is overeengekomen dat EMS [eiser] zou (doen) vervoeren binnen 24 tot maximaal 48 uur na ontvangst van betaling. EMS betwist dit.
4.7.
De rechtbank dient daarom te beoordelen hoe de overeenkomst moet worden uitgelegd. Bij deze uitleg wordt gekeken naar hoe [eiser] en EMS in de gegeven omstandigheden elkaars verklaringen en gedragingen moesten begrijpen en wat zij daarbij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De bewoording, de aard en de strekking van de overeenkomst worden hierbij in aanmerking genomen. [3]
4.8.
Het eerste contact tussen [naam] , die – zoals overwogen – namens [eiser] de overeenkomst heeft afgesloten, en EMS was telefonisch. [naam] heeft op de zitting verklaard dat EMS heeft gezegd dat het vervoer binnen 24 tot maximaal 48 uur na ontvangst van de betaling zou plaatsvinden. Het is aannemelijk en het ligt ook voor de hand dat [naam] aan EMS heeft gevraagd wanneer en hoe snel het vervoer zou plaatsvinden. Het is niet waarschijnlijk dat zij meer dan 100 K US-dollar zou betalen zonder dat zij zou weten wanneer [eiser] vervoerd zou kunnen worden. Het was voor haar namelijk noodzakelijk dat het vervoer, gezien de gezondheidssituatie van [eiser] , zo snel mogelijk zou zijn. EMS heeft op deze vraag antwoord gegeven. Volgens [naam] was het antwoord dat vervoer binnen maximaal 48 uur (na betaling) zou zijn. Dit vindt bevestiging in de e-mail van [naam] aan EMS van 5 april 2022 (zie 2.6) waarin deze tijdsindicatie nogmaals terug komt. Bovendien wordt dit ook nog onderstreept doordat, zoals [eiser] op de zitting onweersproken heeft gesteld, op de website van EMS nog steeds staat vermeld ‘bring you home safely within 48 hours’.
Het standpunt van EMS dat de tijdsindicatie van 24-48 wel in de overeenkomst had gestaan als dit van partijen zo van belang was, gaat niet op. Dat in de overeenkomst niet is genoemd dat het vervoer 48 uur na betaling zal plaatsvinden is niet vereist omdat – conform de maatstaf uit 4.6 – ook uit de gedragingen van partijen kan blijken wat is afgesproken.
Daarom staat voldoende vast dat partijen hebben afgesproken dat de repatriëringsvlucht van Ierland naar de Verenigde Staten binnen 48 uur na betaling zou plaatsvinden.
EMS is tekortgeschoten en [eiser] mag ontbinden
4.9.
[naam] heeft, namens [eiser] , op maandag 4 april 2022 het volledige bedrag van $ 118,600 betaald. Dit betekent dat op EMS de verplichting rustte om binnen maximaal 48 uur hierna [eiser] te vervoeren. Dit is niet gebeurd. Uiteindelijk was de planning pas om [eiser] op zondag 10 april 2022 te vervoeren, zes dagen na de betaling. Dit betekent dat EMS is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst.
4.10.
EMS heeft als verweer aangevoerd dat zij zich wel voldoende heeft ingespannen om spoedig vervoer te regelen, maar dat door bureaucratische belemmeringen, die vaker voorkomen, de vlucht (pas) was gepland op zondag 10 april 2022. Dit maakt het echter niet anders. EMS heeft niet voldoende duidelijk kunnen maken waarom zij het vervoer niet heeft kunnen regelen binnen 48 uur na betaling. Als zij betoogt dat dit soort bureaucratische belemmeringen vaker voorkomen, moet zij ook niet afspreken dat het vervoer binnen 48 uur na betaling geregeld kan worden.
Ontbinding van de overeenkomst
4.11.
Uit de e-mail met ‘order confirmation’ van donderdag 7 april 2022 heeft [eiser] kunnen afleiden dat EMS in de nakoming van de overeenkomst tekort zou schieten (artikel 6:83 onder c BW). Hieruit blijkt dat de geplande datum van vertrek meer dan 48 uur na betaling is en dat een vertrek binnen 48 uur na betaling ook niet meer te halen is. Het verzuim van EMS is daardoor zonder ingebrekestelling ingetreden.
4.12.
De e-mail van donderdag 7 april 2022 van [naam] (namens [eiser] ) aan EMS kan worden gezien als een ontbindingsverklaring (artikel 6:267 BW). Er worden geen hoge eisen aan een ontbindingsverklaring gesteld. De verklaring moet alleen schriftelijk zijn – bij een overeenkomst die langs de elektronische weg tot stand is gekomen, kan de ontbindingsverklaring ook via de elektronische weg worden verzonden – en voor de ontvanger moet duidelijk zijn dat de andere partij van de overeenkomst af wil. In dit geval is de e-mail van [naam] aan EMS voldoende duidelijk. [naam] heeft (namens [eiser] ) voldoende laten blijken dat zij niet verder wilde met EMS omdat zij vond dat het te lang duurde en dat EMS geen verdere werkzaamheden meer hoefde te verrichten.
4.13.
[eiser] heeft de overeenkomst dus op donderdag 7 april 2022 buitengerechtelijk ontbonden.
Gevolgen van de ontbinding
4.14.
Een ontbinding bevrijdt partijen van de daardoor getroffen verbintenissen. Voor zover de verbintenissen reeds zijn nagekomen, ontstaat voor partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties (artikel 6:271 BW).
4.15.
Als gevolg daarvan moet EMS de ontvangen betaling terugbetalen en [eiser] de door EMS geleverde diensten ongedaan maken. De door EMS geleverde prestatie kan naar haar aard echter niet ongedaan worden gemaakt. Daarvoor treedt een verbintenis tot vergoeding van de waarde in de plaats (artikel 6:272 lid 1 BW).
4.16.
Wanneer echter de prestatie niet aan de verbintenis heeft beantwoord behoeft niet de economische waarde te worden vergoed, maar de subjectieve waarde die de prestatie voor de ontvanger ( [eiser] ) heeft gehad (artikel 6:272 lid 2 BW). EMS heeft aangevoerd dat door haar kosten zijn gemaakt ter uitvoering van de overeenkomst, maar zij heeft niet gesteld dat een waarde voor [eiser] , in de zin van voormeld artikel, aan de door haar geleverde prestatie moet worden toegekend. De rechtbank bepaalt dat de waarde van de door EMS geleverde prestatie moet worden vastgesteld op nihil, omdat [eiser] hier niets aan heeft gehad. De vlucht heeft nooit plaatsgevonden.
4.17.
EMS moet in het kader van de op haar rustende ongedaanmakingsverbintenis wel de door [eiser] gedane betaling terugbetalen.
Slotsom en kosten
4.18.
De conclusie is dat EMS zal worden veroordeeld om de volledige hoofdsom van $118.600,00 aan [eiser] te betalen.
De wettelijke rente zal als onweersproken worden toegewezen vanaf 4 april 2022.
4.19.
Nu de vordering van [eiser] wordt toegewezen behoeven de overige grondslagen en verweren geen verdere bespreking.
4.20.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De vordering van € 1.881,80 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 1.868,82 bij een hoofdsom van $ 118.600,00 (omgerekend € 109.382,- op de dag van de dagvaarding, 14 juni 2023). De rechtbank wijst daarom € 1.868,82 toe.
De wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten zal worden toegewezen vanaf datum dagvaarding.
4.21.
[eiser] vordert EMS te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering toewijsbaar. De beslagkosten worden vastgesteld op: € 1.720,82 voor kosten deurwaardersexploten (betekeningsexploten derdenbeslag + overbetekening dagvaarding aan derden), € 314,00 aan griffierecht, € 1.880 aan salaris advocaat (1 punt x tarief € 1.880,00) = € 3.914,82.
De wettelijke rente over de beslagkosten zal worden toegewezen zoals in de beslissing vermeld.
4.22.
EMS is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
132,42
- griffierecht
1.963,00
- salaris advocaat
3.760,00
(2,00 punten × € 1.880,00)
Totaal
5.855,42
4.23.
Hierna in ‘de beslissing’ staat welk bedrag EMS moet betalen aan nakosten. Dit is een standaard bedrag dat altijd wordt toegewezen aan de in het gelijk gestelde partij (in dit geval: [eiser] ), als vergoeding voor kosten van de advocaat en eventuele betekeningskosten die hij of zij nog maakt na het wijzen van dit vonnis.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt EMS om aan [eiser] te betalen een bedrag $ 118.600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 4 april 2022, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt EMS om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.868,82 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt EMS in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld op € 3.914,82, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt EMS in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 5.855,42, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt EMS in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als EMS niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. van Harmelen, rechter, bijgestaan door mr. E.H. van Kolfschooten, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2024.

Voetnoten

1.van de Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: Verordening Brussel I-bis)
2.de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I)
3.Zie Hoge Raad 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158, gepubliceerd in NJ 1981/635 (Haviltex)