Uitspraak
1.[de draagmoeder] ,
2.[de draagvader] ,
3.[wensouder 1] ,
advocaat mr. K.S.M. Smienk te [geboorteplaats 2] ,
4.[wensouder 2] ,
advocaat mr. K.S.M. Smienk te [geboorteplaats 2] ,
in haar hoedanigheid van bijzondere curator over na te noemen minderjarige,
hierna te noemen de bijzondere curator.
regio Amsterdam,
locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de Raad.
1.De procedure
- het verzoekschrift van de draagouders, ingekomen op 23 december 2024;
- het verzoekschrift van de wensouders, ingekomen op 9 januari 2024;
- de beschikking van 7 februari 2024, waarbij mr. Willemsen als bijzondere curator over na te noemen minderjarige is benoemd;
- het rapport van de bijzondere curator, van 2 april 2024, ingekomen op 10 april 2024;
- de reactie van de draagouders op het rapport van de bijzondere curator, ingediend op 5 april 2024;
- de reactie van de wensouders op het rapport van de bijzondere curator, ingediend op 12 april 2024;
- de brief van de bijzondere curator, ingediend op 2 mei 2024;
- het F9-formulier van de wensouders, met uitslag van DNA onderzoek van 5 juli 2024, ingekomen op 10 juli 2024;
- het F9-formulier van de bijzondere curator – met wijziging van haar verzoek – ingediend op 7 augustus 2024;
- het rapport van de Raad van 9 september 2024, ingekomen op 10 september 2024;
- de wijziging van het verzoek van de wensouders, ingekomen op 20 september 2024.
2.De feiten
3.De verzoeken
4.Het verzoek van de bijzondere curator
5.Het standpunt van de draagouders tijdens de mondelinge behandeling
6.Het standpunt van de Raad
7.De beoordeling
family lifeheeft met zijn kind, ongeacht de wijze waarop de zwangerschap is ontstaan, recht op bescherming van dit
family life(vgl. Hoge Raad 24 januari 2002, NJ 2003/386 en rechtbank Den Haag 2 oktober 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:11169).
family lifekan worden aangenomen. Aangezien [minderjarige 2] vrijwel direct na haar geboorte in het gezin van de wensouders is opgenomen en zij sindsdien door hen wordt verzorgd en opgevoed, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van
family lifetussen [wensouder 1] en [minderjarige 2] . De rechtbank is daarom van oordeel dat [wensouder 1] gelijkgesteld dient te worden met de verwekker. Nu verder geen sprake is van een van de in lid 2 genoemde beletselen, zal het verzoek van de bijzondere curator als na te melden worden toegewezen. Hierbij overweegt de rechtbank dat – nu gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [wensouder 1] , gelet op het bepaalde in artikel 1:202 BW, pas mogelijk is nadat de beslissing houdende de ontkenning van het vaderschap van de draagvader in kracht van gewijsde is gegaan – de vaststelling van het vaderschap van [wensouder 1] ten aanzien van [minderjarige 2] worden uitgesproken onder de opschortende voorwaarde dat de beslissing inhoudende de ontkenning van het vaderschap in kracht van gewijsde is gegaan.
8.De beslissing
;
,geboren op [geboortedatum 4] 1992 te [geboorteplaats 2] , gezamenlijk met de uitoefening van het gezag over [minderjarige 2] , voor zover de bevoegdheid daartoe niet door een eerdere rechterlijke beslissing is uitgesloten en verklaard deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
[achternaam wensouder 2]zal hebben;
gezagsregister aantekening te maken dat de wensouders beiden met het gezamenlijk gezag zijn belast;