Op 15 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Hannover, Duitsland. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat op 20 november 2023 is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Roemenië, is gedetineerd in Nederland en heeft verklaard dat zijn persoonsgegevens correct zijn. Tijdens de zitting op 1 februari 2024 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.
De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de inhoud van het EAB beoordeeld. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht zijn strafbare feiten volgens Duits recht, die ook in Nederland strafbaar zijn. De verdediging heeft een evenredigheidsverweer gevoerd, waarbij werd gesteld dat de opgeëiste persoon een deal met de Duitse officier van justitie had gesloten en dat zijn dochter een operatie moest ondergaan. De rechtbank heeft dit verweer verworpen, omdat er onvoldoende onderbouwing was voor de claims van de raadsman en de zorgen van de opgeëiste persoon niet concreet waren gemaakt.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij zij heeft verwezen naar eerdere jurisprudentie over de evenredigheid van EAB's. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.